• No results found

Kern van de brief (1:5-12)

3.1 Lof voor Gajus (1:5-8)

(5) Geliefde, u handelt trouw in alles wat u jegens de broeders bewerkt, en dat jegens vreemdelingen, (6) Die getuigd hebben van jouw liefde, in de tegenwoordigheid van de gemeente; als je hun verder helpt, zoals het voor God waardig is, zul je er goed aan doen. (7) Want ze zijn uitgegaan voor de Naam, en zonder vergoeding te verlangen van de heidenen. (8) Wij zijn daarom schuldig deze te ontvangen, zodat wij medearbeiders van de waarheid mogen worden.

|5|

Geliefde, u handelt trouw in alles wat u jegens de broeders bewerkt, en dat jegens vreemdelingen,

Johannes vernam dat Gajus trouw met andere christenen omgaat, die hijzelf niet kent. Het zijn nog vreemdelingen voor hem als ze aan zijn deur staan. De tekstoverlevering laat het toe om zowel te denken aan bekende en onbekend christenen (NBG, GNB) of aan christenen en ongelovigen.

Onzeker is of de christenen in opdracht van Johannes rondreisden of dat het in dit vers om algemene rondreizende bedieningen gaat. Het is in elk geval moeilijker om gastvrijheid te verlenen aan (christelijke) onbekenden dan aan vertrouwde bekenden.

|6|

Die getuigd hebben van jouw liefde, in de tegenwoordigheid van de gemeente; als je hun verder helpt, zoals het voor God waardig is, zul je er goed aan doen.

De vreemdelingen uit vers 5 waren getuigen van de grote liefde die Gajus had. In de gemeente hadden zij glansrijk vertelt wat Gajus voor hen had betekend. Zijn leven was een getuigenis voor velen. Gajus’ houding verbond mensen met elkaar die elkaar voordien niet kenden. Zoals vers 3 Gajus omgang met de waarheid roemde, roemt vers 6 nu zijn liefde.

De term ‘gemeente’ komt in de Johannesbrieven alleen in 3 Johannes 1:6 en 1:9 voor. Gajus stelde zich deze gemeente ter beschikking. Hij hielp haar God beter te dienen. Dat deed hij door gastvrijheid te verlenen.

|7|

Want ze zijn uitgegaan voor de Naam, en zonder vergoeding te verlangen van de heidenen.

In vers 7 leidt Johannes twee argumenten in die Gajus ertoe moeten brengen om gastvrij en behulpzaam te blijven. De dienaars die Gajus

20

onderdak en voeding schonk, gingen vrijwillig op pad om het evangelie te verkondigen (vgl. 1Ko9:18; 2Ko12:16-18; Fp4:14-18). Het evangelie werd aan iedereen gebracht, maar niet voor geld. Zodoende onderscheidden de christelijke predikers zich gunstig van de aanhangers van andere godsdiensten en van de filosofen die nadrukkelijk om geld vroegen.1 Ook in onze tijd zijn er talrijke christenen die zich vrijwillig voor God inzetten op vergelijkbare wijze als destijds op de steun van kerken en individuen aangewezen.

Zo trokken christenen in de naam van Jezus rond. Het valt op dat het woord ‘Jezus’ hierbij ontbreekt. Dat zorgt er voor dat sommigen denken dat ‘de Naam’ naar Jahweh verwijst. Hoewel Jahweh en Jezus weinig verschillen van elkaar in de geloofsleer, doelt Johannes vermoedelijk op de naam van Jezus (vgl. 1Jh2:12; 3:23; 5:13).2 De verkondiging van het evangelie heeft tot doel om bekend te maken wie Jezus Christus is.

Op welke manier kun jij in je leven je inzetten voor de verkondiging van de waarheid?

|8|

Wij zijn daarom schuldig deze te ontvangen, zodat wij medearbeiders van de waarheid mogen worden.

In tegenstelling tot de dwaalleraars in 2 Johannes roept de apostel Gajus op om gastvrijheid te blijven verlenen aan de dienaars van Christus.

Wie de dienaren ondersteunt, wordt in het koninkrijk van God gezien als een medearbeider van de waarheid. Jezus maakte al duidelijk dat wie zich zo om andere medearbeiders bekommerde dezelfde beloning ontving als de zender (Mt10:41).

