• No results found

De totale kosten van het waterbeheer door publieke organisaties, inclusief drinkwaterbedrijven, in Nederland bedragen € 6,67 mld Euro per jaar (Water in Beeld, 2012 [66]). Hiervoor dragen waterschappen 42%, drinkwaterbedrijven 21%, gemeenten 20%, het ministerie van Infrastructuur en Milieu 15% en provincies 2%. Wanneer hier de eigen dienstverlening, voornamelijk door industrie en landbouw (bijvoorbeeld voor de winning van water, zuivering, drainage en opslag van water), wordt opgeteld, bedraagt het totaal iets meer dan € 7,5 mld. Daarnaast wordt €1,3 mld besteed aan vaarwegbeheer. Samen is dit is ruim 1% van het BBP (Water governance in the Netherlands [67]).

De kosten voor het waterkwaliteitsbeheer worden sterk bepaald door de gehanteerde definitie (bereiding van drinkwater, waterzuivering, afvoer via riolering). De gebiedsgerichte KRW maatregelen maken een klein onderdeel uit van kosten van het waterbeheer (ongeveer 5%) en uitvoering van de KRW draagt dan ook zeer gering bij aan de ontwikkeling van de lasten. De toekomstige kostenstijging is vooral te verwachten door vervanging van riolering en extra investeringen voor waterveiligheid. Van de totale wateruitgaven van een huishouden (ongeveer € 600 per jaar) gaat ongeveer 5 - 10%8 naar gebiedsgerichte KRW maatregelen (Ecorys, 2012 [77]). Dit bedrag is vergelijkbaar met schattingen van de betalingsbereidheid van burgers voor verbetering van de waterkwaliteit (Ex ante evaluatie 2008 [12], tabel 5.5).

De drinkwatersector schat dat er over heel Nederland in de periode 2015 - 2021 jaarlijks € 35 miljoen extra kosten gemaakt moeten worden door drinkwaterbedrijven bovenop de huidige zuiveringsinspanningen om de toenemende verontreiniging met (nieuwe) chemische stoffen uit drinkwater te houden (Belangrijke waterbeheerkwesties [48]). Er is echter geen sprake van stijging van de tarieven, doordat deze extra kosten worden opgevangen door besparingen elders in de productie van drinkwater.

Er zijn regionale verschillen in de kosten van de maatregelen. In hoog Nederland is met name afvoer van belang en zijn projecten veelvuldig gericht op beekherstel (oeverinrichting, hermeandering, etc.). In laag Nederland is in verhouding meer stilstaand water in meren en plassen en poldersloten. Daar komt de chemische kwaliteit eerder tot uiting in de biologie. Bovendien zijn in laag Nederland de kosten voor maatregelen ten behoeve van de veiligheid veel groter dan in hoog Nederland (dijken, pompen, water- berging) en die dragen maar weinig bij aan de waterkwaliteit.

Waterbeheer in Nederland staat voor een complexe en unieke uitdaging om te kunnen leven in een land dat grotendeels bestaat uit polders en deels onder zeeniveau. Mede hierdoor wordt het waterbeheer in Nederland al decennia lang (en deels noodgedwongen) integraal beschouwd. Hierdoor is het lastig om een precieze uitsplitsing te geven van hoeveel baat ieder van de gebruikers heeft bij bepaalde elementen van het waterbeheer. Zo is waterpeilbeheer – met de daarvoor noodzakelijke aan- en afvoer van water – van belang voor zowel huiseigenaren (voorkomen paalrot), landbouw (irrigatie, drainage), natuur (bestrijding van verdroging), industrie (koel- en proceswater) en recreatie (pleziervaart). Het is niet goed mogelijk om op basis van kwantitatieve informatie aan te tonen of ieder van deze belanghebbenden precies betaalt naar rato van het belang dat ze hebben bij (in dit voorbeeld) waterpeilbeheer. De beslissing over wat een adequate bijdrage is van de verschillende gebruikers is daarom het resultaat van een politieke afweging op regionaal niveau, waarbij belang-betaling-zeggenschap een leidend principe is.

