Vragen bij de inkleurpuzzel
Bijlage 17 Kijkwijzer leerkrachtgedrag excellent consolideren ingevuld door leerkracht/onderzoeker
Ingevuld door de leerkracht/onderzoeker na week 1
Nr. Omschrijving leerkrachtgedrag afwezig/
onzichtbaar
aanwezig/
zichtbaar
Opmerking 1 De leerkracht maakt gebruik van alle onderwijsactiviteiten en
klassenroutines om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X
2 De leerkracht maakt gebruik van het eigen taalgebruik om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Aandachtspunt week 1 en 2 3 De leerkracht maakt gebruik van specifieke activiteiten om de
woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Aandachtspunt week 1 en 2 4 De leerkracht heeft consolideren als een dagelijkse activiteit ingebed
in het rooster.
X Aandachtspunt week 1 en 2.
Zie bijlage 23 5 De leerkracht kan gevarieerd consolideren:
5a - klein en fijn (korte spelletjes tussendoor) X Aandachtpunt week 1 en 2
5b - groot en meeslepend (grotere spelactiviteit of integratie in andere vakgebieden)
X 5c - de leerkracht kent minstens 20 verschillende werkvormen om
te consolideren en past dit gevarieerd toe
X Op dit moment heb ik laten zien dat ik 4 werkvormen/oefeningen kan toepassen.
5d - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan passief en/of actief consolideren
X Zie kolom 8 en 9 van bijlage 12 5e - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan
woorden en/of woordbetekenissen consolideren
X Zie kolom 10 en 11 van bijlage 12 6 De leerkracht kan consolideren gericht op differentiatie op zowel een
hoger als een lager niveau:
6a - differentiatie naar inhoud (woorden en/of woordbetekenissen) X 6b - differentiatie naar leerdoel (actief en/of passief beheersen) X 6c - differentiatie naar tijd en/of groeperingsvorm X
Ingevuld door de leerkracht/onderzoeker na week 2
Nr. Omschrijving leerkrachtgedrag afwezig/
onzichtbaar
aanwezig/
zichtbaar
Opmerking 1 De leerkracht maakt gebruik van alle onderwijsactiviteiten en
klassenroutines om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X
2 De leerkracht maakt gebruik van het eigen taalgebruik om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Aandachtspunt week 1 en 2 3 De leerkracht maakt gebruik van specifieke activiteiten om de
woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Aandachtspunt week 1 en 2 4 De leerkracht heeft consolideren als een dagelijkse activiteit ingebed
in het rooster.
X Aandachtspunt week 1 en 2 Zie bijlage 23
5 De leerkracht kan gevarieerd consolideren:
5a - klein en fijn (korte spelletjes tussendoor) X Aandachtpunt week 1 en 2
5b - groot en meeslepend (grotere spelactiviteit of integratie in andere vakgebieden)
X 5c - de leerkracht kent minstens 20 verschillende werkvormen om
te consolideren en past dit gevarieerd toe
X Op dit moment heb ik laten zien dat ik 8 werkvormen/oefeningen kan toepassen.
5d - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan passief en/of actief consolideren
X Zie kolom 8 en 9 van bijlage 12 5e - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan
woorden en/of woordbetekenissen consolideren
X Zie kolom 10 en 11 van bijlage 12 6 De leerkracht kan consolideren gericht op differentiatie op zowel een
hoger als een lager niveau:
6a - differentiatie naar inhoud (woorden en/of woordbetekenissen) X 6b - differentiatie naar leerdoel (actief en/of passief beheersen) X 6c - differentiatie naar tijd en/of groeperingsvorm X
Bewerking van Rezulto Onderwijsadvies bv, 2010.
Ingevuld door de leerkracht/onderzoeker na week 3
Nr. Omschrijving leerkrachtgedrag afwezig/
onzichtbaar
aanwezig/
zichtbaar
Opmerking 1 De leerkracht maakt gebruik van alle onderwijsactiviteiten en
klassenroutines om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X ‘Woordweb estafette’ uitgevoerd tijdens de gymles.
2 De leerkracht maakt gebruik van het eigen taalgebruik om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Tijdens uitvoering regelmatig
woordbetekenissen herhaald (zie logboek en reflectiecyclus week 3).
