• No results found

Gemeenten, waterschappen, provincies en het rijk hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de KRW. Alle bestuurslagen zijn daarom bevoegde autoriteit, maar ieder heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid.

7 Bevoegde autoriteiten

en proces

Het rijk is verantwoordelijk voor het landelijk beleid en tevens beheerder van de rijkswateren. Operationele beheerstaken worden uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu vertegenwoordigt het rijk bij de internationale afstemming. De waterschappen zijn beheerder van de overige oppervlaktewateren. De waterschappen zijn daarnaast ook verantwoordelijk voor het zuiverings- beheer en het operationele grondwaterbeheer. De provincie stelt doelen vast voor regionale oppervlakte- waterlichamen en voor grondwaterlichamen. De provincie is verantwoordelijk voor het strategische grondwaterbeheer en bevoegd gezag voor drie categorieën grondwateronttrekkingen en infiltraties: de openbare drinkwaterwinning, ondergrondse energieopslag en industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar. Provincies en gemeenten zijn aandeelhouder van drinkwaterbedrijven, die verantwoordelijk zijn voor de levering van drinkwater. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het transport van huishoudelijk afvalwater naar zuiveringsinstallaties via de riolering. Daarnaast hebben zij een hemel- en grondwaterzorgplicht.

De Inspectie Leefomgeving en Transport en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zien toe op de naleving van nationale en internationale wetten en regels. Zo ziet de Inspectie Leefomgeving en Transport toe op het gebruik van particuliere bronnen voor drinkwaterwinning (veelal campings). De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is onder meer belast met het toezicht op het gebruik van water bij het bereiden van levensmiddelen, zodat het gebruikte water op elke plek in het productieproces voldoet aan wettelijke normen. Het rijk of een provincie kan met besluiten of handelingen optreden in plaats van een waterschap of een gemeente. In situaties waarin bovenregionale belangen of internationale verplichtingen spelen, kan de minister van Infrastructuur en Milieu de toezichtinstrumenten benutten. Provincies houden toezicht op waterschappen en gemeenten en waar nodig kan de provincie gebruik maken van instructies of

aanwijzingen.

7.3

Proces

7.3.1 Internationaal

De internationale afstemming en harmonisatie voor alle EU-landen is uitgewerkt in een Common Implementation Strategy. De lidstaten en de Europese Commissie coördineren het werk in de Strategic Coordination Group en diverse onderliggende internationale werkgroepen. Besluitvorming vindt plaats in het overleg met waterdirecteuren van alle lidstaten en de Europese Commissie. Producten zijn richtsnoeren (Guidance Documents, waarin lidstaten en Europese Commissie samen afspreken op welke wijze de richtlijn wordt geïnterpreteerd), en andere veelal technisch inhoudelijke documenten waarin diverse praktijkervaringen zijn beschreven. De producten zijn publiekelijk toegankelijk via

circabc.europa.eu/faces/jsp/extension/wai/navigation/container.jsp.

De internationale afstemming voor de grotere wateren in het hele stroomgebiedsdistrict vindt plaats in de Internationale Schelde Commissie. De betrokken lidstaten hebben in 2009 een gezamenlijk (gecoördi- neerd) overkoepelend internationaal deel van het stroomgebiedbeheerplan vastgesteld (ook wel aangeduid deel A). Daarbij lag de focus op een aantal internationaal afgestemde beheerkwesties. Het internationale deel A van het stroomgebiedbeheerplan voor de periode 2016 - 2021 zal hierop voortborduren.

In het gebied van de Brabantse Wal is er grensoverschrijdende samenwerking met Vlaanderen voor realisatie van de N2000 doelen in dit gebied. De afgelopen jaren zijn vooral de kwantiteitsproblemen aangepakt door reductie van zowel Nederlandse als Vlaamse drinkwaterwinningen. De komende jaren gaat de aandacht vooral uit naar de aanpak van de waterkwaliteitsproblemen.

