• No results found

4. Methoden van Onderzoek

5.2. Kwalitatief onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven van het kwalitatieve onderzoek. Van iedere onderzochte variabelen worden de bevindingen weergegeven. Ter verduidelijking wordt er gebruik gemaakt van citaten van de respondenten. Elke variabele is onderverdeeld in subthema’s om een zo goed en gedetailleerd mogelijke analyse te kunnen maken. Zo bestaat werkdruk uit onderdelen als: werktempo, hoeveelheid werk, tijdsdruk en taken. In bijlage 4 is een scoretabel te zien, waarbij er per respondent is aangegeven hoe er wordt gescoord op iedere onderzochte variabele.

5.2.1. Werkdruk

Drie respondenten ervaren de werkdruk als bovenmatig hoog en drie respondenten hebben aangegeven de werkdruk licht hoog te vinden. Zes respondenten vinden de werkdruk goed handelbaar. Respondent 9 is een van de respondenten die de werkdruk als hoog ervaart:

“En wat ik ook wel heel erg merk is..., wat ik tijdens mijn studietijd nog wel deed..., was heel erg hard ergens naartoe werken en dan pieken en dan kun je erna even uitrusten. Maar dat kan hier gewoon niet want je blijft maar doorgaan. Dus je moet eigenlijk tussentijds meer rust nemen, maar dat is soms moeilijk omdat die werkdruk best wel hoog is.” (Respondent 9) Respondent 7 ervaart minder problemen met de werkdruk:

“Vrij gelijkmatig. Ik kan het zelf allemaal bepalen en schrijven. Ik werk zoveel als ik kan en, maar ja wel, binnen de werktijden. Weekend is weekend enzo. Maar… Ik haal geen nachten door om het af te krijgen op tijd. Dat doe ik per definitie niet.” (Respondent 7)

Werktempo

Respondent 1 vindt een hoog werktempo prima en vindt het een onderdeel van de persoonlijke stijl:

“That's the part of the personal style. I tend to work fast and I'm rather impatient. I wouldn't mind to work at a very high efficiency.” (Respondent 1)

Enkele respondenten, zoals respondent 2, geven aan dat het werktempo ook per fase kan verschillen:

“The first year was quite fast I think, but now it is just at a normal pace, it is at the pace it is supposed to be. But maybe it is a bit different from going to the masters to the PhD… that I

56 actually was a bit surprised and I couldn't manage, like it could have been personal, not just the program, but I think I have had all these difficulties in the first year.” (Respondent 2)

Hoeveelheid werk

Het hebben van veel taken en projecten zorgt er in een aantal gevallen voor dat de hoeveelheid werk soms te veel wordt, zoals bij respondent 9:

“Dus dat vond ik in het begin wel zwaar en zeker ook met het begeleiden van die studenten. Daar krijg je wel veel uit terug, maar je besteedt er best wel veel tijd aan en daardoor heb je heel veel verschillende dingen die tegelijkertijd lopen. Dat is echt wel iets waar je aan moet wennen en dat vond ik aan het begin ook erg zwaar om te doen. [....] Eh... Ja, de hoeveelheid werk vind ik hoog. Voornamelijk gewoon de hoeveelheid verschillende projecten die naast elkaar lopen. Je moet gewoon een hele strakke planning hebben en zorgen dat je..., want er komen heel veel mensen tussendoor en studenten die iets willen vragen of collega's die toch nog eventjes je hulp nodig hebben..., dat soort dingen. Dat je daar heel goed op moet letten.” (Respondent 9)

Soms is er hierbij sprake van momenten met een hoge piekdruk, doordat er geen gelijkmatige verdeling is van taken (onderwijs / onderzoek):