3 De leerkracht maakt gebruik van specifieke activiteiten om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Drie oefeningen: ‘Het geheime bordwoord’,
‘Woordweb estafette’ en ‘Wat is weg?’
4 De leerkracht heeft consolideren als een dagelijkse activiteit ingebed in het rooster.
X Zie bijlage 23
5 De leerkracht kan gevarieerd consolideren:
5a - klein en fijn (korte spelletjes tussendoor) X Aandachtpunt week 3 en 4.
Uitgevoerde oefeningen: ‘Het geheime bordwoord’ en ‘Wat is weg?’.
5b - groot en meeslepend (grotere spelactiviteit of integratie in andere vakgebieden)
X Aandachtspunt week 3 en 4.
‘Woordweb estafette’ tijdens de gymles.
5c - de leerkracht kent minstens 20 verschillende werkvormen om te consolideren en past dit gevarieerd toe
X Op dit moment heb ik 11 werkvormen
uitgevoerd.
5d - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan passief en/of actief consolideren
X Zie kolom 8 en 9 van bijlage 12 5e - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan
woorden en/of woordbetekenissen consolideren
X Zie kolom 10 en 11 van bijlage 12 6 De leerkracht kan consolideren gericht op differentiatie op zowel een
hoger als een lager niveau:
6a - differentiatie naar inhoud (woorden en/of woordbetekenissen) X 6b - differentiatie naar leerdoel (actief en/of passief beheersen) X 6c - differentiatie naar tijd en/of groeperingsvorm X
Ingevuld door de leerkracht/onderzoeker na week 4
Nr. Omschrijving leerkrachtgedrag afwezig/
onzichtbaar
aanwezig/
zichtbaar
Opmerking 1 De leerkracht maakt gebruik van alle onderwijsactiviteiten en
klassenroutines om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Inkleurpuzzel gemaakt en uitgevoerd in de tijd dat er een creatieve les op het programma stond.
2 De leerkracht maakt gebruik van het eigen taalgebruik om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X De oefeningen leenden zich hier niet voor.
3 De leerkracht maakt gebruik van specifieke activiteiten om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Vier oefeningen: ‘Inkleurpuzzel’, ‘Stoorzender’,
‘Geef je woord door’ en ‘Afscheid nemen’.
4 De leerkracht heeft consolideren als een dagelijkse activiteit ingebed in het rooster.
X Zie bijlage 23
5 De leerkracht kan gevarieerd consolideren:
5a - klein en fijn (korte spelletjes tussendoor) X Aandachtpunt week 3 en 4.
Uitgevoerde oefening: ‘Geef je woord door’
5b - groot en meeslepend (grotere spelactiviteit of integratie in andere vakgebieden)
X Aandachtspunt week 3 en 4.
Uitgevoerde oefeningen: ‘Inkleurpuzzel’
(kleuropdracht) ‘Stoorzender’ (meeslepend door het lawaai) en ‘Afscheid nemen’
(taal/creatief).
5c - de leerkracht kent minstens 20 verschillende werkvormen om te consolideren en past dit gevarieerd toe
X 15 werkvormen uitgevoerd.
5d - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan passief en/of actief consolideren
X Zie kolom 8 en 9 van bijlage 12 5e - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan
woorden en/of woordbetekenissen consolideren
X Zie kolom 10 en 11 van bijlage 12 6 De leerkracht kan consolideren gericht op differentiatie op zowel een
hoger als een lager niveau:
6a - differentiatie naar inhoud (woorden en/of woordbetekenissen) X Alle kinderen hebben hetzelfde gedaan.
6b - differentiatie naar leerdoel (actief en/of passief beheersen) X Alle kinderen hebben hetzelfde gedaan.
6c - differentiatie naar tijd en/of groeperingsvorm X Alle kinderen hebben hetzelfde gedaan.
Ingevuld door de leerkracht/onderzoeker na week 5
Nr. Omschrijving leerkrachtgedrag afwezig/
onzichtbaar
aanwezig/
zichtbaar
Opmerking 1 De leerkracht maakt gebruik van alle onderwijsactiviteiten en
klassenroutines om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X In het computerschema het werken met de woordenschatsoftware bij Taal in Beeld
ingepland voor de ‘zwakke’ groep (hele week).