7.3.2 Nationaal

Bij de implementatie heeft de Stuurgroep Water een belangrijke rol. Deelnemers aan dit overleg zijn het rijk, vertegenwoordigers van de Regionale Bestuurlijke Overleggen, de koepelorganisaties van provincies (Interprovinciaal Overleg), waterschappen (Unie van Waterschappen) en gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) en de drinkwatersector. De Stuurgroep Water wordt voorgezeten door de minister

van Infrastructuur en Milieu. De Stuurgroep Water stelt de landelijke kaders vast voor de regionale uitvoering in de vier Nederlandse stroomgebieden.

In het kader van Nationaal Bestuursakkoord Water [80] zijn nadere afspraken gemaakt over de coördinatie en verantwoordelijkheden. Provincies en waterschappen hebben dit voor de KRW uitgewerkt in een handreiking. De OECD heeft de samenwerking tussen de verschillende overheden en andere partijen in detail bestudeerd en in het algemeen positief gewaardeerd (Water governance in the Netherlands [67]). Ter voorbereiding van de actualisatie van het stroomgebiedbeheerplan 2009 is in 2010 een uitgebreide evaluatie uitgevoerd. Deze evaluatie richtte zich zowel op het nationale proces (waaronder het gevolgde trechtervormige proces via de Decembernota’s 2005 en 2006 en de Ex ante Evaluatie 2008), de regionale gebiedsprocessen alsook de grensoverschrijdende samenwerking. Naast ca. 50 diepte-interviews zijn ca. 1000 personen via een schriftelijke enquête bevraagd. Op basis van de evaluatie is het werkprogramma 2010 - 2015 [81] opgesteld.

De uitvoering van de maatregelen in de periode 2010 - 2015 is nauwlettend gevolgd. Jaarlijks is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering via Water in Beeld. In december 2012 is een formele tussenrapportage [82] opgesteld voor de Europese Commissie.

Als uitvloeisel van het stroomgebiedbeheerplan 2009 is een Innovatieprogramma KRW opgezet en uitgevoerd in de jaren 2010 - 2012 (zie paragraaf 5.2). De resultaten van de onderzoeksmaatregelen zijn als input gebruikt bij het opstellen van de huidige maatregelenprogramma’s.

Het stroomgebiedbeheerplan en de bijbehorende samenvatting van het maatregelprogramma is gemaakt door het rijk als onderdeel van het Nationaal Waterplan, maar is voor een belangrijk deel gebaseerd op informatie die de overheden gezamenlijk hebben aangeleverd. Het Beheer- en Ontwikkelplan Rijkswateren [83] bevat informatie over de rijkswateren.

7.3.3 Regionaal

In elk (deel)stroomgebied is een Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO) ingesteld voor de bestuurlijke afstemming. Alle regionale overheden zijn hierin betrokken en het rijk is vertegenwoordigd. In het RBO wordt afstemming gezocht over de systeemanalyse, doelen en de maatregelen, besluiten liggen voor aan de individuele besturen. Naast KRW worden ook andere water-gerelateerde onderwerpen geagendeerd. De voorbereiding van dit overleg vindt plaats in het Regionaal Ambtelijk Overleg, waaronder een aantal werkgroepen actief zijn. Per subwerkgebied was ook een klankbordgroep actief met daarin vertegenwoor- digd de verschillende belanghebbenden uit het gebied. Deze klankbordgroepen hebben de Regionaal Bestuurlijk Overleggen geadviseerd.

Elke regionale overheid heeft tevens de informatie van het stroomgebiedbeheerplan in meer gedetailleerde vorm opgenomen in haar waterplannen. De regionale waterplannen van de provincies [84] (voor 2010 - 2015) en de waterbeheerplannen van de waterschappen [85] (voor 2010 - 2015) zijn te vinden op www.helpdeskwater.nl. Deze plannen bevatten informatie over regionale oppervlaktewateren en het grondwater. Gemeentelijke maatregelen kunnen zijn vastgesteld in een college- en/of raadsbesluit, in gemeentelijke rioleringsplannen, in gemeentelijke structuurvisies of stedelijke waterplannen.

Hiermee bestaat de kans dat de informatie versnipperd is. Daarom zijn ‘factsheets’ gemaakt met informatie per oppervlakte- en grondwaterlichaam (www.waterkwaliteitsportaal.nl). De factsheets zijn vastgesteld als onderdeel van de genoemde plannen, voor de onderdelen waarvoor het bestuursorgaan verantwoordelijk is.

7.4