“Eh... als de taken wat meer gespreid zouden zijn... Dat je dus niet... Nou, het is wel fijn dat je een semester gewoon vol aan onderzoek kunt en een ander semester les ernaast hebt. Dus het is wel fijn dat het niet 100% verspreid is. Maar die dertig uur voor acht weken lang daar kon ik echt niks naast doen. [....] Als de piekdruk omlaag gaat in de taken. Dat zou het zijn. Ook als je een tentamen hebt en een week helemaal niks kan doen omdat je alleen maar aan het nakijken bent, dat is vervelend.” (Respondent 8)

Enkele respondenten geven aan dat de hoeveelheid werk niet in verhouding staat tot de uren in het contract:

“Veels te veel in vergelijking waar je voor betaald wordt en veels te veel wat je… ja het zou minder moeten zijn maar het is helaas niet minder, dat is het een beetje want in principe heb je een.. hier heb je een 36uur contract.” (Respondent 10)

De hoeveelheid werk kan ook verschillen per project, het ene staat al en het andere project moet nog helemaal worden opgezet, zoals respondent 11 aangeeft:

57 “I think it depends also from each person. So some people liking the project they are more luckier, they just join some project which is already started so they can get output faster than people… for instance: I started from zero there was no one doing anything before so I had to settle everything to start. So I think it depends.” (Respondent 11)

Tijdsdruk

Een aantal respondenten geeft aan te kampen met tijdsdruk, zoals respondenten 3 en 10: “Dus het is meer, ik denk werkdruk en soms ook..eh..ja misschien een beetje..managementstijl of druk, zeg maar dat er dan gewoon heel veel tegelijk moet gebeuren in een korte tijd en niet altijd..ehm..niet altijd op een manier die heel fijn is.” (Respondent 3)

“Je gaat eigenlijk steeds harder werken je gaat er meer proberen in te stoppen gaat meer uren maken want je probeert je verloren tijd eigenlijk in te halen dus werk je dan ook wel eens in het weekend en zo.” (Respondent 10)

Taken

De meeste respondenten hebben naast hun onderzoekstaak ook een onderwijstaak, meestal zo’n 10% van de tijd):

“Nou ja, je hebt een lestaak. Die verschilt, van jaar tot jaar, van punt tot punt... Vaak begeleid je ook studenten. Die doen dan jouw werk eigenlijk voor je, maar dan ben jij ze aan het aansturen. Dat valt half ook onder onderwijs, maar dat is toch heel anders, want het is niet iets wat je uit je eigen werk haalt, maar meer iets wat toevoegt, wat je teruggeeft aan je eigen werk.” (Respondent 8).

Respondent 9 heeft een bijzonder onderwijs contract, waarbij een derde van de tijd dient te worden besteed aan onderwijs:

“Daardoor is er toen binnen het (...), het instituut, een promotieplek gecreëerd, waarbij er dan een derde van de tijd aan onderwijs besteed moet worden.” (Respondent 9)

Maar bij het opstellen van een contractduur wordt geen rekening gehouden met deze extra onderwijstaken, er blijft dan minder tijd over voor onderwijs:

“Ik moet meer onderwijs geven dan de meeste promovendi, maar ik heb er geen extra tijd voor gekregen. Dus ik moet eigenlijk mijn onderzoek in minder tijd afkrijgen.”(Respondent 9)

58 Respondent 12, een internationale buitenpromovendus, geeft aan dat het voor haar niet mogelijk is om onderwijs te geven:

“No, as a guest PhD researcher, apparently, but nobody told me, I found out throughout my years here, that I could not teach. This was not nice for me.” (Respondent 12)

5.2.2. Autonomie

Zeven respondenten geven aan inhoudelijk veel autonomie te ervaren tijdens hun promotietraject. Eén respondent geeft aan inhoudelijk weinig te kunnen sturen. De overige respondenten worden inhoudelijk licht gestuurd. Alle respondenten hebben redelijk tot veel autonomie om hun promotietraject te plannen, waarvan er één respondent heeft aangegeven dat dit wel periode-afhankelijk is. Alle respondenten ervaren flexibele werktijden en de mogelijkheid om zelf de dag in te kunnen delen. Veel respondenten noemen dit ook als reden waarom ze een PhD zijn gaan doen. Geen van de respondenten heeft aangegeven extern beinvloed te worden door een andere partij omtrent de promotie.

