• No results found

Om te voldoen aan de in hoofdstuk 2 beschreven doelstelling van Haaglanden, dat in 2015 70% van de bushaltes en in 2025 100% van de tramhaltes toegankelijk moet zijn, zal met spoed moeten worden begonnen aan integraal toegankelijk

busmaterieel, aan verbetering van de informatie en aan verbetering van ca. 1360 bushaltes en ca. 150 tramhaltes.

Veel werkzaamheden om tot toegankelijke haltes te komen zijn voor alle

wegbeheerders hetzelfde. Haaglanden biedt aan om deze werkzaamheden voor hen te verzorgen.

Voor financiering zullen diverse bronnen moeten worden aangeboord zoals het mobiliteitsfonds en extra subsidiëring door Verkeer en Waterstaat.

12.2 Facilitering wegbeheerders

Omdat veel werkzaamheden om tot toegankelijk haltes te komen voor alle

wegbeheerders hetzelfde zijn, en bij een groter volume haltes lagere prijzen kunnen worden bedongen, biedt Haaglanden aan om deze werkzaamheden voor hen te verzorgen. Gedacht kan worden aan het opstellen van een meerjarenplanning voor het toegankelijk maken van haltes en de omgeving daarvan, aan het op uniforme wijze beschrijven van een toegankelijke halte en daarvoor een kostenraming te maken, aan monitoring van de huidige staat van de haltes en aan, als meerdere wegbeheerders daaraan behoefte hebben, het maken van afspraken met aannemers om deze haltes aan te passen.

In 2006 is voor de inventarisatie van de huidige staat van de haltes naar schatting

€ 50.000 nodig. De kosten van de facilitering worden begroot op € 30.000 per jaar.

12.3 Kosten toegankelijk busmaterieel

Via eisen aan nieuwe concessiehouders met betrekking tot de inzet vanaf september 2008 van nieuwe bussen en vervanging en aanpassing van oud materieel zullen in 2015 alle bussen voldoen aan de door Verkeer en Waterstaat geformuleerde eisen (bijlage 1) en zijn voorzien van een elektrisch bedienbare oprijplaat.

Fase 1

Inbouw van een elektrisch bedienbare oprijplaat in nieuwe bussen kost € 5.000 per bus.

In de voorwaarden van de concessie Den Haag Bus, ingaande september 2008, wordt de eis opgenomen dat alle 150 bussen voldoen aan de eisen uit het Voertuigreglement. Minimaal 100 daarvan zijn voorzien van een elektrische oprijplaat.

In de voorwaarden van de concessie streekvervoer en stadsvervoer Delft en Zoetermeer per september 2008 wordt de eis opgenomen dat alle, dan nog, 135 bussen voldoen aan de eisen uit het Voertuigreglement. Minimaal 90 daarvan zijn voorzien van een elektrische oprijplaat.

In totaal 190 nieuwe bussen hebben op deze wijze per 1 september 2008 een elektrisch bediende oprijplaat. Totale in de aanbesteding opgenomen investering is 190 x € 5.000 = € 850.000.

Fase 2:

Alle bussen die vanaf september 2008 worden aangeschaft voldoen aan de eisen van het Voertuigreglement en hebben een elektrisch bedienbare oprijplaat. Met

Beleidsplan toegankelijk OV in Stadsgewest Haaglanden – juni 2006 22

uitzondering van de bussen die t/m 2015 worden vervangen wordt in de overige bussen tussen september 2008 en eind 2015 een dergelijke plaat ingebouwd. Voor deze bussen worden de kosten van ca. € 8.500 per oprijplaat (investering plus inbouwkosten) door Haaglanden gedragen.

Het vanaf september 2008 t/m 2015 laten inbouwen van een elektrisch bediende oprijplaat in maximaal 95 bussen kost maximaal ca. € 800.000.

12.4 Kosten verbeteren haltes

Bij de beschrijving van de vier soorten normhaltes (zie 8.2) zal worden aangegeven wat de normkosten voor aanpassing van een volledige halte en van de onderdelen zijn.

