• No results found

De stormvloeden zorgden dus voor geleidelijke landinwaarts opschuiving van de Zuidwest-Friese kust. Zoals in het vorige hoofdstuk is besproken was het moeilijk informatie over de aard van de kleiafzettingen te ontlenen aan de resultaten van het booronderzoek tussen Workum en Ferwoude.

Nabij het onderzoeksgebied zijn slechts op enkele locaties C-14 dateringen van kleiafzettingen bekend. De vorige twee C-14 dateringen zijn bij Makkum en Greonterp uitgevoerd, meer dan veertig jaar geleden. In 2016 zijn nieuwe dateringen gedaan nabij Stavoren. Bij Greonterp is destijds een veenlaag gedateerd die op een kleilaag ligt.142 De kleilaag werd tot de Duinkerke 0 afzettingen gerekend die met het oude classificatiesysteem gedateerd werden in de tweede helft van het Subboreaal (4000-2400 jaar geleden). Het veenmonster werd gedateerd op 2520 ± 70 jaar geleden (nu dus ca. 2560 ± 70). Bij Makkum is de basis van de veenlaag onder de pre-romeinse kleilaag gedateerd op 2630 ± 55 jaar geleden. Er is aangegeven dat de veenlaag maar 30 cm dik is waarmee verwacht wordt dat de bovenkant slechts honderden jaren jonger is. De vraag is of de onderzoekers wel rekening hielden met het eventuele oxidatie of wegslaan van veen. Greonterp geeft ongeveer eenzelfde datering (2560 ± 70 jaar geleden). Er zijn dus alleen veenlagen gedateerd en niet de daadwerkelijke kleilagen. Tevens is Makkum niet erg representatief voor het onderzoeksgebied waardoor de data eigenlijk te weinig toe kan voegen aan de situatie in het onderzoeksgebied.

Uit DINO-boringen wordt wel duidelijk dat het noorden van het onderzoeksgebied gedeeltelijk al vroeg is overstroomd. Dit wordt aangetoond door de gelaagdheid ‘Pleistoceen zand à veen à klei à veen à klei’. Het voorkomen van deze opeenvolging verschilt echter plaatselijk, mogelijk als gevolg van vele kleine beekjes die via het noorden van het onderzoeksgebied lang geleden binnen zijn gekomen. Van wanneer de bovenste kleilaag dateert is echter niet duidelijk. Aan de westkust van het onderzoeksgebied lijkt deze kleiopeenvolging niet voor te komen. De vraag is wanneer het gebied dan wel is overstroomd.

139 Gottschalk 1977, 97, 143, 176, 272. 140 Ibid., 97.

141 Ibid., 143.

121

Uit nieuwe C-14 dateringen nabij Stavoren blijkt dat de start van overslibbing daar tussen de tweede helft van de 11e eeuw en de eerste helft van de 12e eeuw valt.143 In het onderzoeksgebied zullen rond die periode ook enkele terpen en/of huisterpjes zijn opgebracht. Bij een archeologisch onderzoek naar een terp in Workum zijn enkele veenwinningsputten aangetroffen waar sprake is van twee veenwinningsfasen.144 De eerste fase is gedateerd op basis van een kogelpotscherf die gedateerd is in de 10e of 11e eeuw. Het voorkomen van Pingsdorf aardewerk uit de 10e-12e eeuw en kogelpotaardewerk dat is gedateerd op de 11e eeuw bepaald de veenwinningsfase. Beide veenwinningsfasen zijn afgedekt door mariene afzettingen. De eerste fase werd bedekt met een 30 cm dikke laag klei met humeuze bandjes door verspoeling van het veen. Op de klei lag een dunne laag zand, waarschijnlijk het gevolg van een stormvloed. De kleilaag van de tweede veenwinningsfase is tevens bedekt met een laag klei en een zandlaag. Opvallend is dat het afzettingspakket niet aanwezig is in het profiel dat tijdens de opgraving is aangelegd. De auteurs komen tot de conclusie dat het veen al werd gewonnen voordat het gebied door zout water overspoeld was. Opvallend is de afwezigheid van mariene afzettingen buiten de veenwinningskuilen. Alleen zeer plaatselijk ligt een kleipakket dat nergens dikker is dan 30cm. Vrij snel daarna zijn de veenwinningskuilen bedekt met de eerste fase van een terp bestaande uit een aantal lagen klei en veen en de terp is daarna meerdere malen uitgebreid. De bewoning van de terp is gedateerd van de 11e (mogelijk 10e) tot 13e eeuw. 14e-eeuws materiaal ontbreekt maar materiaal uit de 17e eeuw wordt in verband gebracht met een terugkeer naar de terp.145

Van Workum tot en met Ferwoude vinden we meer lage huisterpen langs de kust. Ze worden genoemd in 1963 genoemd door Halbertsma.146 Later zou er sprake zijn van nog meer woonheuvels.147 Bij Workum lagen onder andere de huisterpjes Brandeburen, Kerkeburen, Eningaburen en Algeraburen. Richting Ferwoude waren het de terpen Yskeburen, Scharneburen, Bamburen, Doniaburen, Ferwoude, Fallingaburen en Wonneburen. Iets ten oosten richting het Workumermeer heeft volgens de familie Sterkenburgh de Abe-terp gelegen.148 Halbertsma duidt meer richting het zuiden ook nog Hindelopen en Molkwerum aan als terpen. Meer terpen dan de terp nabij bij de Thomashof te Workum zijn echter niet onderzocht, waardoor de datering van de andere woonheuvels onduidelijk blijft.

Tussen de 11e en de 13e eeuw zal de oude zeedijk meerdere malen zijn doorbroken met sterke landverliezen tot gevolg. De bodemkaart en data uit de DINO-boringen getuigen hier nog van (afb. 5.1). Langs de kust ligt een lange lijn van een kleipakket dat oploopt tot meer dan 2,5 meter dikte. Geleidelijk richting het oosten neemt de dikte van het kleipakket af. Niet alleen de bewoning aan de kust moest zich weren tegen het water, ook in het binnenland waren er grote problemen met de waterbeheersing. Als gevolg van de bedijkingen kon het binnenwater moeilijk afwateren waardoor bijna het hele onderzoeksgebied bedekt is geraakt met een laagje klei. Tijdens

143 Aalbersberg 2016, 30.

144 Nieuwhof & Tuinstra 2004, 13-14. 145 Ibidem., 28.

146 Halbertsma 1963, 266-271.

147 Rijksdienst voor de Monumentenzorg 1985, 2. 148 De Jong 1989, 3.

deze dynamische periode zal het veenlandschap regelmatig onder water geraakt zijn waardoor bestaande meren groter werden en nieuwe poelen konden ontstaan.

123