Inhoudelijke autonomie

Respondenten 8, 6 en 4 ervaren inhoudelijk veel autonomie in hun werk:

“Ik heb het idee dat ik gewoon helemaal zelf kan beslissen wat ik doe.” (Respondent 8)

“Uhm, ja ik ervaar het als best wel goed. Ik heb het gevoel dat ik best wel veel autonomie heb. Misschien zijn zij wel erg goed in het mij onbewust sturen zodat ik autonomie ervaar. Maar ik denk dat het wel redelijk goed zit.” (Respondent 6)

“Ik heb op zich geen deadlines. En ik ben helemaal zelfstandig in wat ik uitzoek en wat ik opschrijf.” (Respondent 4)

Een enkeling vindt teveel vrijheid juist weer een nadeel:

“I had total freedom. Not that it's good but that's how it went.” (Respondent 12)

Een aantal respondenten ervaart inhoudelijk sturing van de promotor(s), zoals respondenten 9, 12 en 10):

“Nou in het begin had ik heel erg het idee dat ze mij een richting op willen sturen. Dat is denk ik nog steeds wel zo. Maar dat is wel minder geworden.” (Respondent 9)

59 “Yes, you have to write the way he expects you to, and he has his standards and you have to be as good as he wants you to be.” (Respondent 12)

“ja precies, maar je hebt dus wel een deel inbreng. Waar er geen ruimte voor is, is compleet risicovolle ideeën. Dus je bent niet compleet vrij om te doen en laten wat je wilt.” (Respondent 10)

Deze inhoudelijke sturing van de promotor is niet tot ieders tevredenheid, zoals bij respondent 2:

“But yeah in terms of project I think I would have preferred more flexibility on how to do it. Because in the end you have to discuss it with your supervisor. Maybe that is not the way it should be. But you know I sometimes have different opinions in how to do something. Like in a scientific way, programming way. So sometimes I disagree with my supervisor and normally we come to agreement but it is mostly closer to his initial thoughts.” (Respondent 2)

Autonomie in planning

De meeste promovendi kunnen hun traject zelf plannen of ervaren hier vrij veel autonomie in: “Nou wel redelijk vrij Ik kan heel erg mijn eigen indeling maken. Mijn co-promotoren stellen wel regelmatig deadlines voor, maar als dat echt niet gaat dan kan ik overleggen van joh... dit gaat echt niet, kan dit niet op een andere manier?” (Respondent 9)

“I have rather large freedom, the workflow and how I manage my time and the progress of my project so I rarely feel urged by my supervisor to do this and that which is a rather laidback and relaxed atmosphere in our group.” (Respondent 1)

Een enkeling vindt het nadelig dat de planning zo vrij gelaten wordt, zoals respondent 8: “Nou ja, mijn begeleider is zowiezo iemand die geen deadlines stelt en ik heb wel snel geleerd dat ik die hard nodig heb. [...] Want ik ben nog steeds heel slecht in realistische deadlines. Dan zeg ik wel: volgende week heb ik al die dingen af... Never nooit dat dat in een week gaat lukken!” (Respondent 8)

Respondent 3 geeft aan dat de mate van autonomie per fase kan verschillen:

“Wisselend denk ik. Er zijn periodes dat ik heel veel vrijheid heb. Om het in te delen zoals ik wil. En periodes waar dat juist niet is. Dat hangt heel erg samen met omdat ik werk voor een

60 groter project. Periodes waarin er heel veel data verzameld moet worden bijvoorbeeld.” (Respondent 3)

Autonomie in werktijden

Alle respondenten ervaren flexibele werktijden en de mogelijkheid om zelf de dag in te kunnen delen:

“Ja, er is bijvoorbeeld een collega van mij die gaat vaak tussen de middag sporten. En er zijn mensen die beginnen heel vroeg, en die gaan dan ook eerder weg. En anderen werken dan weer langer door. Er wordt in principe niet echt scheef naar gekeken.” (Respondent 8)

5.2.3. Work-life balance

Bij vijf respondenten is de verhouding werk-privé goed in balans. Vier respondenten geven aan (te) weinig vrije tijd te hebben. De overige 3 respondenten hebben soms iets minder vrije tijd.