Vooruitlopend op een gedetailleerde berekening van de normkosten voor het toegankelijk maken van bushaltes is bij de volgende raming gerekend met € 18.500 voor aanpassen van een volledige halte, met € 4.500 voor gedeeltelijke aanpassing en € 7.400 voor aanpassen via werk met werk.

De geraamde kosten zijn dan:

• 70% van de 1360 bushaltes (= 960 haltes) wordt volledig toegankelijk gemaakt.

Kosten: 960 x € 18.500 = € 17,8 mln.

• 20% van deze 1360 haltes (= 270 haltes) kan niet volledig toegankelijk worden gemaakt. Kosten: 270 x € 4.500 = € 1,2 mln.

• 10% (= 136 haltes) wordt aangepast via werk met werk.

Kosten: 136 x € 7.400 = € 1,0 mln.

Voorlopig geraamde totale kosten voor aanpassing van de bushaltes zijn € 20 mln..

HTM heeft meegedeeld dat ca 150 tramhaltes nog niet de voor toegankelijkheid noodzakelijke hoogte van 30 cm. hebben. Volgens berekeningen in Amsterdam kost het aanpassen van tramhaltes ca. € 40.000 per halte. Wat de kosten van het

aanpassen van tramhaltes in Haaglanden zijn kan pas worden bepaald als de situatie van de tramhaltes in kaart is gebracht. Bij de berekening van de kosten van

aanpassing van tramhaltes wordt voorlopig uitgegaan van 150 tramhaltes à

€ 40.000. Totale geraamde kosten € 6 mln..

12.5 Kosten toegankelijke informatie

voor het toegankelijk maken van de informatie is in 2006 € 100.000 en van 2007 t/m 2011 € 150.000 per jaar benodigd.

12.6 Kosten informatie en communicatie over het project

Voor het geven van informatie over het project is van 2006 t/m 2011 per jaar

€ 10.000 benodigd.

12.7 Financieringsbronnen 12.7.1 Haaglanden

Indien het algemeen bestuur hiermee akkoord gaat heeft Haaglanden van 2006 t/m 2011 maximaal € 10 mln. beschikbaar uit het mobiliteitsfonds. Daarnaast is vanaf 2012 een deel van de, ten behoeve van. toegankelijk openbaar vervoer en DRI uit de in het uitvoeringsprogramma van de Regionale Nota Mobiliteit aangegeven, € 25 mln. beschikbaar.

12.7.2 Verkeer en Waterstaat

Om de doelstelling te kunnen realiseren zal uit andere bronnen een financiële bijdrage moeten komen. De minister van Verkeer en Waterstaat geeft in een in mei 2006 aan de Tweede Kamer gezonden brief aan dat landelijk een bijdrage ad € 87 mln. voor de aanpak van bushaltes t/m 2015 beschikbaar zal worden gesteld. De eisen, waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor die subsidie, staan beschreven in § 8.7. In een nota, waarin is aangegeven hoe het ministerie dit bedrag wil verdelen, wordt voor Haaglanden een bedrag van € 3,5 mln. genoemd.

12.7.3 Exploitatiebijdrage vervoerders

Voorgesteld wordt om vanaf september 2008 de tot dat moment aan vervoerders voor toegankelijk materieel uitgekeerde € 350.000 per jaar niet meer uit te keren maar te reserveren voor elektrische oprijplaten en toegankelijke haltes.

In de aanbestedingseisen wordt opgenomen dat 190 bussen met ingang van 1 september 2008 zijn voorzien van een elektrisch bedienbare oprijplaat. De totale investeringskosten van € 850.000 zijn onderdeel van het totale bod van de inschrijvende partijen.

12.8 Financiering toegankelijk materieel

Zoals in de hoofdstukken 7. 3 en 7.4 is beschreven hebben via de aanbesteding per 1 september 2008 in totaal 190 nieuwe bussen een elektrisch bediende oprijplaat.