2 De leerkracht maakt gebruik van het eigen taalgebruik om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X De oefeningen leenden zich hier niet voor.
3 De leerkracht maakt gebruik van specifieke activiteiten om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Drie oefeningen: ‘De koning’, ‘Memory’, ‘Het rijmt op’.
4 De leerkracht heeft consolideren als een dagelijkse activiteit ingebed in het rooster.
X Zie bijlage 23
5 De leerkracht kan gevarieerd consolideren:
5a - klein en fijn (korte spelletjes tussendoor) X Uitgevoerde oefeningen: ‘De koning’ ‘Memory’
en ‘Het rijmt op’.
5b - groot en meeslepend (grotere spelactiviteit of integratie in andere vakgebieden)
X
5c - de leerkracht kent minstens 20 verschillende werkvormen om te consolideren en past dit gevarieerd toe
X Op dit moment heb ik laten zien dat ik 18 werkvormen/oefeningen kan toepassen.
5d - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan passief en/of actief consolideren
X Zie kolom 8 en 9 van bijlage 12 5e - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan
woorden en/of woordbetekenissen consolideren
X Zie kolom 10 en 11 van bijlage 12 6 De leerkracht kan consolideren gericht op differentiatie op zowel een
hoger als een lager niveau:
6a - differentiatie naar inhoud (woorden en/of woordbetekenissen) X Bij ‘De koning’ kon een kind zelf kiezen of het aanwijzingen op woord- of betekenisniveau gaf. Bij ‘Memory’ en ‘Het rijmt op’ werkten groepjes op woord- en op betekenisniveau.
6b - differentiatie naar leerdoel (actief en/of passief beheersen) X Alle kinderen hebben aan dezelfde doelen gewerkt.
6c - differentiatie naar tijd en/of groeperingsvorm X De ‘zwakke’ kinderen hebben 15 minuten extra
Ingevuld door de leerkracht/onderzoeker na week 6
Nr. Omschrijving leerkrachtgedrag afwezig/
onzichtbaar
aanwezig/
zichtbaar
Opmerking 1 De leerkracht maakt gebruik van alle onderwijsactiviteiten en
klassenroutines om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X In het computerschema het werken met de woordenschatsoftware bij Taal in Beeld
ingepland voor de ‘zwakke’ groep (hele week).
2 De leerkracht maakt gebruik van het eigen taalgebruik om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Bij ‘Geen ja, geen nee’ en ‘Stoelendans’.
3 De leerkracht maakt gebruik van specifieke activiteiten om de woorden en woordbetekenissen te consolideren.
X Vijf oefeningen: ‘Geef het woord door, en door, en doorU’, ‘Geen ja, geen nee’, ‘Schrijvertje’,
‘Stoelendans’ en ‘Zonder handen’.
4 De leerkracht heeft consolideren als een dagelijkse activiteit ingebed in het rooster.
X Zie bijlage 23
5 De leerkracht kan gevarieerd consolideren:
5a - klein en fijn (korte spelletjes tussendoor) X Vijf oefeningen (zie opmerking bij 3).
5b - groot en meeslepend (grotere spelactiviteit of integratie in andere vakgebieden)
X
5c - de leerkracht kent minstens 20 verschillende werkvormen om te consolideren en past dit gevarieerd toe
X Op dit moment heb ik laten zien dat ik 23 werkvormen/oefeningen kan toepassen.
5d - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan passief en/of actief consolideren
X Zie kolom 8 en 9 van bijlage 12 5e - de leerkracht weet bij elke werkvorm of er gewerkt wordt aan
woorden en/of woordbetekenissen consolideren
X Zie kolom 10 en 11 van bijlage 12 6 De leerkracht kan consolideren gericht op differentiatie op zowel een
hoger als een lager niveau:
6a - differentiatie naar inhoud (woorden en/of woordbetekenissen) X N.v.t.
6b - differentiatie naar leerdoel (actief en/of passief beheersen) X
6c - differentiatie naar tijd en/of groeperingsvorm X De ‘zwakke’ kinderen hebben 15 minuten extra geconsolideerd op de computer.
Bewerking van Rezulto Onderwijsadvies bv, 2010.
Bijlage 18 Kijkwijzer leerkrachtgedrag excellent consolideren ingevuld door critical friend