• No results found

Kid Fit –achtergrondinformatie & uitwerkingen

In document Kid Fit (pagina 81-167)

uitwerkingen-

Wat is KID FIT

Kid Fit is een speciaal (bewegings)programma ontwikkeld door vakdocent Claire Niesten, waarbij de leerlingen op ZMLK school de Schelp meer bewegen en gezonder leven. Het hoofddoel van Kid Fit is dat kinderen gezonder worden, fitter worden en deel gaan (en blijven!) nemen aan de bewegingscultuur. Dit brengt verschillende voordelen met zich mee! De volgende onderdelen maken deel uit van Kid Fit:

1. Beweging in de klas: bewegingstussendoortjes elke schooldag

3 keer per dag vindt er een bewegingstussendoortje plaats in de klas aan de hand van een hiervoor gemaakt rooster. Deze bewegingstussendoortjes zijn gekoppeld aan dans-, reken-, en taallessen, zijn op intensief niveau en duren in totaal 30 minuten. Naast meer bewegen, heeft dit onderdeel een bevordering van de onderwijsresultaten tot doel.

Om de keuze voor bewegingstussendoortjes te kunnen begrijpen, is het eerst van belang dat de definitie van bewegen bekend is: ‘’een door skeletspieren geproduceerde beweging, die gepaard gaat met een toename van het energieverbruik’’ (Caspersen, Powell, & Christenson, 1985).In verschillende onderzoeken is al aangetoond dat bewegen een positieve invloed heeft op de cognitieve vaardigheden (Buck, Hillman, & Castelli, 2008; Hillman, Castelli, & Buck, 2005; Ploughman, 2008; Sibley & Etnier, 2003; van der Niet, Anneke G, Hartman, Smith, & Visscher, 2014)

Zo stelt Leijenaar dat bewegen een grote invloed heeft op de werking van het

langetermijngeheugen. Fysieke activiteit zorgt voor een betere doorbloeding van de hersenen. Het positieve gevolg is een verhoogde zuurstofopname en een verhoging van de aanmaak van endorfine, wat een bijdrage levert aan de verbetering in leren (Leijenaar, 2014). Uit

onderzoek van Mullender-Wijnsma et al, waarbij kinderen tijdens het bewegen reken- of taalopgaven moesten oplossen, blijkt dat kinderen direct na het bewegen meer aandacht hebben voor hun taak (Mullender-Wijnsma et al., 2016). Ook onderzoek van Kwak et al weergeeft een hogere concentratie, een verbetering van het geheugen en een verbetering van gedrag in de klas als gevolg van beweging in de klas (Kwak et al., 2009).

Verschillende processen in het lichaam zorgen voor bovengenoemde effecten. Allereerst stimuleert fysiek bewegen de toename van neuronen in de hippocampus. Dit wordt ook wel neurogenese genoemd (Mieras, 2013). De hippocampus is een deel van de hersenen en is belangrijk voor het leren en het geheugen. Een toename van neuronen in de hippocampus wordt vaak gelinkt aan een verbetering van de algehele cognitie. Daar komt bij dat deze nieuw gevormde cellen vaker geactiveerd worden tijdens leertaken. Fysieke oefening zorgt

ook voor een toename van de synaptische plasticiteit. Synapsen in de neuronen kunnen zich sneller en gemakkelijker aanpassen aan omstandigheden. Ook nemen uitlopers van

dendrieten, die vastzitten aan de synapsen, toe in omvang. Beide zorgen ervoor dat herinneringen kunnen worden opgeslagen door middel van een Langetermijnpotentiering (LPT), een langdurige verhoging van doeltreffendheid van een synaps. Een betere

geheugenfunctie is het uiteindelijke gevolg (Kolb, Whishaw, & Teskey, 2014; Van Praag, 2009).

Door theorie aan praktijk te koppelen gaat er geen lestijd verloren en hoeven docenten geen aanpassingen in het lesrooster toe te passen. Leerlingen blijven bezig met de aangeboden (verplichte) stof terwijl zij bewegen!

Elke dag 30 minuten bewegen sluit aan op de beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad die in 2017 uitgebracht zijn. Deze richtlijnen het geven minimale niveau van beweging aan om gezondheidswinst te behalen. Jongeren tussen de 4 en 17 jaar dienen dagelijks minstens 60 minuten matige of zware intensieve inspanning te doen (Gezondheidsraad. beweegrichtlijnen 2017.2017; H. Kemper et al., 2000). Met de bewegingstussendoortjes op school is hiervan de helft al binnen!

