• No results found

De katholieke doctoren zijn het vrij wel eens, dat sommige decreten in naam der Congregatiën, maar op bevel van den Paus uitgevaardigd, aan Zijn Heiligheid als

onfeilbaar hoofd der Kerk moeten worden toegekend en als onfeilbaar geëerbiedigd.

Aan welke kenmerken zal men dezulke onderscheiden? Raadplegen wij den abbé

Bouix zelf

2)

. Volgens hem wordt daartoe vereischt, dat in het decreet uitdrukkelijk

vermeld staat, dat de Paus er kennis van genomen, het bevestigdt en bevel om het

uit te vaardigen gegeven heeft (‘facta relatione ad Sanctissimum, Sanctissimus

confirmavit et publicari mandavit’). De abbé verzekert ons, dat dit het algemeene

gevoelen der theologen is, slechts door enkele tegengesproken, tegen wie hij betoogt

dat de Paus niet als eenvoudig doctor het recht kan hebben om de uitvaardiging van

dogmatische definities te bevelen, maar alleen als hoofd der Kerk. Aan den anderen

kant zijn alle decreten, waaraan de clausule ‘Sanctissimus confirmavit etc.’ ontbreekt,

slechts aan te merken als het werk van feilbare kardinalen. Nu ontbreekt die alles

afdoende clausule aan het decreet

3)

, waarin de leer van de beweging der aarde voor

valsch en strijdig met de Schrift verklaard wordt. Derhalve is dit decreet niet aan den

onfeilbaren

1) Naar zijn voorbeeld vooral heeft een ongenoemde Nederlandsche auteur in De Katholiek van 1868 over Galilei en zijn proces een reeks van artikelen geschreven.

2) Pag. 41 sv. 3) Pag. 6, 44.

Paus of aan de Kerk toe te schrijven, maar aan de feilbare Congregatie van den Index.

De redeneering komt mij voor onberispelijk te zijn in alle opzichten, uitgenomen

één. Er wordt hier aan de vermelding der bekrachtiging door den Paus een waarde

gehecht, die niet in de vermelding, maar in de bekrachtiging zelve gelegen is. Indien

er sprake was van rechtskracht tegen derden, zou de abbé gelijk hebben: een wet,

missende de vereischte formule, is geen wet en heeft geen kracht. Maar met een

gedachte, met een oordeel is het een ander geval. Mijn gedachte blijft mijn gedachte,

hoe zij ook wordt uitgedrukt; de gebrekkigheid der uitdrukking kan dat niet

veranderen. Heeft eens de Paus, als hoofd der Kerk, een decreet eener Congregatie

aangenomen en zoodoende tot zijn decreet gemaakt, dan is het van dat oogenblik af

pauselijk en onfeilbaar geworden, al kan het eerst na de uitvaardiging als zoodanig

door de geloovigen gekend en geeerbiedigd worden

1)

. Verzuimt de Maestro del S.

Palazzo aan het decreet de vereischte clausule toe te voegen, en geeft hij het in dezen

gebrekkigen vorm uit, dan mist het wel het kenteeken waaraan de geloovigen het als

pauselijk kunnen erkennen, maar het heeft daarom het karakter van pauselijk en

onfeilbaar decreet geenszins verloren. Als het van elders blijken mocht, dat de Paus

het werkelijk bekrachtigd heeft, behooren wij het te erkennen en te eeren als met

pauselijk en onfeilbaar gezag bekleed.

Het geval, dat wij onderstelden, heeft werkelijk plaats gehad met het decreet,

waarover wij handelen. De clausule wordt daarin niet gevonden; het vertoont geen

kenmerk van hooger gezag dan dat der Congregatie, maar uit het register der decreten

van de Inquisitie weten wij, dat het niettemin door den Paus bekrachtigd is. Den 3

den

Maart van het jaar 1616

2)

, nadat Bellarmino verslag had gedaan van zijn ontmoeting

met Galilei, kwam het bedoelde decreet in behandeling, en beval de Paus dat het zou

worden uitgevaardigd: ‘relato decreto.... Sanctissimus ordinavit publicari edictum a

P. Magistro S. Palatii.’ Er wordt slechts gezegd: ‘ordinavit publicari’, niet ‘confirmavit

et ordinavit publicari’, maar dit maakt geen onderscheid: in het bevel om

1) In diplomate congregationis pro interpretatione et executione conc. Tridentini Sixtus V expresse dicit: ‘Eorum decretorum, quae ad Fidei dogmata pertinent, interpretationem nobis ipsis reservamus’ (Fromondus, De orbe terrae immobili, p. 28, 29).

uit te vaardigen ligt de bekrachtiging opgesloten. Of zou de Paus de uitvaardiging

bevolen hebben van een decreet, dat hij niet wilde of durfde bevestigen?

