• No results found

4. Duurzame leefomgeving

4.3 Klimaatverandering, gezondheid en veiligheid

Voor een duurzame leefomgeving is het belangrijk dat we rekening houden met de veranderingen die op ons afkomen. Een belangrijk onderdeel hiervan is de verandering van het klimaat en de steeds beperkter wordende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. We willen in ons beleid hiermee rekening houden en er op inspelen door enerzijds ruimtelijke maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat we beter om kunnen gaan met de klimaatverandering en anderzijds energiebesparing en het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren.

Hierbij vinden we het ook belangrijk dat de leefomgeving gezond, veilig en aantrekkelijk blijft. We stimuleren het meenemen van deze aspecten bij ruimtelijke ontwikkeling.

4.3.1 Klimaatadaptatie

Kaart Klimaat, gezondheid en veiligheid; Object: gehele provincie

Beleid

Wij streven naar een klimaatbestendige leefomgeving met een veilig en goed leefklimaat. Hiervoor nemen we verschillende maatregelen, zoals ruimte reserveren voor waterberging, versterking van de dijken en het verder ontwikkelen van een robuuste natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen vragen we aandacht voor een

klimaatbestendige inrichting. Dat wil zeggen een (her)inrichting die rekening houdt met de thema’s wateroverlast, watertekort, hitte en overstromingsrisico. In 2050 is Utrecht zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust ingericht en bij (her)ontwikkelingen ontstaat geen extra risico op schade en slachtoffers voor zover dat

redelijkerwijs haalbaar is.

Toelichting

Voor een klimaatbestendig Utrecht spelen we in op de te verwachten effecten van klimaatverandering volgens de klimaatscenario’s van het KNMI. Hiermee bereiden wij ons voor op de te verwachten klimaateffecten. Op dit moment werken we met de klimaatscenario’s van het KNMI uit 2014. Kenmerken hiervan:

 de temperatuur blijft stijgen;

 hete zomers en zachte winters komen vaker voor;

 de neerslag en de extreme neerslag in de winter nemen toe;

 de intensiteit van extreme regenbuien in de zomer neemt toe; hagel en onweer worden heviger;

 de zeespiegel blijft stijgen en het tempo waarop neemt toe.

Door klimaatadaptatie proberen we hier zo goed mogelijk op te anticiperen. Bij het uitkomen van nieuwe scenario’s zullen wij kijken of dit nadere gevolgen heeft voor ons ruimtelijk beleid.

We focussen op no-regret maatregelen, maatregelen waarbij de kwaliteit van de leefomgeving sowieso wordt

vergroot. Deze zijn erop gericht te voorkomen dat op langere termijn extra kosten moeten worden gemaakt voor het bereiken van een vergelijkbaar effect. Deze beleidsmaatregelen komen op diverse plekken terug:

 bij bodem en water: waterbeschikbaarheid, sterke dijken, overstromings- en klimaatbestendig inrichten, omgaan met wateroverlast, watertekort en hitte en beperken bodemdaling veengebieden;

 bij stedelijk gebied: bijdragen aan opvangen weersextremen bij (her)ontwikkeling van vitale en kwetsbare functies (zoals ziekenhuizen en elektriciteitscentrales), wonen, werken en infrastructuur;

 bij landelijk gebied: bijdragen aan opvangen weersextremen bij (her)ontwikkeling van vitale en kwetsbare functies, natuur en landschap, infrastructuur en landbouw, bieden van verkoeling en groenblauwe verbindingen.

Via het nationale Deltaprogramma wordt ook gewerkt aan waterveiligheid, waterbeschikbaarheid en

klimaatadaptatie op lange termijn. Dit heeft geresulteerd in “Deltabeslissingen”. Als dit erom vraagt verwerken wij de gevolgen van de uitwerking van de deltabeslissingen in ons beleid.

Realisatie

Provinciaal belang: Anticiperen op de ruimtelijke lange termijn gevolgen van klimaatverandering.

Provinciale rol: Stimuleren Stimuleren:

 Stimuleren is maatwerk en doen we onder meer door kennis delen: Informatie zoals de klimaateffectatlas is beschikbaar op ruimtelijkeadaptatie.nl.