2. Naschools aanbod

Speciaal voor de leerlingen die buiten school (nog) geen sport beoefenen, is het naschoolse aanbod ontwikkeld. Één keer per 2 weken krijgen deze leerlingen activiteiten aangeboden in de gymzaal, aangepast aan het niveau van het individu. Op deze manier komen zij in

aanraking met diverse vrije-tijdsinvullingen en verschillende sportverenigingen. Het doel van het naschoolse aanbod is integratie met de omgeving (Haarlem) en maatschappij, sociale emotionele betrokkenheid en uiteraard leerlingen enthousiasmeren voor een actieve vrijetijdsbesteding.

Sport draagt bij aan sociale samenhang in buurten en positieve beeldvorming tussen verschillende groepen in de Nederlandse samenleving (Boonstra & Hermens, 2011). Wanneer (beperkte) leerlingen een sport uitoefenen bij een sportvereniging, raken zij meer betrokken bij de maatschappij wat een positieve bijdrage levert aan de algehele ontwikkeling. Uit verschillende rapporten concludeert men dat sportdeelname bijdraagt aan het opbouwen van zelfvertrouwen. Men krijgt het gevoel ergens bij te horen en de kans op antisociaal- en crimineel gedrag verkleint (Boonstra & Hermens, 2011).

Uit oudergesprekken op ZMLK school de Schelp is daarnaast gebleken dat ouders/verzorgers niet weten bij welke sportverenigingen zij terecht kunnen voor hun zoon of dochter. Door

samenwerkingen aan te gaan met verenigingen in de buurt, krijgen ouders en leerlingen meer inzicht in deze mogelijkheden.

3. Bewegen op het plein

Op een goede speelplaats is ruimte voor verschillende activiteiten. Daarnaast daagt het kinderen uit om zo gevarieerd mogelijk te bewegen, passend bij hun niveau en leeftijd. Toch zien hedendaagse schoolpleinen er vaak uit als een afspiegeling van een bewaarplaats voor kinderen tijdens de pauze. Het is daarom van belang om meer aandacht te besteden aan de functie, taak en nut van (school)speelplaatsen (BERGEIJK et al., 1996; Dudek, 2005). Wanneer een schoolplein goed ingericht is, daagt het uit tot experimenteren en exploreren. Negatief gedrag en verveling wordt hiermee minder en overgewicht wordt ingeperkt (BERGEIJK et al., 1996). Daarnaast komen leerlingen weer energiek terug in de klas,

wanneer zij prettig hebben buitengespeeld (bastiaan goedhart presentatie!). Voorwaarden om prettig buiten te spelen zijn:

1. Aantrekkelijk en veilig plein (met veel mogelijkheden) 2. Niet teveel kinderen op een te klein oppervlakte 3. Leerkrachten/ begeleiders die spel en bewegen stimuleren

(bastiaan goedhart workshop 8! → hoe dien ik deze in te vullen?)

Uit onderzoek is gebleken dat buitenlessen zeer waardevol zijn en de tijd op het schoolplein een positieve bijdrage levert aan de leerprestaties. Buiten slaan de hersenen aan het verteren wat in de klas werd geleerd (Claxton, 2012). Lichamelijke inspanning verhoogd de aandacht. Lichaamsgevoel en behendigheidsspel dragen bij aan taakgerichtheid en begrip (Best, 2010; Hartanto, Krafft, Iosif, & Schweitzer, 2016).

Met deze informatie in het achterhoofd en door goed te kijken naar de doelgroep van het schoolplein, zijn de volgende keuzes gemaakt met betrekking tot het schoolplein en het buitenspelen.

VSO:

• Meer materiaal om mee te sporten

• Gymlessen buiten: Uitleg van lessen met materiaal tijdens de lessen L.O. • Lessen (bewegingstussendoortjes) buiten voortzetten (rekenen, taal, lezen)

• Leerkracht heeft helpende/begeleidende (actieve) rol

SO:

• Plein verdelen in 4 vakken (verven). • Lessen buiten voortzetten

• Gymlessen buiten (o.a. introduceren nieuwe spellen en materialen en regels herhalen) • Leerkracht heeft helpende en begeleidende (actieve) rol

4. Voeding

Niemand kan zonder voeding. Het is voor ieder persoon een primaire levensvoorwaarde. Maar voedsel is meer dan dat. Voedsel speelt ook een rol in onze gezondheid. Goede voeding draagt bij aan een goede gezondheid (Van Kreijl & Knaap, 2004).