Totale investering is € 850.000. Dit volledige bedrag is onderdeel van het totale bod van de inschrijvende partijen. De overige 95 bussen zullen vanaf 2009 t/m 2015 geleidelijk worden voorzien van een dergelijke oprijplaat. De daarvoor benodigde

€ 0,8 mln. (= € 115.000 per jaar) wordt gefinancierd uit het na 1 september 2008 aan vervoerders niet meer uitkeren van een bedrag dat ze tot die datum voor het toegankelijk maken van het materieel geoormerkt kregen uitgekeerd.

12.9 Financiering toegankelijke haltes

Totale geraamde kosten voor het toegankelijk maken van bushaltes in de jaren 2006 t/m 2015 zijn € 20 mln. (zie 12.4). € 9 mln. komt in de jaren 2006 t/m 2011

beschikbaar uit het mobiliteitsfonds van Haaglanden. € 3,5 mln. komt tussen 2007 en 2010 beschikbaar via Verkeer en Waterstaat. Vanaf 1 september 2008 is € 1,7 mln. beschikbaar door het na 1 september 2008 aan vervoerders niet meer uitkeren van een bedrag dat ze tot die datum voor het toegankelijk maken van het materieel geoormerkt kregen uitgekeerd. De ontbrekende ca € 6,6 mln. kan worden

gefinancierd uit het voor toegankelijk openbaar vervoer in het uitvoeringsprogramma van de Regionale Nota Mobiliteit aangegeven bedrag.

Beleidsplan toegankelijk OV in Stadsgewest Haaglanden – juni 2006 24

Voor de 150 tramhaltes, die nog niet de vereiste hoogte van 30 cm. hebben, is naar schatting tussen 2016 en 2025 € 6 mln. nodig. Ook deze kosten kunnen worden gefinancierd via het uitvoeringsprogramma van de Regionale Nota Mobiliteit.

12.10 Financiering toegankelijk reisinformatie en informatie/communicatie

Uit de uit het mobiliteitsfonds beschikbaar te stellen € 10 mln. wordt tot en met 2011

€ 900.000 voor verbetering van de reisinformatie (zie hoofdstuk 9) en € 60.000 voor informatie en communicatie over het project Toegankelijkheid OV (zie hoofdstuk 11) beschikbaar gesteld.

12.11 Samenvatting financieringsbronnen en financiering per jaar (alle bedragen x1mln) 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016/

2025 totaal

12.12 Samenvatting kosten per jaar (alle bedragen x 1 mln)

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016/

2025 totaal

¹) via normale vervanging en aanbesteding ²) via normale vervanging

12.13 Bijdrage Haaglanden aan wegbeheerders

Vanuit zijn verantwoordelijkheid als opdrachtgever voor het openbaar vervoer is het Stadsgewest binnen zijn mogelijkheden bereid om de normkosten voor het

toegankelijk maken van openbaar vervoer, zoals in deze nota beschreven, te financieren (inclusief VAT). Aanvragen kunnen worden ingediend conform de subsidieregeling voor verkeer- en vervoerprojecten. Zij zullen alleen worden gehonoreerd als het een halteaanpassing betreft die wordt uitgevoerd volgens de gedetailleerde planning die uiterlijk 1 december 2006 bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat moet zijn ingediend.

Begin april 2006 is een workshop gehouden over het onderwerp toegankelijke haltes.

Aan deze workshop is deelgenomen door ambtenaren van alle wegbeheerders binnen Haaglanden. Hierin is een oproep gedaan om voortaan uitsluitend haltes aan te passen en aan te leggen die voldoen aan de criteria zoals in deze nota zijn

opgenomen. Haaglanden is bereid om alle haltes, die na 1 april 2006 zijn aangepast, te subsidiëren met de op die halte van toepassing zijnde normbedragen.