3.2 Vermaning voor Diotrefes (1:9-10)

(9) Ik heb aan de gemeente geschreven, maar Diotrefes die onder hen probeert de eerste te zijn ontvangt ons niet. (10) Daarom zal ik als ik kom, zijn werken die hij doet in gedachtenis brengen. Hij spreekt met boze woorden tegen ons en alsof dit nog niet genoeg is, ontvangt hij zelf de broeders niet, en verhindert degene, die dit wel willen doen door ze uit de gemeente te gooien.

1 Pieter Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, Commentaar op het Nieuwe Testament (Kampen: Kok, 2005), 91.

2 Ibid., 90.

3 J O H A N N E S VERMANINGVOOR DIOTREFES (1:9-10) 21 In 3 Johannes 1:9-10 wordt de gastvrije Gajus tegenover Diotrefes geplaatst. Diotrefes wordt voor zijn arrogante houding tegenover Gods dienaren streng berispt.

|9|

Ik heb aan de gemeente geschreven, maar Diotrefes die onder hen probeert de eerste te zijn ontvangt ons niet.

Johannes brengt Gajus ervan op de hoogte dat hij al een brief aan de gemeente van Diotrefes zond. Doordat er sprake is van ‘onder hen’ en niet van ‘onder jullie’, gaat het om een andere gemeente, dan die waartoe Gajus behoort. Bij de brief gedacht aan: (1) 2 Johannes, waar de gastvrijheid al aan de orde kwam; (2) 1 Johannes, hoewel raakvlakken ontbreken; (3) 1 en 2 Johannes tezamen;3 of (4) een andere brief die niet bewaard bleef.4 Doordat de apostel zowel in vers 9 als 10 ‘niet ontvangen’ (ἐπιδέχομαι) gebruikt, is er voor gekozen om dit op dezelfde manier te vertalen (NBG).

De uitdrukking wijst op de omgang in officiële relaties.

We weten weinig over Diotrefes. Uit de informatie in 3 Johannes maken we op dat hij bij een andere gemeente hoorde (‘onder hen’, vs9).

Vermoedelijk had Diotrefes een leidinggevende functie in de gemeente (vs10). Hij is echter uit op nog meer macht en invloed (vs9). Dit blijkt uit de verwijten die Johannes geeft: Diotrefes speelt de baas, ontvangt de oudste Johannes niet, belastert de oudste, is niet gastvrij, belemmert anderen gastvrij te zijn, zet goede mensen uit de gemeente.5 Deze Diotrefes is een gevaarlijk man en Johannes moet dit dan ook aan Gajus melden.

Wat bracht Diotrefes tot deze houding tegenover Johannes? Er zijn verschillende voorstellen gedaan: Diotrefes was bang om via het bezoek ketterijen in zijn gemeente te krijgen. Op dezelfde basis als 2 Johannes 1:10 weerhield hij daarom de vrijere uitleggers in de gemeente, waartoe de groep van Johannes behoorde.6 Uit 3 Johannes maken we echter niet op dat het in deze situatie om een leerstellige kwestie ging. De nadruk ligt op gezag, leiderschap en de onderlinge omgang met elkaar. Diotrefes wil de dienst uitmaken in de gemeente en zich boven andere gelovigen opstellen.

Om zijn kerkelijke positie veilig te stellen, ondermijnde hij invloeden van buitenaf. Pieter Lallemann schrijft terecht over de blijvende actualiteit van

3 John Painter, “The Johannine Epistles as Catholic Epistles,” in The Catholic Epistles and Apostolic Tradition: A New Perspective on James to Jude, ed. Karl-Wilhelm Niebuhr and Robert W. Wall (Waco: Baylor University, 2009), 252.

4 Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes, 92.

5 Ibid., 93.

6 Ernst Käsemann, “Ketzer Und Zeuge: Zum Johanneischen Verfasserproblem,” Zeitschrift für Theologie und Kirche 48, no. 3 (1951): 292–311.

22

deze woorden.7 Zowel in de ‘vrije’ als de ‘gevestigde’ kerken komen er altijd weer personen als Diotrefes voor. Zij zijn dan vooral gericht op macht en invloed en schuwen weinig middelen om andere gemeenteleden het leven zuur te maken. De meeste conflicten in de gemeente worden veroorzaakt door botsende persoonlijkheden. Johannes in zijn situatie een voorbeeld van hoe iemand daarmee kan omgaan. Hij houdt het contact in stand, schrijft een brief aan de gemeente en toont vasthoudendheid door na een geweigerde brief opnieuw te schrijven en aan te kondigen dat hij zijn tegenstander wil bezoeken.

|10|

Daarom zal ik als ik kom, zijn werken die hij doet in gedachtenis brengen. Hij spreekt met boze woorden tegen ons en alsof dit nog niet genoeg is, ontvangt hij zelf de broeders niet, en verhindert degene, die dit wel willen doen door ze uit de gemeente te gooien.