8 Water in Beeld 2013 p85, Minder dan 50% van de watersysteemheffing gaat naar KRW en daarnaast iets uit algemene

Het uitvoeren van de maatregelen leidt tot verbetering van de waterkwaliteit. Dit levert directe baten op in de vorm van een grotere biodiversiteit. Dat wil zeggen een hogere natuurwaarde binnen en buiten de Natura 2000-gebieden: meer soorten algen, waterplanten, macrofauna en vissen. Schoon en helder water in combinatie met aantrekkelijke natuurvriendelijke oevers en andere natte natuurgebieden zorgen ook voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent een betere leefomgeving, betere kwaliteit van wonen en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Daarnaast leveren de verbetering van de waterkwaliteit en de herinrichting van watergangen een toename van de recreatieve mogelijkheden op. Tenslotte kan de verbetering van de waterkwaliteit leiden tot vereenvoudiging van de zuivering voor drinkwater. Al deze baten hebben vooral een gebruiks- en belevingswaarde met mogelijk positieve effecten op de gezondheid. De belangrijkste verdienste van al deze inspanningen is dat ook toekomstige generaties verzekerd kunnen zijn van voldoende en schoon water, maar ondanks verschillende pogingen blijken baten lastig in geld uit te drukken (Ex ante evaluatie 2008 [12], Water governance in the Netherlands [67]). In paragraaf 5.4.1 is al benadrukt dat, ondanks de algemene monitoring en de specifieke projectmonitoring, het inschatten van het effect van maatregelen voor de ‘ecoogische kwaliteitsratio’ en biodiversiteit grote onzekerheden kent. Bij het inschatten van baten wordt deze onzekerheid nog vergroot doordat er een doorvertaling gemaakt moet worden naar ecosysteemdiensten en beleving. In het Europese project BIOMOT (www.biomotivation.eu) wordt ook geconcludeerd dat een natuurlijke omgeving betekenisvol is voor mensen, maar dat het uitdrukken in euro’s niet goed mogelijk is.

Door de verbeterde chemische waterkwaliteit is het vooral effectief om gebiedsgerichte maatregelen te treffen die de inrichting van watersystemen verbeteren. Hiermee kan het meeste doelbereik worden gerealiseerd tegen de laagste kosten. Vandaar dat mede op basis van de Strategische MKBA [78] bij de voorbereiding van de eerste stroomgebiedbeheerplannen als strategische richting is gekozen voor een nadruk op inrichtingsmaatregelen. Door gebiedsgericht te zoeken naar maatwerkoplossingen voor regionale problemen, is in 2009 een kosteneffectief maatregelenpakket gerealiseerd, dat er daadwerkelijk toe heeft geleid dat de biologische kwaliteit erop vooruit is gegaan. Ook voor het tweede stroomgebied- beheerplan is door gebiedsgerichte maatwerkoplossingen voor de inrichting van watersystemen gezorgd voor een kosteneffectief maatregelenpakket. Onderzoek heeft steun gegeven aan de omvang van de huidige inspanning. In de Balans voor de Leefomgeving 2014 wordt geconcludeerd: “De huidige waterkwaliteit is in het algemeen voldoende voor veel gebruiksfuncties, zoals de drinkwaterproductie, landbouw, scheepvaart en recreatie.”. Tevens wordt gesteld: “Nu de waterkwaliteit in veel wateren substantieel is verbeterd, is het herstel van de ecologische inrichting de meest effectieve maatregel om de ecologische kwaliteit structureel te verbeteren” (PBL [79]). Een significante extra inspanning met basismaatregelen levert minder extra baten op.

7.1

Inleiding

De lijst van bevoegde autoriteiten in het Nederlandse deel van het internationale stroomgebiedsdistrict kent vier categorieën: rijk, provincie, waterschap en gemeente. In dit hoofdstuk wordt voor iedere autoriteit een omschrijving gegeven van wat diens taken en bevoegdheden zijn. Ook wordt ingegaan op de juridische status en de relevante wetgeving van iedere autoriteit.

Alle partijen hebben intensief samengewerkt aan het opstellen van dit stroomgebiedbeheerplan. Door middel van een actieve betrokkenheid, informatievoorziening en raadpleging van het publiek zijn maat- schappelijke organisaties en burgers bij dit proces betrokken, zowel op regionaal, nationaal als inter- nationaal niveau.

Op landelijk niveau zijn conform artikel 14 KRW formeel ter consultatie voorgelegd: het werkprogramma en tijdschema, de belangrijkste waterbeheerkwesties en het ontwerp-stroomgebiedbeheerplan. Verder zijn de ontwerp-plannen van Rijkswaterstaat, provincies en waterschappen ter inzage gelegd.

Hiermee wordt invulling gegeven aan bijlage VII, deel A, punten 8 tot en met 11, KRW.

7.2