VV/JL/juni06

Bijlage 1

Toegankelijkheid en bruikbaarheid van het busmaterieel

(specificatie van normen uit brief van Verkeer en Waterstaat d.d. 8 april 2005)

Doelstelling is: alle nieuwe stads- en streekbussen die tot en met 2010 (en daarna) in bedrijf worden genomen voldoen aan de wettelijke eisen van toegankelijkheid en bruikbaarheid, zoals opgenomen in het Voertuigreglement ( in verwijzing naar bijlage VII van de EU richtlijn 2001/85/EG) en beschreven in het handboek

“Toegankelijkheid collectief personenvervoer” van het CROW. Het streven is hierbij om zoveel mogelijk te komen tot 100% toegankelijk busmaterieel in 2010. Alleen nog niet afgeschreven bussen (ondermeer Interliners), inhuur en reservematerieel zijn dan nog mogelijk niet toegankelijk op grond van deze eisen en normen.

In het Voertuigreglement staat dat stadsbussen die na 12 februari 2004 in gebruik zijn genomen voorzien dienen te zijn van toegankelijkheidsvoorzieningen die voldoen aan de eisen uit bijlage VII van de bovengenoemde EU-richtlijn. Verder is er in het Voertuigreglement bepaald dat als streekbussen toegankelijk zijn, deze aan dezelfde eisen dienen te voldoen als de stadsbussen. Gezien het uitgangspunt dat alle nieuw in gebruik te nemen bussen in het stads- en streekvervoer toegankelijk zijn, gelden de eisen uit het Voertuigreglement en Bijlage VII ook voor de streekbussen.

Voor stads- en streekbussen passen de OV-autoriteiten de volgende bepalingen toe in de concessies, die in bijlage VII verder zijn uitgewerkt:

- Stadsbussen (volgens de EU-richtlijn klasse 1, met een capaciteit van meer dan 22 personen) en streekbussen (EU-richtlijn klasse II, meer dan 22 personen) zijn toegankelijk voor personen met een mobiliteitshandicap, inclusief

rolstoelgebruikers (conform eisen EU-richtlijn/Voertuigreglement).

- De bussen dienen te zijn voorzien van een lage vloer of knielsysteem of oprijplaat die voldoen aan de eisen uit de EU-richtlijn/Voertuigreglement.

- De bussen zijn voorzien van inrichtingen voor personen met een

mobiliteitshandicap en/of rolstoelgebruikers, die voldoen aan de voorschriften.

- Er dienen in een stadsbus minimaal 4 zitplaatsen en in een streekbus minimaal 2 zitplaatsen bestemd te zijn voor mensen met een functiebeperking.

- De rolstoelruimte (wettelijke eis: ruimte voor minimaal één rolstoel) dient voorzien te zijn van een bevestigingssysteem dat de stabiliteit van de rolstoelen waarborgt (zie EU-richtlijn bijlage VII lid 3.8.1.1 – 3.8.2.11). Als alternatief kan de rolstoelruimte zodanig worden ontworpen dat de rolstoelgebruiker met de rolstoel naar achter gericht tegen een steun of rugleuning wordt geplaatst onder een aantal in de richtlijn genoemde voorwaarden.

- Er wordt voldaan aan de eisen uit de EU-richtlijn ten aanzien van de bruikbaarheid van de bus, ondermeer de inrichting en uitrusting, de communicatiemiddelen, de toegang, de stahoogte, de verlichting, het

knielsysteem en de oprijplaat, het aanbrengen van kleurcontrasten en de hoogte van de deurbediening voor de deur voor rolstoelgebruikers op maximaal 1.30 meter.

Opmerkingen Haaglanden:

1. Vanwege de zeer hoge kosten om bestaand materieel volledig toegankelijk te maken zal bestaand bus- en trammaterieel geleidelijk worden vervangen door toegankelijk materieel. Het streven is hierbij om via deze weg van de

Beleidsplan toegankelijk OV in Stadsgewest Haaglanden – juni 2006 26

geleidelijkheid te komen tot volledig toegankelijk busmaterieel in 2015 en trammaterieel in 2025.