Eerder vermeld is dat bijna een kwart van de cluster 3 leerlingen tussen de 6 en 19 met overgewicht of obesitas kampt (Ter Haar, 2011; Van Lindert, 2011). Ook is vermeld dat overgewicht verschillende risico’s met zich meebrengt waaronder hart- en vaatziekten en diabetes 2 (Mokdad et al., 2003) Alleen sport en bewegen zorgt niet voor een afname van dit gewicht. Voeding speelt hierbij de belangrijkste rol. Gezonder eten heeft namelijk een sneller en meer effect dan alleen meer bewegen of sporten (Scholten, Van der Doef, Maes, &

Sachtleven, 1994). Het aanpassen van het voedingspatroon is hiermee de eerste en

belangrijkste stap voor het afvallen en het creëren van een gezonde levensstijl. Door sport te combineren met het aanpassen van je eetgedrag bereik je uiteindelijk het meeste resultaat. Op de Schelp worden aan de hand van speciale wekelijkse kooklessen de leerlingen bewust gemaakt van een gezond eetpatroon. De leerlingen gaan wekelijks in kleine groepen aan de slag in de keuken onder begeleiding van een professionele kok. Recepten worden gemaakt, producten worden geproefd en het belang van een gezond eetpatroon wordt verhelderd voor de leerlingen.

5. Informeren

Niet alleen docenten kunnen ervoor zorgen dat de leerlingen gezonder en fitter worden. Het is van groot belang dat ouders bij het project betrokken worden. Niet alleen leerlingen, maar ook ouders moeten bewust worden van het belang van een gezonde levensstijl.

Ouders/verzorgers hebben immers de directe zorg over hun kinderen en vormen hiermee de (thuis)basis (Prins, Wienke, & van Rooijen, 2013).

Alle ouders worden bereikt aan de hand van een nieuwsbrief, het Kid Fit News. Elke maand komt er een nieuwsbrief uit. Naast dat deze wordt meegegeven aan de ouders/leerlingen, is deze terug te vinden op de schoolwebsite. In het Kid Fit News komen allerlei onderwerpen aan bod met betrekking tot het project: het belang van sport en bewegen, invullingen van vrije tijd, wat is er te doen in de omgeving, zijn er subsidies met betrekking tot sport voor mijn kind, voedingsweetjes enzovoort. Op deze manier blijven ouders op de hoogte en worden zij bewust van het belang van voeding, bewegen en sporten.

Naast het Kid Fit News, zullen de klassendocenten ouders op de hoogte houden tijdens de jaarlijkse ouderavonden, ouderbijeenkomsten en telefoongesprekken. Zij bespreken hierbij de deelname en voortgang van het desbetreffende kind en vragen naar de situatie thuis. Aan de hand van een enquête, die aan het begin en aan het eind van het project wordt afgenomen, kan er gekeken worden naar de verandering die het project met zich meebrengt uit het oogpunt van de ouders.

Na schools aanbod de schelp:

Sommige kinderen kunnen niet naar een sportclub of vereniging. Voor deze kinderen organiseert De Schelp een passend na-schools aanbod. Om de week worden er gedurende het schooljaar 15 lessen gegeven in de gymzaal van de school waarbij heel veel takken van sport aan bod komen. Per les worden verschillende activiteiten aangeboden; voor ieder kind op zijn of haar niveau. Hierdoor is er voor elke leerling wel een activiteit die uitdagend is en waar het aan wil meedoen. Plezier in

bewegen wordt stapsgewijs opgebouwd en daarmee groeit het zelfvertrouwen en de vaardigheid.

Afspraken

• Het aantal kinderen per groep is niet groter dan 12; • Het aantal kinderen per groep is niet kleiner dan 5;

• De aanmelding geschiedt door het invullen van een uitgebreid aanmeldingsformulier en ondertekening van de ouder(s)/verzorger(s) van het kind;

• Het aanmeldingsformulier wordt verstrekt door de school;

• De lessenserie bedraagt 15x één uur, binnen een periode van een jaar; • De lessen worden gegeven in de gymzaal van De Schelp;

• De docent houdt van elk kind een logboek bij over de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling en sociale omgang in de groep;

• Na elke les is er een kort evaluatiegesprek met de kinderen;

• Tijdens de lessenserie komen diverse sport- en spelvormen aan bod. (*Daarnaast wordt er een aantal sportclinics gegeven. )

• Na 15 lessen vindt er een evaluatie plaats tussen ouders en de docenten d.m.v. (telefonisch) contact. Tevens wordt er informatie uitgewisseld tussen ouders en docent gaandeweg de lessen.

• Na 15 lessen krijgen ook de ouder(s)/verzorger(s) een evaluatieformulier;

• De docent beschikt over een HBO diploma docent bewegingsonderwijs met een aantekening Motorisch Remedial Teaching.