De brief die Johannes aan de gemeente schrijft, waar Diotrefes deel van uitmaakt, wordt genegeerd. Diotrefes koos er voor om kwade geruchten te verspreiden over de apostelen en medechristenen. Hen in diskrediet te brengen werd gevoed door het vlees. Ook ontving hij iemand die met Johannes was verbonden niet meer in de gemeente. Gastvrijheid en gastvriendelijk veranderden in kwaadheid en tirannie.

Die houding van Diotrefes is in het NT geen uniek gegeven. De apostel Paulus maakte een soortgelijke mee toen de Korinthiërs zijn gezag als apostel in vraag stelden (2Ko). Johannes laat Gajus weten dat hij het Diotrefes bij zijn komst wel eens onder de neus zal wrijven. Welke verdere maatregelen de apostel tegen Diotrefes onderneemt blijft ongenoemd. Dat zal ook afhangen van de reactie van Diotrefes.

3.3 Aanbeveling van Demetrius (1:11-12)

(11) Geliefde, volgt niet het kwade na, maar het goede. Want die goed doet, is uit God; maar die kwaad doet, heeft God niet gezien. (12) Van Demetrius is getuigd door allen en door de waarheid zelf; en ook wij getuigen van hem, en u weet dat ons getuigenis waar is.

|11|

Geliefde, volgt niet het kwade na, maar het goede. Want die goed doet, is uit God;

maar die kwaad doet, heeft God niet gezien.

Johannes is helder: Iemands gedrag wordt bepaald door zijn positie tegenover God. Wie kwaad doet, zoals Diotrefes doet, heeft God niet gezien. Zo luidt het zware vonnis van de apostel.

7 Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes, 97.

3 J O H A N N E S AANBEVELINGVAN DEMETRIUS (1:11-12) 23 Gajus moet het kwade niet najagen, maar het goede. Het kwaad mag geen navolging ontvangen. Hij moest opletten dat hij niet meegesleept werd door de sluwe handelingen van Diotrefes.

|12|

Van Demetrius is getuigd door allen en door de waarheid zelf; en ook wij getuigen van hem, en u weet dat ons getuigenis waar is.

Vervolgens spreekt Johannes over Demetrius. Wie deze Demetrius is, weten we niet. Sommige denken aan Demetrius de zilversmid (Hd19:24), maar dit was een vijand van het evangelie.8 Anderen vermoeden dat het om Demas gaat, die later de wereld lief kreeg (2Tm4:10; vgl. Ko4:14). De kans is echter groot dat het niet om beide personen gaat. Volgens de Apostolische Constituties was Demetrius gemeenteleider in Filadelfia.9 Een onderbouwing voor die bewering ontbreekt echter.

Gajus hoefde zich in elk geval geen zorgen te maken om Demetrius.

De apostel betuigt dat hij bekend staat als een goed christen en beveelt hem aan bij Gajus. Vermoedelijk was er een concrete reden voor deze aanbeveling. De uitspraak ‘en ook wij getuigen van hem en u weet dat ons getuigenis waar is’, herinnert aan de stijl in Johannes 21:24.

Hoe kunnen we elkaar helpen om gastvrijheid te stimuleren in Gods koninkrijk?

8 Zane C. Hodges, “3. Johannes,” in Das Neue Testament. Erklärt Und Ausgelegt, ed. John F. Walvoord and Roy B.

Zuck, vol. 5 (Holzgerlingen: Hänssler, 2000), 546.

9 Alexander Roberts and James Donaldson, eds., “Constitutiones Apostolorum: Apostolic Teaching and Constitutions,” in Lactantius, Venantius, Asterius, Victorinus, Dionysius, Apostolic Teaching and Constitutions, Homily, and Liturgies, vol. 7, Ante-Nicene Fathers (Buffalo: Christian Literature Company, 1886), 7.46.

3 J O H A N N E S SLOTWOORDENZEGEN (1:13-15) 25

4 Slotwoord en zegen