2. Alle bussen moeten uiterlijk 2015 zijn voorzien van een elektrisch te bedienen oprijplaat.

3. Alle voorzieningen die van belang zijn voor het kunnen maken van een reis moeten toegankelijk zijn voor iedereen. Dit betekent niet dat bijvoorbeeld het hele voertuig toegankelijk moet zijn.

Het gebruik van hulpmiddelen is toegestaan, mits deze vallen binnen de gedefinieerde maten van een rolstoel.

De maximale afmetingen voor een rolstoel zijn 900 mm (b) x 1300 mm (l), conform ISO norm 7193. Hieronder vallen de met de hand aangedreven rolstoelen conform NEN-EN-12813 (nl). Elektrisch aangedreven rolstoelen en scooters vallen hier dus buiten.

Bijlage 2

Basiscriteria toegankelijke halte

(specificatie van normen uit brief van Verkeer en Waterstaat d.d. 1 juni 2005)

In overleg met collega overheden is een aantal breed gedragen basiscriteria

geformuleerd voor een toegankelijke halte. Op deze wijze wordt een zo veel mogelijk uniforme aanpak gestimuleerd, zodat de gebruikers weten waar zij aan toe zijn. De gestelde criteria zijn ontleend aan ervaringen in het land en het handboek van het CROW (uitgave 219c). Het gaat hierbij om criteria die de basisfunctionaliteit van de halte beschrijven. Voor alle duidelijkheid gaat het hier niet om wettelijke eisen; het zijn veeleer wenselijke minimale voorwaarden om te kunnen spreken van een toegankelijke halte. Daarnaast kunnen meer voorzieningen worden toegepast.

Een toegankelijke halte kan worden gedefinieerd als een halte waarbij het in- en uitstappen met minimale afstand tussen halte en voertuig plaatsvindt en waarbij de overige voorzieningen (reisinformatie, breedte perron, etc.) afgestemd zijn op de doelgroepen. In de praktijk wordt bij de meeste toegankelijke haltes een hoogtenorm gehanteerd van 18 cm, gecombineerd met een lage vloerbus die kan knielen en is uitgerust met een oprijplaat. Bij een perronhoogte van rond de 30 cm zijn lage vloerbussen zonder hulpmiddelen toegankelijk, maar dit is vaak moeilijk inpasbaar in het wegontwerp en lastig te verenigen met Duurzaam Veilig. Ook is een goede haltetoegankelijkheid wat betreft de aanloop lastiger en zijn deze haltes moeilijk aan te rijden voor buschauffeurs. Dergelijke haltes vereisen in feite vrijliggende

infrastructuur.

Basiscriteria toegankelijke bushalte uit de brief van Verkeer en Waterstaat d.d. 1 juni 2005:

Hoogte perron

- Minimaal 18 cm in combinatie met een lage vloerbus met knielsysteem of oprijplaat (Met een lage halte (10-12 cm) is geen gelijkvloerse in- en uitstap te realiseren).

Afstand tussen halte en voertuig

- Horizontaal aanbevolen maximum 5 cm.

- Verticaal aanbevolen maximum 5 cm.

Haltebreedte

- Minimaal 1,50 meter op de plaats van zowel in- als uitstappen.

Bruikbare routes

- Geleidelijnen, met ribbelprofiel (speciale tegels of opgespoten), daar waar natuurlijke gidslijnen onvoldoende oriëntatie bieden;

- Attentiemarkeringen, bijvoorbeeld met klanktegels en noppenprofiel;

- Visuele blokmarkering perronrand en busdeur (geen reliëf, dit kan tot verwarring leiden).