Vrije tijd

Een aantal voorbeelden van respondenten die weinig vrije tijd ervaren:

“En je hebt altijd het idee dat het niet goed genoeg is. Dat je nog harder moet werken en dat je nog meer weekenden moet opofferen, want dan is het eindelijk een keer af en dan kunnen we eindelijk een keer naar iets anders. Maar dat kan je blijven zeggen en je kan weekenden blijven opofferen.” (Respondent 8)

“The thing is: you must accept you have no Christmas, you have no Valentine's Day, you have no birthday… […] If you're idea of life is to go partying every week, then no, you will not have time for your PhD. So, it's a time of sacrifice. And it's a time of self-discipline. And you have to find your own tools to go through the process in balance.” (Respondent 12)

“Nee! Het.. Ik bedoel vorig jaar had ik 1 week vakantie genomen.” (Respondent 10)

“I would say a little bit negative. I would be happy if I could have my weekend only for my personal.” (Respondent 11)

Respondent 10 geeft aan dat het soms zelfs niet eens mogelijk is om dagen vrij te nemen: “ATV dagen mogen we überhaupt niet eens nemen. Terwijl, je zou argumenteren dat als je 40 uur per week werkt, dan zou je om de 2 weken een dag vrij mogen nemen. Dat wordt niet gewaardeerd. Vakantiedagen hebben we wel, kunnen we niet opmaken omdat we gewoon…

61 we moeten gewoon ook werken. Het onderzoek… het is… enerzijds je wilt minder werken maar anderzijds… Je bent verantwoordelijk voor je eigen onderzoek. Dus je voelt ook dat je het gewoon verder moet brengen.” (Respondent 10)

Schuldgevoel

Een aantal respondenten geeft aan te worstelen met schuldgevoel als zij zaken niet op tijd afkrijgen:

“De boog kan niet altijd gespannen zijn. En dan ga je je schuldig voelen over dat je minder bereikt hebt dan een paar weken geleden toen je er werkte… En op een gegeven moment wordt het in plaats van een motivatie die je duwt, wordt het schuld die je “trekt”. En dan begint het heel schadelijk te worden eigenlijk.” (Respondent 8)

“Yeah, because you think, when you are a PhD, it is only when you are here in the office, but I started to realize that I always have this clock ticking at the back of my head.” (Respondent 2)

“Considering the challenge of the project it was quite ok, I am satisfied with the results and overall. But I always have the feeling that I could have done better. It is quite difficult if you are in the science field it always feels like you can do better.” (Respondent 11)

Het is opvallend dat veel respondenten wel in staat zijn om hun eigen werktijden te bepalen (autonomie), maar toch druk ervaren om in het weekend te moeten/willen werken:

“Ja, maar eigenlijk zou ik geholpen willen worden met wat meer…, het oke te vinden om niet in het weekend door te werken.” (Respondent 8)

“I go there at this time and come back at this time it is finished. Those kind of things that are like robotic things, I can still do. […] Exactly, I’ve never been like that. I am not flexible at all. Like I say, I have a schedule, and if it does not fit into that schedule then the answer is no.” (Respondent 2)

Werk is er altijd

Respondenten 9, 2 en 10 geven aan dat het het promoveren hun leven is en dat het dus altijd op de achtergrond aanwezig is:

“Omdat ik de neiging heb om mijn eigen privé dingen niet stop te zetten... Maar dan merk ik dat dat wel weer extra druk geeft. Dat ik dan eigenlijk meer wil werken maar daar dus niet de

