• No results found

UaUr^ppe ^ ^ ^ ^ ^ l ^

if

blaaszegge (Carex vesicaria) noordse zegge (Carex aquatilis) wateraardbei (Comarum palustre)

waterdrieblad (Menyanthes trifoliata) waternavel (Hydrocotyle vulgaris) snavelzegge (Carex rostrata)

j. Rietgrasvegetaties (Sociatie van Phalaris arundinacea)

omschrijving: Lintvegetaties langs vaarten, kanalen e.d., op plaat-sen waar de waterstand gedurende de zomer tot enkele dm beneden het oppervlak kan dalen. Bodem mineraal of venig.

karakteristieke plant:

rietgras (Phalaris arundinacea) (dominant = overheersend) 3.4. Toe te passen vegetaties

Naast de vegetaties en karakteristieke planten die reeds genoemd zijn, zijn nog een groot aantal andere planten te noemen die, met enige be-geleiding, in dit milieu willen gedijen. Bij het aangeven van de toe te passen vegetatie is dan ook gebruik gemaakt van vele plantensoorten buiten het hiervoor genoemde assortiment.

Voor het bepalen van een verantwoorde keuze moeten de planten aan de volgende voorwaarden kunnen voldoen.

1. moet passen in het milieu 2. geen explosieve vermeerdering

3. moet evt. gemakkelijk te verwijderen zijn.

4. dient estetische waarde te bezitten en moet voldoende opvallen.

Op basis van deze criteria zijn de volgende planten te gebruiken:

grote egelskop (Sparganium erectum) pijlkruid (Sagittaria sagittifolia)

blauw glidkruid (Scutellaria galericulata) grote lisdodde (Typha latifolia)

kleine lisdodde (T. angustifolia) riet (Phragmitus communis)

kalmoes (Acorus calamus) oeverzegge (Carex riparia) scherpe zegge (Carex acuta) gele lis (Iris pseudacorus)

ruwe bies (Scirpus lacustris ssp. glaucus) mattenbies (Scirpus lacustris)

drijvend fonteinkruid (Potamogeton natans) doorgroeid fonteinkruid (P. perfoliatus) kamfonteinkruid (P. pectinatus)

gekruld fonteinkruid ( P. crispus) kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) waterlelie (Nymphaea alba)

g e l e plomp (Nuphar l u t e a )

gewone waterranonkel (Batrachium aquatile)

Deze lijst zou nog uitgebreid kunnen worden met diverse andere aantrek-kelijke plantesoorten. Dit is echter geenszins de bedoeling. Hoofdzaak

CO

fr B.

i F ®

Wirt'

i\ rr

f

V ^

•ft

i l l ff$lffl}

% S--o_8-s:rT t 5 ^ r t oj A

k

r*

I:

is een idee te geven van de grote hoeveelheid planten waarmee een zeer aantrekkelijk leefmilieu geschapen kan worden. Dit is niet alleen ont-zettend fijn voor de visser aan de waterkant of voor voorbijgangers, maar ook voor de dieren die van dat milieu afhankelijk zijn. Dit zijn met name de vissen, libellen, waterjuffers, salamanders, kikkers, pad-den en vogels als karekiet, rietzanger, snor, eend, knobbelzwaan enz.

Voordat een dergelijke levensgemeenschap opgebouwd is gaan er wel enige jaren overheen. Het is, zoals in de inleiding reeds vermeld, niet al-leen eenkwestie van ruimte maar vooral van tijd en onderhoud. Bovendien wil dit dit verhaal geenszins pretenderen dat er na verloop van tijd een biologisch rijk natuurgebiedje ontstaan zal zijn. Dat is binnen een kleine kern

als Almere-Haven ook niet noodzakelijk. Wanneer men erin kan slagen de oever, voornamelijk in de groene wiggen, een gevarieerd aanzien te geven, is het in principe al een succes. Men zou deze gedachtengang kunnen vergelijken met het gewijzigde wegbermbeheer. Ook op dat ter-rein heeft men reeds grote seccessen geboekt, getuige de steeds fleu-riger wordende bermen.

Een principe dwarsdoorsnede van een begroeide oever is weergegeven in fig. 8. (biz. 37).

3.5. Het onderhoud

Zonder ingrijpen zullen waterplanten een gehele waterloop kunnen bezet-ten, met als gevolg dat de waterbeweging wordt gestagneerd. Het kan zelfs zover komen dat de hele waterloop dicht gaat groeien (verlanden) wanneer er geen enkel onderhoud plaatsvindt. De wijze waarop dit

ver-loopt is weergegeven in fig. 9. (biz. 39, 40). Hierdoor zou de belangrijk-ste taak van de stadsgracht, nL de waterbeheersing, in de verdrukking komen. Daarnaast echter mogen we de stedebouwkundige en recreatieve functies ook niet geschaad worden. Het onderhoud moet daarom toegespitst zijn op het handhaven van die verschillende functies. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de volgende eisen:

1. een goede doorstroraing moet mogelijk blijven 2. de estetische waarde mag niet aangetast worden 3. de veiligheid moet gewaarborgd zijn.