Naast dit basispakket zijn er vanzelfsprekend allerlei extra voorzieningen aan te brengen. Een abri is hiervan een belangrijk voorbeeld. Een toegankelijke abri is geen vanzelfsprekendheid. De maatvoering dient voldoende te zijn, er dienen geen

drempels te zijn en de plaatsing en de markeringen zijn van belang. Voor uitgebreide

Beleidsplan toegankelijk OV in Stadsgewest Haaglanden – juni 2006 28

informatie wordt verwezen naar het CROW-handboek. Voorzieningen in de sfeer van reisinformatie mogen op een toegankelijke halte niet ontbreken.

Opmerkingen Haaglanden:

1. bij een perronhoogte van >18 cm is de kans aanwezig dat de bodemvrijheid (vrije ruimte tussen de onderkant van de bus en het wegoppervlak) te gering is waardoor de bus met de voor- en/of achteroverhang over het perron schuurt en er schade ontstaat. Door hiermee met de lengte van het halteperron en de hoogte van begin- en einde rekening te houden is dit te voorkomen. De kosten en het ruimtegebruik zijn (aanzienlijk) lager als de halte rechtstandig kan worden aangereden en er ook weer rechtstandig van kan worden weggereden.

Dit heeft te allen tijde de voorkeur.

2. De verschillende hoogtes en spleetbreedte van de drie typen haltes kunnen worden opgevangen door gebruik van het knielsysteem, van de oprijplaat of door geleidingssystemen langs de haltes. Haaglanden neemt in het basispakket voor een toegankelijke halte als geleidingssysteem een perronband met een speciaal geleidingsprofiel op om er voor te zorgen dat de chauffeurs met de bus zo strak mogelijk langs het perron halteren.

Bijlage 3

Toegankelijke reisinformatie

(specificatie van normen uit brief van Verkeer en Waterstaat d.d. 8 april 2005)

De doelstelling is: eind 2010 is de informatievoorziening zoveel mogelijk afgestemd op reizigers met een functiebeperking en voldoet aan de uitgangspunten uit het handboek “Toegankelijkheid collectief personenvervoer” van leesbaarheid en begrijpelijkheid, verstaanbaarheid en opvallendheid. Het gaat hierbij zoals gezegd om reizigers die wel in staat zijn om zelfstandig of met begeleiding te reizen en om rolstoelen die qua dimensionering passen binnen de Europese normen. De informatie wordt op een zodanige wijze aangeboden dat deze waar mogelijk voor alle reizigers toegankelijk, bruikbaar, bereikbaar en begrijpelijk is.

De informatievoorziening zal uiterlijk eind 2010 zoveel mogelijk voldoen aan de volgende uitgangspunten:

Ten behoeve van motorische functiebeperkingen:

- Duidelijke verwijzingen naar rolstoelvoorzieningen en eventuele hulp bij in- en uitstappen.

- Hoogte vertrekstaten en informatiepanelen tussen 1,4 en 1,6 meter ') - De hoogte van eventuele toetsen(bord) en of touchscreens is 0,92 meter

(onderkant scherm) ²).

Ten behoeve van mensen met visuele en cognitieve beperkingen:

- Leesbaarheid en opvallendheid: voldoende lettergrootte, voldoende kleurcontrasten en pictogrammen.

- Hoogte vertrekstaten en informatiepanelen tussen 1,4 en 1,6 meter ').

- Verlichting op de halte bij onvoldoende omgevingsverlichting.

- Aanduiding lijnnummers met grote en duidelijk letters.

- Omroepen van halte- en uitzonderingsinformatie in het voertuig en op vervoersknooppunten en grote busstations.

- Toepassen van analoge tijdsaanduiding.

Ten behoeve van mensen met auditieve beperkingen:

- Uitzonderingsinformatie op displays of interactieve informatiezuilen, op vervoersknooppunten en grote busstations.

- Ringleiding in de bus.

De meeste uitgangspunten zijn in het handboek “Toegankelijkheid collectief personenvervoer” nader beschreven in het hoofdstuk over reisinformatie.

Opmerkingen Haaglanden:

') deze maten zijn gemiddelden

²) conform het Bouwbesluit moet alles dat met de hand wordt bediend liggen tussen 90 en 120 cm.