62 tijd voor hebt omdat je dan andere afspraken hebt. Dus dat vind ik nog een beetje schipperen...” (Respondent 9)

“But at least for me, I see this period, as a period of 4 year pause of my private life.” (Respondent 2)

“Ook als je thuis zit onder de douche zal je ook vaak denken aan werk. Dat soort dingen. Omdat het een deel van je is. Het is je onderzoek. En in a sense is het soort van je eigen baby. Zo zou je het soort van kunnen beschrijven. Daar denk je gewoon ook vaak aan. [...]Nou ja… ik zal eerlijk zeggen, binnen het PhD office is dat al serieus een gespreksstof geweest of we niet inderdaad een bed een keer neer moeten zetten of een bank. Want ik ben niet de enige.” (Respondent 10)

Zelfsturing

Een aantal promovendi is in staat door middel van zelfsturing een goede werk-prive balans te houden, zoals de respondenten 12 en 3:

“So the PhD is very much about…, creating the space for things to happen. It's a metaphor for life. It's not a normal experience. And it should be considered as such. It's a time where you learn a lot about yourself and how to deal with your life, on an everyday basis. So it's much more than just the research. And it's something that will structure you as a human being. How independent are you? And how capable are you to solve your own question.” (Respondent 12)

“Hoe doe ik dat? Nou er zijn wel een paar dingen die ik concreet doe. Ik probeer mijn werk standaard tussen 9 en 5/6 te doen. Ik heb het voordeel, maar dat is ook een bewuste keuze, dat ik heel dicht bij mijn werk woon. Dus als ik tot 6 uur werk, dan ben ik alsnog om 7 uur klaar met eten en heb ik de avond helemaal vrij. Zelfs als ik wel een keer avonden doorwerk en zo, dan mail ik in principe niet terug naar mijn begeleiders, tenzij het echt niet anders kan natuurlijk, na 5, voor 9 of in de weekenden.” (Respondent 3)

En respondenten die juist wat minder goed zijn in zelfmanagement, zoals de respondenten 10 en 8:

“Ik had geprobeerd toen ik begon aan min PhD, om niet langer dan 8 uur te werken, dus dat was mijn eerste goal. 1e jaar vaak genoeg gefaald. Tweede jaar was het van 'Ok, ik probeer

63 niet later dan 10 uur te komen' 2e jaar ga je daar ook over heen. En nu is het het 3e jaar en nu probeer ik naar huis te gaan wanneer het kan.” (Respondent 10)

“Eh…, ik vind het natuurlijk heel erg leuk wat ik doe, en vandaar ook dat ik er zoveel energie en tijd in steek. Maar ik vind het ook moeilijk om dat dan op een gegeven moment minder te doen, want er zijn ook andere dingen belangrijk in het leven dan alleen je onderzoek doen…” (Respondent 8)

5.2.4. Prestatiemanagement

Zes respondenten geven aan een hoge publicatiedruk te ervaren. Drie respondenten voelen een extra hoge druk om te presteren vanuit de promotor. Zes respondenten geven aan dat de prestatiedruk wordt veroorzaakt door toekomstige carrière kansen. Financiële druk tijdens het promotietraject komt bijna niet voor bij de respondenten. Sommige respondenten zouden wel wat meer financiën willen hebben om wat extra’s te kunnen doen tijdens het promotietraject. Ook wordt financiële druk genoemd als respondenten na het promoveren verder willen met een vervolgproject. Externe druk wordt nauwelijks genoemd door de respondenten.

Publicatiedruk

Enkele voorbeelden van respondenten die publicatiedruk ervaren:

“Nou publicatiedruk die ervaar ik wel ja voornamelijk vanuit mijn begeleiding wordt daar... vooral op de eerste publicatie wordt heel erg op gehamerd dat ik die zo snel mogelijk de deur

GERELATEERDE DOCUMENTEN