15 lessen per jaar:

Maandag van 14:45-15:45 groepen met vaardigheid tot niveau 5

Bewegingstussendoortjes; WAAROM????

Kinderen zitten erg veel stil in de klas. In ons huidige onderwijs is er maar weinig sprake van beweging tijdens het leren. Maar het is wel belangrijk, want door middel van bewegen leg je

verbindingen tussen je linker- en de rechterhersenhelft en daarnaast onthoud je leerstof langer als je tijdens het leren beweegt. Vooral voor jongens is het bewegen van belang. Jongens hebben over het algemeen een grotere bewegingsdrang dan meisjes.

Tijdens de lessen krijgen de kinderen al bewegend ongeveer een halfuur dans-, reken-, en taalles.

Tijdens de Fit en Vaardig-lessen krijgen kinderen al bewegend ongeveer

een halfuur reken- en taalles.

Bewegingstussendoortjes: HOE en WANNEER?

Er is een rooster voor het SO en een rooster voor het VSO. De oefeningen zijn voorbeelden die je kunt gebruiken. Natuurlijk kun je een andere oefening kiezen dan er staat

aangegeven. Een oefening die wellicht beter bij het moment of bij jouw klas past. Elke keer als je drie oefeningen hebt gedaan zijn er zo’n 25 minuten om.

Elke week zijn er drie oefeningen aangegeven. Deze oefeningen herhaal je nog twee keer. Je doet dus dezelfde oefeningen in totaal drie keer per week.

Elke week is er een dans oefening, een oefening voor rekenen of houding en een oefening die te maken heeft met taal. Deze oefeningen zijn dus goed te combineren met je taal en of rekenlessen.

VSO

Week Tussendoortje dans Rekenen of houding

tussendoortjes:

Taal/spelling tussendoortjes:

1 pop see koo

https://youtu.be/LMxtwzr oMTQ?list=PLpRwJgFtnmJ FF1ZGowFE5u8XOLAAtJaql

Sneeuwballen gevecht:

Gooien met propjes is natuurlijk niet de bedoeling in de klas. Of toch wel? Geef alle kinderen een papiertje. Laat ze er een prop van maken en laat ze proberen om in korte tijd zoveel mogelijk kinderen te raken. Wil je het nou koppelen aan leerstof? Laat ze op papier een aantal vragen

beantwoorden of een oefentoets maken. Laat ze daarna een prop maken en gaan gooien. Na 10 seconden stop je en bespreek je de eerste vraag door. Daarna gooi je weer 10 seconden. Ga zo door tot je alle vragen hebt

besproken. Wie kan er in 10 seconden het meeste mensen raken?

Tip: Vertel niet meteen dat je met propjes gaat gooien,

Wie heeft dezelfde?

Alle leerlingen krijgen een kaartje met een woord/naam/letter. Na het startsein proberen alle leerlingen de persoon te vinden met hetzelfde woord/som/letter/zi n, etc. Materiaal: kaartjes met /woorden/letters/na men, etc

want dan zijn de kinderen meteen niet meer te

houden. Maak eerst de toets, laat de kinderen daarna staan met het blaadje in de hand en laat ze dan pas een prop maken.

2 het vliegerlied https://youtu.be/s0MWto lLXQ8?list=PLpRwJgFtnmJF F1ZGowFE5u8XOLAAtJaql Lijnengrafiek maken: Kinderen nemen plaats in een van de twaalf rijen, die ze op het schoolplein met krijt getekend hebben (en die de maanden van het jaar voorstellen). Ze gaan in de rij staan van de maand waarin ze jarig zijn. Zo ontstaat een grafiek, een lijfgrafiek. Het is nu gemakkelijk te zien in welke maanden de meeste/minste kinderen jarig zijn. Als de achterste kinderen een lijn (touw) vasthouden, ontstaat een lijngrafiek.

Maak een foto (van bovenaf) van deze lijngrafiek. Dan kun je die later met de kinderen nog eens goed bekijken (want als kinderen bezig zijn om de lijngrafiek te maken en dus in de rijen staan, is de lijngrafiek niet voor iedereen te zien. Een foto verduidelijkt

Beweeg getallen:

De leerlingen gaan zo staan dat je armen en benen volledig kan strekken. De leerkracht geeft de leerlingen verschillende oefeningen. Bijvoorbeeld:

-op één been staan en van been wisselen = 1

-springen: benen spreiden en sluiten = 2

-huppelen = 3

-op één been staan en 5 maal springen = 4 -springen met de benen samen = 5 eenvoudige ritmes na stampen = 6

een en ander dan achteraf heel goed).

