• No results found

5.1 Uitgangspunten

Hierna wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten.

1. Onder “kansvolle ontwikkelingen” wordt hier verstaan ontwikkelingen die een wezenlijke, robuuste en duurzame bijdrage leveren aan de bestaande en te her- stellen ecologische kwaliteit van het IJmeer, aan Natura2000 en aan de EHS. 2. Bij compensatie voor gaande en verwachte ontwikkelingen in en rondom het

IJmeer moet, vanwege punt 1, naast directe compensatie (één op één water voor water) gedacht worden aan perspectieven voor ontwikkeling van moeras- natuur in ruimere zin, met voor Europa en Nederland bijzondere habitats en soorten.

3. Compensatie dient te zijn gericht op verdere en duurzame versterking van de specifieke waarden op grond waarvan het betreffende gebied en/of andere ge- bieden als VR- en/of HR-gebieden zijn gekwalificeerd.

4. Compensatie dient, wil het werkelijk betekenis kunnen hebben, anticiperend en niet volgend te zijn en mag voor wetlandnatuur winst opleveren omdat met de te compenseren gaande en verwachte ontwikkelingen in de regio belangen wor- den gediend die daarmee ook winst boeken.

5. De haalbaarheid van de doelen van de Kaderrichtlijn Water in Nederland wordt problematisch geacht. Dat geldt meer naarmate sprake is van van nature voedselarmer (meso- tot oligotrofe) oppervlaktewater, van aan wegzijging (ontwatering) blootgesteld moeras, van voormalige kwelsituaties, van gradiënt- situaties e.d. Er blijft dus behoefte aan herstel van fijnzinnige habitats, dat zijn juist de voor Europa en Nederland bijzondere, wat aanvullende, specifiek toe- gesneden min of meer lokale maatregelen vereist.

6. De Kaderrichtlijn Water vereist voor het IJmeer c.a. sterke terugdringing van de huidige belasting en een verlaging van het gehalte zwevend en afgezet slib. Naar verwachting zal dat als resultaat een eutroof, maar toch nog tamelijk troe- bel IJmeer en het Markermeer opleveren. Dus niet echt helder water, maar wel een verbeterd doorzicht.

7. Deze verwachting (3) zal leiden tot herstel van de betekenis van het IJmeer voor pleisterende, rustende en foeragerende vogels, aansluitend op de instand- houdingsverplichting als Vogelrichtlijngebieden, als ook tot enig herstel of ontwikkeling van onderwatervegetaties met fonteinkruiden en mogelijk zelfs plaatselijk met kranswieren.

5.2 Preambule: herstel van de ecologische kwaliteit van het IJmeer Naar aanleiding van uitgangspunt 6 en als basis voor de bespreking hierna het vol- gende. Het benaderen van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water betekent in de huidige situatie een groot, ondiep, eutroof en betrekkelijk helder IJmeer met een zandige tot kleiige bodem en harde oevers. Het vereist mede beperking van de peil- fluctuaties en turbulentie in het meer ten gevolge van op- en afwaaiing. Dit betekent beperking van de wijde open verbinding tussen IJmeer en Markermeer door aanleg van luwte biedende barrières tussen beide.

De perspectieven hiervan zijn:

- herstel van de betekenis van het IJmeer voor pleisterende, rustende en foerage- rende vogels, en de daarvoor mede conditionele ondergedoken watervegetaties (zie § 3.3.2).

- mogelijkheden voor additionele natuurontwikkeling op die luwte biedende bar- rières (broedgelegenheid voor watervogels: meeuwen, sterns, in latere succes- siestadia ook bijv. reigers en misschien wel ooit zee- of visarend) en bij die luwte biedende barrières (ontwikkeling van onderwatervegetatie en moeras in verondiepte luwe zijde).

De belangrijkste ondergedoken watervegetaties waarbij het hierom gaat, zijn de “Eu- ropese” typen vermeld in tabel 5.1; zie voor meer detail bijlage 2. Ter vergelijking is in tabel 5.1 ook aangegeven de ontwikkelingsmogelijkheden van deze habitats in het IJmeer zoals dat thans is. Door de ontwikkeling van deze habitats zal herstel van de ornithologische betekenis worden bevoordeeld. Dit betreft in de eerste plaats direct vogelsoorten die daarop foerageren, zoals tafeleend, kleine zwaan en krooneend. Het betreft uiteraard ook indirect vogelsoorten die, gefaciliteerd door helder water, foera- geren op vis, slakken, schelpdieren, waterinsecten etc. waarvan het voorkomen door zulke habitats wordt bevorderd, zoals aalscholver, fuut, kuifeend, nonnetje, topper- eend, zwarte stern, e.d. (zie § 3.3.2). Een en ander betekent

- versterking van de ecologische kwaliteit van het meer, en

- versterking van de ecologische relatie met de wetlands in de regio, = zowel die met de andere randmeren (kleine zwaan)

= als die met de Oostvaarders- en Lepelaarplassen en, in mindere mate (vgl. §4.3.4) met de wetlands op het oude land.

