• No results found

In de kijker: Bacteriën en virussen

In document De voortplanting wero L6 t Fort (pagina 21-24)

6

Bacteriën zijn hele kleine levende wezens. Ze bestaan maar uit één cel en planten zich voort door zichzelf te delen.

Ze zijn overal te vinden in de natuur, in de lucht, op de grond, in de zee enz.

Bacteriën kunnen allerlei ziekten veroorzaken. Ook besmettelijke ziekten zoals tuberculose, de pest en cholera. Je kan je beschermen tegen bacteriën door je goed te wassen (vooral je handen), zonlicht, inenten en ontsmettings-middelen.

Gelukkig zijn de meeste bacteriën goede bacteriën. Wij hebben ze nodig om gezond te blijven. Zo zitten onze darmen vol bacteriën die ons voedsel helpen verteren. Bacteriën produceren ook vitamines voor ons lichaam.

Ze vechten ook tegen bacteriën die niet ons lichaam thuishoren.

Bacteriën

Een gemiddeld persoon draagt één tot 2,3 kilogram aan bacteriën met zich mee, afhankelijk van je lengte.

Bacteriën vermenigvuldigen zich heel snel. Uit één enkele bacterie kunnen binnen één dag 70 miljoen nieuwe bacteriën ontstaan.

Een virus is een microscopisch kleine ziekteverwekker zichzelf niet kan delen zoals andere levende cellen dat doen. Ze dringen een cel binnen en nemen de boel daar over. Virussen infecteren alle bekende levensvormen, van dieren en planten tot bacteriën. Ze zijn overal te vinden in de natuur, in de lucht, op de grond, in de zee enz.

Een vaccin is middel dat mens of dier langdurig beschermt tegen virussen (hoofdzakelijk).

In een vaccin zitten onschadelijke versies van een virus of stoffen die op een bepaald virus lijken. Ons lichaam denkt na de inenting dat er een inval van virussen aan de gang is en bereidt de witte bloedcellen voor. Die witte bloedcellen kunnen nu een bepaalde indringer heel snel herkennen en vernietigen.

Als je dan wordt besmet met de echte versie van dit virus is je li-chaam paraat. De witte bloedcellen pakken dit virus sneller dan ooit tevoren aan.

Virussen

Kinderen in Vlaanderen krijgen heel wat vaccins om zich te beschermen te-gen virussen en bacteriën. Denk maar aan je bezoekjes aan het CLB (Medisch Onderzoek).

Zo ben je nu beschermd tegen polio, tetanus, het rotavirus, kinkhoest, difterie, bof, rodehond, mazelen, meningokokken, pneumokokken, Hepatitis B,...

Omdat virussen zichzelf niet kunnen delen zoeken ze een bestaande gezonde cel. Ze ka-pen als het ware die cel voor hun eigen nut.

Ze sturen de werking van die cel helemaal in de war waardoor die allemaal nieuwe virussen maakt. Op een gegeven moment barst de cel open en daar stromen duizenden nieuwe ko-pieën uit.

Zo krijg je in geen tijd een enorme invasie van virusdelen in je lichaam.

Gelukkig heeft je lichaam zijn eigen leger om je te beschermen tegen de virussen. Deze witte bloedcellen zijn heel slim, want ze kunnen het virus opzoeken en vernietigen. Als ze dat hebben gedaan, onthouden ze welk virus het was. Als hetzelfde virus weer binnen weet te dringen, wordt hij veel sneller verwijderd. De tweede keer zijn de witte bloedcellen er beter op voorbereid. Ze hebben als het ware een foto van de indringer opgeslagen.

Virussen zijn gemiddeld 100 keer kleiner dan bacteriën.

Vaccins

Bijwerkingen?

Milde bijwerkingen zoals lokale roodheid en (spier)pijn ter plekke van de vaccinatie of koorts treden soms op bij een vaccinatie. Slechts heel zelden (0,00001%) treden vlak na de vaccinatie ernstige verschijnselen op zoals een allergische reactie, waarbij het ingrijpen van een arts noodzakelijk is. Daarom is er altijd een dokter in buurt bij

Studiewijzer

De bouwstenen van levende wezens

1

Ik kan de onderdelen van een cel opnoemen en aanduiden op een tekening.

Ik ken de betekenis van volgende moeilijke woorden: DNA, genoom, chromosomen, klonen.

Ik ken voorbeelden van nuttig gebruik van DNA.

Ik weet waarom men het DNA van bepaalde organismen wil aanpassen.

Ik kan de voor– en nadelen van ongeslachtelijke voortplanting opnoemen.

Ik ken de betekenis van volgende moeilijke woorden: Stekken, delen, vertakken.

Ik kan met eigen woorden beschrijven wat er bij het delen van cellen gebeurt.

Ik kan de voor– en nadelen van geslachtelijke voortplanting opnoemen.

De voortplanting

2

Mannelijk of vrouwelijk, net iets anders

3

De puberteit

4

Waar kom ik vandaan?

5

Voortplanting van planten met bloemen

6

In de kijker: Bacteriën en virussen

7

Ik kan de verschillende delen van de geslachtsorganen herkennen en benoemen op een tekening.

Ik kan de functie van die verschillende delen met eigen woorden uitleggen.

Ik kan de veranderingen bij jongens en meisjes in de puberteit beschrijven.

Ik kan de verschillende stappen in de menstruatiecyclus geven.

Ik kan volgende begrippen verklaren: erectie, voorbehoedsmiddelen, placenta, navelstreng, keizersnede.

Ik kan enkele voorbeelden van voorbehoedsmiddelen geven.

Ik kan het verschil geven tussen een embryo en een foetus.

Ik kan uitleggen wat een couveuse is en wat er allemaal in geregeld wordt.

Ik kan de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen bij planten benoemen en aanduiden.

Ik kan met eigen woorden beschrijven wat de bestuiving is en hoe die gebeurt.

Ik kan de verschillende technieken van planten om insecten te lokken, beschrijven.

Ik ken het verschil tussen bacteriën en virussen.

Ik kan de werking van een vaccin beschrijven.

Ik ken de verschillende bestanddelen van ons bloed en hun functie.

In document De voortplanting wero L6 t Fort (pagina 21-24)