4.3.2 Gezonde en veilige leefomgeving

Kaart Klimaat, gezondheid en veiligheid Objecten: gehele provincie (gezonde en veilige leefomgeving) en stiltegebieden

Beleid

Wij streven er naar dat iedereen in de provincie Utrecht in een gezonde leefomgeving woont, werkt en recreëert.

Dit is een belangrijke voorwaarde om een economische topregio te kunnen zijn. Gezondheid heeft vele aspecten, denk bijvoorbeeld aan goed wonen, schone lucht, water en bodem, werkgelegenheid, de aanwezigheid van voorzieningen en de mogelijkheid voor ontmoeting, ontspanning en beweging. Voor externe veiligheid richten wij ons op het beheersen van risico’s of het verminderen daarvan tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau.

Voor het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving is samenhang tussen ruimtelijke ordening en milieu belangrijk. Daarom zijn milieukwaliteiten als externe veiligheid, geluid, geur, lucht en donkerte, evenals bodem en water voor ons integraal onderdeel van gebiedsontwikkelingen. Wij wegen dit mee bij alle ruimtelijke

ontwikkelingen en keuzen waarbij wij als provincie betrokken zijn. En wij vragen gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te besteden aan de leefomgevingskwaliteit, waaronder gezondheid, met name via het instrumenten milieukwaliteitsprofielen en de Gezondheidseffectscreeningsmethode (GES). Ook vragen wij gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van buisleidingen en infrastructuur waarover vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt, aandacht te besteden aan de externe veiligheidsaspecten.

In de provincie Utrecht hebben wij dertien stiltegebieden aangewezen. In deze gebieden handhaven wij de rust die aanwezig is. Nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden zijn niet meer mogelijk in een gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Wij regelen dit via onze ruimtelijke verordening. Gebiedseigen geluiden zoals die van landbouw zijn van deze bepaling uitgesloten.

Toelichting

Bij plannen en projecten waarin wij betrokken zijn, brengen wij in beeld wat de gevolgen zijn van de voorgenomen ontwikkelingen op de kwaliteit van de leefomgeving. Door de milieukwaliteiten en de invloed daarop vanuit verschillende bronnen integraal mee te nemen in gebiedsontwikkelingen wordt in een vroegtijdig stadium de basis gelegd voor een gezonde en veilige leefomgeving. Op deze manier benutten we de kansen voor duurzaam ruimtegebruik en het verbeteren van de leefbaarheid van onze provincie. Bovendien kan tijdig worden

geanticipeerd op wettelijke regelingen en worden de risico’s van vertraging van ruimtelijke plannen op een later tijdstip beperkt. Bij de ontwikkeling van belastende activiteiten kijken wij via het BWM-plan naar de gevolgen voor gevoelige bestemmingen in de omgeving. Bij de ontwikkeling van gevoelige bestemmingen kijken wij via het BWM-plan naar de reeds bestaande belasting in een gebied en naar de mogelijkheden die de omgeving biedt voor ontspanning en beweging. Om te voorkomen dat ontwikkeling van nieuwe gevoelige bestemmingen in de

nabijheid van de huidige rode contouren plaatsvindt in relatief hoogbelaste gebieden, houden wij hier rekening mee bij aanpassing van de rode contouren en eventuele aanwijzing van nieuwe uitbreidingslocaties.

Wij geven voor het grondgebied van de provincie duidelijke informatie over de actuele situatie en over de effecten van voorgenomen ontwikkelingen op de kwaliteit van de leefomgeving. Het instrument milieukwaliteitsprofielen biedt inzicht in de ruimtelijke kwaliteit die voor verschillende type gebieden wordt nagestreefd en de keuzes die gemaakt kunnen worden. De milieukwaliteitsprofielen zijn er voor zowel stedelijke als landelijke gebieden.Het instrument GES kan de blootstelling aan verschillende milieuaspecten gezondheidskundig worden beoordeeld en onderling worden vergeleken. Wij vragen in ons ruimtelijk beleid aan gemeenten om rekening te houden met de gezonde leefomgeving. Deze informatie kan hierbij ingezet worden.