Na de bewijsvoering, de autoriteiten. De tegenpartij beroept zich voor haar gevoelen

op theologen en geleerden uit de 17

de

eeuw, die, afgaande op den vorm alleen van

het decreet, getwijfeld hebben, of het wel de Kerk was die het stelsel van Copernicus

veroordeeld had. Maar hun gevoelen weegt bij mij niet zwaar, omdat het berust op

een onvolledige kennis van hetgeen in de Congregratie was voorgevallen. ‘Ne voyant

point encore (schrijft Descartes in 1634

1)

) que cette censure ait été autorisée par le

Pape.... je ne perds pas tout-à-fait espérance.’ Natuurlijk: maar hij zou den moed

geheel verloren hebben, indien hij had gehoord wat wij thans weten, dat de Paus

kennis van het decreet genomen en de uitvaardiging er van bevolen had. Doch waartoe

zullen wij ons bij de meeningen van slechts ten halve ingelichte geleerden ophouden?

Het zou ons van de hoofdzaak afleiden, als ik ging aantoonen, dat Bouix

2)

in zijn

ijver sommige auteurs, die hij aanhaalt, verkeerd heeft verstaan, en dat b.v. Caramuel,

op wien hij zich beroept, juist het tegendeel zegt van hetgeen hij hem laat zeggen,

en zich niet tegen, maar voor het onfeilbaar karakter van het decreet verklaart. Dat

alles is van weinig of geen belang. Waar het op aankomt is, het oordeel te vernemen

van hen, die den geheelen loop der zaak kenden, en wier gezag in quaestiën van dien

aard onbetwistbaar is. Hooren wij in de eerste plaats den kardinaal Bellarmino.

Hoezeer hij in de geschiedenis betrokken is geweest, is ons uit het verhaal van het

gebeurde gebleken. Dat hij, de schrijver van De Romano pontifice, aan den Paus

weet toe te kennen wat des Pausen is, kan niet in twijfel worden getrokken. Welnu,

in zijn verklaring, drie maanden na het uitvaardigen van het decreet aan Galilei

gegeven, noemt hij het ‘la dichiarazione fatta da Nostro Signore e publicata dalla

sacra congregazione dell' Indice.’

Hooren wij verder een anderen kardinaal, die ook de toedracht der zaak vrij wel

kende, Maffeo Barberini, na 1623 paus Urbanus VIII. Wij haalden boven reeds zijn

antwoord aan kardinaal Hohenzollern aan, dat de kerk (‘S. Chiesa’) de leer van

Copernicus niet als kettersch maar als gewaagd verboden had. Hij vergiste zich; want

de leer was wel degelijk als kettersch

ver-1) Bij Bouix, p. 21/2. 2) Pag. 25.

oordeeld. Maar die vergissing in de bijzaak, in de qualificatie, geeft geen reden om

te onderstellen dat hij zich ook in de hoofdzaak, in het feilbare of onfeilbare karakter

der veroordeeling, vergist heeft. Wij zullen straks nog ten overvloede aantoonen, dat

hier aan zulk een vergissing niet te denken valt.

Vernemen wij eindelijk hoe de Inquisitie over het decreet oordeelde. Zij heeft het

in daden getoond. Zij heeft van Galilei gevorderd dat hij met hart en ziel de leer van

Copernicus zou afzweren: ‘ut corde sincero et fide non ficta abjures supradictos

errores et haereses.’ Zoo iets mocht zij echter alleen vorderen, als het een door de

onfeilbare Kerk veroordeelde dwaling gold. Daarover zijn de Roomsche doctoren

het eens. De abbé Bouix zegt met ronde woorden

1)

: ‘Le Saint Office n'a pas le droit

d'exiger un acte de foi même sur une doctrine vraie, lorsque cette doctrine n'a pas

encore été définie par l'autorité infaillible de l'Eglise.’ Ik neem dien major van zijn

syllogisme over. Maar tegen den minor, dien hij er op laat volgen, heb ik bezwaar.

‘Or la doctrine de l'immobilité de la terre n'avait alors pour appui que la déclaration

faillible de la congregation de l'Index.’ Waarop dan de conclusie volgt: ‘Donc le

Saint Office a dépassé son pouvoir; il y eut, en fait, excès et injustice, non sans doute

par méchanceté mais par erreur.’ Is het mogelijk bij de Inquisitie zulk een dwaling

te vermoeden? Ik zou de syllogisme liever omkeeren in dezen vorm. De Inquisitie

mocht slechts afzwering eischen van een door de Kerk veroordeelde leer; zij heeft

afzwering geëischt van de leer van Copernicus; dus achtte zij de leer van Copernicus

door de onfeilbare Kerk en niet maar door de Congregatie van den Index veroordeeld.

Bovendien, de Inquisitie heeft niet op haar eigen gezag de afzwering gevergd, maar

op uitdrukkelijk bevel van den Paus

2)

: ‘Sanctissimus decrevit Galileum, praevia

abjuratione de vehementi, condemnandum.’ Zal dan de Paus zich ook aan

rechtsverkrachting hebben schuldig gemaakt, ‘non sans doute par méchanceté mais