4. vissen en varen moet mogelijk zijn.

5. de ontwikkeling van een gevarieerde flora en fauna moet gewaarborgd zijn.

Wil men ten aanzien van het opschonen de levensgemeenschappen (vissen, planten, vogels, insecten enz.) in stand houden, dan is het van be-lang dat men op dezelfde plaats steeds dezelfde ingreep op ongeveer dezelfde tijd doet plaatsvinden. Men noemt dit in de ecologie temporele zekerheid. Dit kan de diversiteit verhogen, wat inhoudt dat meer plante-soorten zich kunnen gaan vestigen. Tevens geeft het aan de ter plaatse thuishorende planten de gelegenheid weer snel hun plaats in te nemen, alvorens door waterpioniers overwoekerd te worden (waterpest).

Naar de wijze waarop de grachten geschoond kunnen worden, kan men drie principes onderscheiden:

1. in handkracht 2. mechanisch 3. chemisch

Hiervan zou de methode in handkracht, door grotere spreiding in ruimte en tijd, verreweg de beste zijn, maar deze is om economische redenen niet te verwezenlijken. Van de laatste twee is mechanische reiniging te verkiezen boven chemische. In het laatste geval blijft n.l. het gedode materiaal in de watergang aanwezig. Dit heeft allerlei rottingsprocessen tot ge-volg. De beste tijd voor het opschonen is september-oktober. Dit kan op twee manieren gebeuren:

Ua. o Schemat'. %che VOorstelltnQ \.an nee vAsrlanckn^

p r o c e s

12

1 . men volstaat alleen met het maaien van het diepe deel van het pro-fiel (fig. 10) en het opvissen van de plantenmassa.

2. Het gehele profiel , incl. onderwatertaluds en oevers, wordt opge-schoond.

a

I

fig. Standaardprofiel van de waterlopen.

Van deze twee methoden heeft de eerste de voorkeur omdat ze het minst

"storing" veroorzaakt. Het maaien kan gedaan worden met een zg. veeg-boot. Deze sleept aan een ketting een V-vormig mes over de bodemopper-vlakte achter zich aan. Het mes wordt schoksgewijs voortbewogen door een excentrische bevestiging van de ketting aan een draaiende as. Door het veegmes worden de planten kort boven de bodem afgesneden. De veeg-boot heeft een lengte van 3.50 m, een diepgang van 0,25 m en een ge-wicht van ca. 500 kg. De werkbreedte is 3.00 m.

Samenvatting en conclusies

Almere-Haven is de eerste kern, met 20 - 25.000 inwoners, van de meer-kernige stad Almere die in het jaar 2000 ca. 250.000 inwoners gaat tel-len. De kern wordt gekenmerkt door vrij veel open water dat in verschil-lende vormen voorkomt. De watervorm aar de bewoners het meest mee te maken hebben is de stadsgracht. Deze heeft een aantal functies:

1. waterhuishoudkundige 2. stedebouwkundige 3. recreatieve 4. biologische

Voor de inwoners zuullen voornamelijk de laatste drie functies het meest aanspreken, ofschoon de eerste de belangrijkste is. Haar primaire taak is het afvoeren van regenwater uit het R.W.A.-rioolstelsel, daarnaast incidenteel via noodoverlaten water uit het D.W.A.-rioolstelsel. Stede-bouwkundig is vooral de vormgeving van de gracht bepalend voor het aan-zien van de stad. In het centrum is de vorm veelal haaks, in de woon-centra zijn meer stompe hoeken, gerende lijnen en uitsparingen toegepast en in de groene wiggen die de kern aan beide zijden binnendringen komen meer vloeiende lijnen voor. Door deze verscheidenheid in de vorm is tevens de recreatieve waarde van de gracht aanzienlijk vergroot. De ac-tiviteiten consentreren zich voornamelijk op de water- en oeverrecreatie.

De waterrecreatie wordt in Almere-Haven door de volgende factoren be-perkt:

1. vaardiepte - 1.20 m 2. doorvaarhoogte 1.20 m

3. peilverschil stadsgracht en doorgaande vaarroute.

Op basis van deze beperkingen behoort alleen het varen met kleine

vaar-tuigen tot de mogelijkheden. Dit kan gestimuleerd worden door in de woonomgeving geschikte voorzieningen aan te brengen als aanlegplaatsjes, boothelling e.d. Om de belangstelling voor het roeien en kanovaren bij de jeugd nog meer te vergroten, is overwogen om een woonboot voor zeeverkenners in de gracht aan te leggen. Dit kan een tweevoudige uit-werking hebben a) er wordt meer gevaren (al of niet alleen door pad-vinders) en b) de ligging van een woonboot geeft het stadsbeeld een

extra dimensie. Verder is gedacht aan een eenvoudig kanocentrum. voor-namelijk te gebruiken door scholen of door een kano- of buurtvereniging.