Dit wordt hierna als uitgangssituatie beschouwd.

Tabel 5.1 Perspectieven van habitattypen van de Habitatrichtlijn in het open water van het huidige en IJmeer en van een hersteld IJmeer.

Perspectieven in

Habitattypen van de Habitatrichtlijn Huidig IJmeer Hersteld IJmeer

Van nature eutrofe meren met

vegetatie van het Verbond Verbond van Grote Potametum lucentis Geen Mogelijk van Grote fonteinkruiden of het

Kikkerbeetverbond: Fontein-kruiden Ranunculo fluitantis-Potametum perfoliati Geen Mogelijk Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp.

5.3 Analyse van de mogelijkheden

De beoordeling van de hierna te bespreken opties voor compensatie voor gaande en verwachte ontwikkelingen in en rondom het IJmeer is mede afhankelijk van de juri- disch-politieke weging. De vraag is:

1. Laat de bestaande regelgeving en jurisprudentie zonder meer niet toe om te com- penseren in het IJmeer en in Europese Vogelrichtlijngebieden en/of Habitat- richtlijngebieden elders,

2. laat die regelgeving c.a. compensatie in het IJmeer en in Vogelrichtlijngebieden en/of Habitatrichtlijngebieden elders toe mits dit een verdere en duurzame ver- sterking betekent van de specifieke waarden op grond waarvan die gebieden als Vogelrichtlijngebieden en/of Habitatrichtlijngebieden zijn gekwalificeerd, 3. of laat die regelgeving c.a. zonder meer de mogelijkheid open om te compense-

ren in het IJmeer en Vogelrichtlijngebieden en/of Habitatrichtlijngebieden el- ders?

In deze vraag zitten twee elementen: het waar en het wat. De juridisch-politieke as- pecten hier latend voor wat ze zijn, kan dat als volgt schematisch worden uitgewerkt in opties (tabel 5.2). Die opties kunnen dienen als richtingsgevend en als elementen voor het bepalen van mogelijkheden voor waardevolle ontwikkelingen.

Tabel 5.2 Opties voor compensatie in de regio.

OPTIES Conservatief

1 : 1 niet per se 1 : 1 water voor water: Moerasnatuur in ruimere zin,

WAAR water voor

water moeras Nieuw bestaand moeras en Herstel/versterking ecologische relaties

In het IJmeer 1.1 2.1

In VR- en/of HR-gebieden elders in

het IJsselmeergebied 1.2 2.2 --

Aansluitend op het IJmeer 1.3 2.3

Aansluitend op VR- en/of HR-

gebieden in het IJsselmeergebied 1.4 2.4 3.1 3.2

In VR- en/of HR-gebieden elders 1.5 2.5 Tussen VR- en/of HR-gebieden

elders 1.6 2.6

In willekeurige gebieden 1.7 2.7 3.3

5.3.1 Compensatie “1 : 1 water voor water”, optie 1.1-7

De opties 1.1-7 zijn variaties op een kwantitatieve, boekhoudkundige benadering. Ze voldoen matig aan in het bijzonder de uitgangspunten 1 en 2. Centraal staan de ornithologische waarden.

a. Optie 1.1: in het IJmeer

Optie 1.2: in VR- en/of HR-gebieden elders in het IJsselmeergebied Oppervlakteverlies ergens midden in het IJmeer of andere VR- en/of HR-gebieden elders in het IJsselmeergebied kan niet worden gecompenseerd door aanleg van open water in het IJmeer of in een groot meer elders. Dit is een nonsensoptie.

Er kunnen wel maatregelen worden getroffen om de effecten van zulk oppervlakte- verlies op de kwalificerende en de andere relevante vogelsoorten (§ 3.3.2) te beper- ken. Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van sikkelvormige en kruisvormige eilanden die luwte bieden bij respectievelijk de richting van de overheersend sterke winden en winden uit alle richtingen. In hoeverre dit juridisch-politiek verenigbaar is het compensatiebeginsel, is een vraag die elders bezien moet worden.

Zulke eilanden kunnen overigens een tijd lang een aantrekkelijk broed- en rustbio- toop bieden aan algemene tot zeldzame vogels van pioniersituaties, van bijvoorbeeld kokmeeuw tot zwartkopmeeuw, dwergstern en strand-, bontbek- en kleine plevier (zie bijv. de data van De Kreupel, bijlage 6).

b. Optie 1.3: aansluitend op het IJmeer

Optie 1.4: aansluitend op VR- en/of HR-gebieden elders in het