3 the sid shuffle

https://youtu.be/uMuJxd2 Gpxo?list=PLpRwJgFtnmJF F1ZGowFE5u8XOLAAtJaql Getallen springen in hoepels op het plein: Leg 10 hoepels op een rij. De kinderen gaan in een rij langs de hoepels staan. Het eerste (voorste) kind begint met springen: van de ene in de andere hoepel. Het kind telt daarbij elke sprong. Zo springt elk kind tot 10.

U kunt ook

opdrachten geven als: spring tot 5. Het voorste kind voert dit uit en sluit achter in de rij aan. Dan is het volgende kind aan de beurt. Tip: als de kinderen met beide voeten tegelijk springen, is het een goede symmetrieoefening. En als ze hinkelen, worden hun evenwicht en dominante kant getraind. De kinderen kunnen elkaar ook opdrachten geven. Bv.: het tweede kind in de rij zegt tot welk getal het eerste kind moet springen. Voor oudere kinderen kunt u meer hoepels neerleggen. Daarna worden de opdrachten moeilijker, bv.: - maak drie sprongen van 2; - het kind

Zo veel mogelijk!

De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van vier leerlingen (max. vijf leerlingen). De leerlingen schrijven hun naam op het blaadje. Met de letters die nu allemaal op het blaadje staan, proberen de leerlingen zoveel mogelijk woorden te maken. Welk groepje heeft de meeste woorden? Welk groepje heeft het langste woord? Materiaal: Voor elk groepje een vel papier en een potlood

hinkelt in de eerste hoepel, springt met twee voeten in de tweede, hinkelt in de derde, springt met twee voeten in de vierde (enz.) en zegt in elke hoepel het getal. Het kind sluit dan achter in de rij aan.

Zo zijn er nog veel meer variaties te bedenken, afhankelijk van de hoeveelheid hoepels die neergelegd wordt. 4 schiffie en co pinguindans https://youtu.be/RHuASII p- 3U?list=PLpRwJgFtnmJFF1 ZGowFE5u8XOLAAtJaql Het sneeuwt!

• Elk kind schrijft op een stukje papier een getal/som (nieuw te leren (of reeds geleerd)) en frommelt het papiertje daarna op tot een prop. • Op het teken “Het sneeuwt!” mogen alle kinderen hun “sneeuwbal” (prop papier) door de klas gooien.

• Elk kind pakt daarna een andere “sneeuwbal” van de grond, strijkt het papiertje glad, leest hetgetal/som en frommelt het papiertje weer op. Op het teken “Het sneeuwt!” worden de “sneeuwballen” opnieuw door de klas gegooid. • Als dat een aantal keren is gedaan, worden alle “sneeuwballen”

Zinnen maken met zijn allen:

De leerkracht begint met een zin maar maakt deze niet af. Het is aan de leerlingen om de zin af te maken. Hierdoor kom je soms tot zeer grappige

resultaten. De zinnen kunnen over een bepaald thema gaan.

Bijvoorbeeld:

verzameld. De kinderen mogen dan om de beurt een getal/som noemen, dat ze op een

“sneeuwbal” hebben gelezen.

5 peanut butter in a cup

https://youtu.be/wPCGfa4 4bF0?list=PLpRwJgFtnmJF F1ZGowFE5u8XOLAAtJaql

Het regent sommen:

• Elk kind schrijft op een stukje papier een getal/som (nieuw te leren (of reeds geleerd)) en frommelt het papiertje daarna op tot een prop. • Op het teken “Het sneeuwt!” mogen alle kinderen hun “sneeuwbal” (prop papier) door de klas gooien.

• Elk kind pakt daarna een andere “sneeuwbal” van de grond, strijkt het papiertje glad, leest het getal/som en frommelt het papiertje weer op. Op het teken “Het sneeuwt!” worden de “sneeuwballen” opnieuw door de klas gegooid. • Als dat een aantal keren is gedaan, worden alle “sneeuwballen” verzameld. De kinderen mogen dan om de beurt een getal/som noemen, dat ze op een “sneeuwbal” hebben gelezen. woordkriebels De leerkracht verdeelt de leerlingen in groepjes. Eén van de leerlingen uit elk groepje gaat met zijn rug naar zijn groepje zitten. De andere leerlingen van het groepje spreken ondertussen een woord of letter af dat ze al eens hebben geleerd. Alle leerlingen van de groep gaan achter de leerling staan die neerzit. Vervolgens

schrijven de

leerlingen elk een letter van het woord of alleen de letter op de rug van de leerling die neerzit. Zodra de leerling denkt het woord of letter te weten, springt hij recht en roept het woord. Als het juist is, mag hij iemand tikken. Die moet dan voor de

In document Kid Fit (pagina 81-167)