Voor het recreeren aan de oever zijn er de volgende mogelijkheden:

zonnen (speel-ligweide), spelen (bouwspeelplaats-vlot), vissen, pol-stokverspringen (v.n.l. tijdens stadsactiviteiten) en schaatsen. De gracht is als ijsbaan voornamelijk geschikt voor hen die de schaats-kunst nog niet geheel meester zijn, of voor hen die geen last ondervin-den van de bruggen welke in principe 4.00 m uit elkaar liggen (hoogte

1.20 m boven ijsoppervlak). Als viswater kan de gracht in de toekomst grote diensten gaan bewijzen. De belangrijkste vissoorten zullen zijn blankvoorn, rietvoorn. zeelt, bittervoorn, kroeskarper en aal. De te

treffen voorzieningen dienen voornamelijk in de groene wiggen gesitu-eerd te worden. Er kunnen eenvoudige steigertjes aangelegd worden en enkele open plekken en een aanpassing van het talud gemaakt worden.

Wanneer we het over goed viswater hebben, komen we direct bij de biolo-gische functie van de stadsgracht. Met name is het vegetatieve aspect uit het totale eco-systeem bij de gracht behandeld. Alvorens een indruk

te krijgen van de vegetatie welke zich zou kunnen ontwikkelen, dienen eerst de milieufactoren bekend te zijn. De meest bepalende voor de vegetatie in Almere-Haven zijn de bodem, het water en de wind. Daar-naast spelen fytogene, zoogene en antropogene factoren een rol.

Vooral de antropogene factor, de menselijke beinvloeding, is erg be-langrijk. Met name de vervuiling en andere storende invloeden als betre-ding van de oevers en het varen met bootjes e.d., kan negatief werken op de vegetatie. Deze invloeden zijn te beperken door zonatie aan te brengen: in het gebied met biologische potenties niets doen, elders de recreatie stimuleren. De verrijkende werking van het rioolwater is echter moeilijk terug te dringen. Derhalve moeten we rekenen op eu-troof water.. In dit milieu zijn dan de volgende vegetaties te verwachten:

1. vegetaties van kleinkroos

2. vegetaties van kleine fonteinkruiden 3. naaldbiesvegetaties

4. lisdodde-vegetaties 5. riet-vegetaties

6. vegetatie van kalmoes en gele lis 7. vegetatie met egelskop en pijlkruid 8. oeverzegge-vegetatie

9. vegetaties van scherpe- en blaaszegge 10. rietgras-vegetaties.

Met deze en andere planten is het alleszins de moeite waard een aantrek-kelijke oeverbegroeiing op te bouwen. Dit geeft dan niet het traditio-nele beeld van gladgeschoren taludoevers, maar een weelderige bloemenzee waaruit een enkel boeketje niet gemist wordt! Dit vraagt wel een bij-zondere beheerswijze waar nog eens nader op gestudeerd moet worden.

Ten aanzien van het onderhoud van de onderwatertaluds zijn twee methoden voorhanden.

1. men volstaat alleen met het maaien van het diepe deel van het profiel 2. het gehele profiel wordt opgeschoond.

Verwijderen van de afgemaaide waterplanten verdient aanbeveling omdat anders het materiaal gaat rotten.

\o\jrraoatnnae duiUeenden en -ZvJanen — oou een v/orm oan O r v k r h o o d .

Geraadpleegde literatuur Hoofdstuk 1

- H.K. Wethmar, J. Kuik, H.J. Laumanns

De infrastructuur in Almere-Haven-onderlinge samenhangen Intern Rapport R.IJ.P. no. 348, 1974.

- E.J. Harmsen

Enige aspecten van de zand- en Vaterhuishouding in het stedelijke gebied Almere. Deel II: De waterhuishouding.

Werkdocument 1974-212 Bf

Het rioleringsstelsel in onze woonkernen Flevobericht no. 45

Hoofdstuk 2

- Technische aspecten openluchtrecreatie Cultuurtechnische Vereniging

- Recreatie te water

Rijksdienst Nationaal Plan - Oeverrecreatie

Stichting Recreatie

- H.S. Koning, D.W. Scholte Ubing Strandbaden

W.I.R.O. rapport 1 - Pt 28 (1973) 31-10 - Molendijk

Openluchtrecreatie - Pannekoek & Schipper

Deel 4 Openaar groen en recreatie - R. Veldhuis

W.I.R.O. rapp. 4

- Recreatie memorandum no. 4 A.N.W.B.

Hoofdstuk 3

- V. Westhoff & A.J. den Held

Plantegemeenschappen in Nederland - Ernst Bittmann

Der biologische Wasserbau an den Bundeswasserstrassen - J. Diender en A. Smit

Intern Rapport no. 190 - H. de Jong

Intern Rapport no. 184

- Waterschapsbelangen 61(1976) 21 januarie no. 2 - S. Segal

Een vegetatie-onderzoek van Hogere Waterplanten in Nederland - V. Westhoff, P.A. Bakker, C.G. van Leeuwen, E.E. van der Voo

Wilde Planten deel 2

- E. Heimans, H.W. Heinsius, Jac. P. Thijsse Geillustreerde flora van Nederland.

GERELATEERDE DOCUMENTEN