Er zijn diverse bronnen van milieubelasting met gezondheidseffecten. De gezondheidseffecten hangen af van bijvoorbeeld de samenstelling van het fijnstof (deeltjesgrootte en type stoffen), van de hoogte van de

geluidbelasting en het type geur en van het aantal mensen dat er door belast wordt. Grote bronnen en de belangrijke belastingen die ze opleveren zijn wegverkeer (fijnstof en NO2, geluid en licht), spoorwegen (geluid), veehouderijen (fijnstof en geur) bedrijven (geluid, geur en licht), hoogspanningslijnen (straling) en luchtvaart (geluid en fijn stof). Voor dit laatste hebben wij een Luchtvaartnota opgesteld (2009). Hierin vragen wij gemeenten in bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen binnen 500 m van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, stiltegebieden, en de NNN geen luchtvaart-bestemmingen (luchtvaartterreinen) op te nemen.

Uitzondering hierop zijn de helikopterlandingsplaatsen bij ziekenhuizen en andere hulpverleningsinstellingen.

Het beleid voor externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico’s of het verminderen daarvan tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Dit betreft risico’s als brand, explosies of een gifwolk, die verbonden zijn aan het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. Ook gaat het om risico’s die gerelateerd zijn aan het vliegverkeer. Bij ongevallen is de inzet van de brandweer belangrijk. De

verantwoordelijkheid voor de brandweer is geregionaliseerd, wat betekent dat over de gemeentegrenzen heen bekeken wordt hoe de (brand)veiligheid zo goed mogelijk kan worden georganiseerd. Het kan zijn dat hierbij nieuwe locaties moeten worden gezocht die ruimtelijk inpasbaar zijn en mogelijk ook consequenties hebben op infrastructureel gebied.

Veehouderijen hebben impact op de fysieke leefomgeving als gevolg van bijvoorbeeld fijn stof en geuremissies, zoönosen en het gebruik van antibiotica. Dit heeft effecten op de gezondheid van mensen. Om die reden vragen wij bij uitbreiding van agrarische bouwvlakken boven de 1,5 hectare om hier bovenwettelijke maatregelen voor te nemen. Om dit te ondersteunen én om deze effecten op de gezondheid expliciet mee te kunnen wegen in ons beleid gaan wij op zoek naar een afwegingsmethode hiervoor.

Voor de gezondheid van mensen is het belangrijk dat zij rust kunnen ervaren. De kernkwaliteit “rust en stilte'' vormt een tegenhanger voor het vaak drukke leven in de stad. Ook voor dieren is de aanwezigheid van rustige gebieden belangrijk. Criteria bij de keuze van stiltegebieden zijn dat het gebied waardevol is vanuit het oogpunt van natuur en landschap, cultuurhistorie en recreatie en dat het een redelijke akoestische basiskwaliteit heeft. Er zit een meerwaarde in de combinatie van de aanwezigheid van deze kwaliteiten die allen bijdragen aan

noodzakelijke ontspanning. Om de geluidskwaliteit te kunnen borgen hebben de gebieden een minimale omvang van 300 ha. Het beleid voor stiltegebieden is erop gericht functies, die tot een extra geluidsverstoring leiden, te weren. Ook richt het beleid zich op het voorkomen van een toename, en bij voorkeur het verminderen, van gemotoriseerd verkeer door stiltegebieden en op het weren van start- en landingsbanen voor de luchtvaart.

Realisatie

Provinciaal belang: Beschermen en realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving waarin ook stilte beleefd kan worden.

Provinciale rol: Reguleren, stimuleren Reguleren (PRV):

 Gemeenten geven in bestemmingsplannen uitwerking aan de provinciale richtlijnen voor luchtvaartterreinen (artikel luchtvaartterrein).

 Gemeenten nemen in bestemmingsplannen geen bestemmingen en regels op die de geluidsbelasting in een stiltegebied significant negatief beïnvloeden (artikel Stiltegebied).

 Gemeenten nemen in bestemmingsplannen mogelijkheden op voor uitbreidingen boven de 1,5 hectare van een agrarisch bouwperceel, als wordt voldaan aan de voorwaarde dat de uitbreiding bijdraagt aan verbetering van de volksgezondheid en vermindering van de milieubelasting.

Stimuleren:

 De provincie vraagt bij gemeenten aandacht voor leefomgevingskwaliteit, waaronder gezondheid, met name via de instrumenten milieukwaliteitsprofielen en Gezondheidseffectscreeningsmethode.

 De provincie vraagt bij gemeenten aandacht voor de externe veiligheidsaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van buisleidingen en infrastructuur waarover vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt.