• No results found

3.5 2006-2008 Hofuitspraak en de herinvoering van gebruiksnormen

4.3 De Kaderrichtlijn Water

De kaderrichtlijn water (KRW) is in 2000 vastgesteld om een samenhangend wettelijk kader te bieden voor het Europees waterbeheer, waarbij recht wordt gedaan aan het subsidiariteitsbeginsel. De richtlijn biedt de lidstaten meer ruimte in de manier waarop zij milieudoelstellingen wensen te bereiken. De nieuwe richtlijn probeert het waterbeleid doeltreffender en transparanter te maken (van Rijswick, 2000). Het doel van de richtlijn is het beschermen en het voorkomen van vervuiling van grond- en oppervlaktewater (EC, 2000). De

4 Deze norm staat overigens niet expliciet in de Nitraatrichtlijn. De Nitraatrichtlijn stelt dat zij ook toeziet

op de kwaliteit van wateren, waarbij normen uit overige richtlijnen worden of zouden kunnen worden overschreden, indien de op deze richtlijn gebaseerde maatregelen achterwege zouden blijven (van Rijswick, 2001). De normen uit de EU Drinkwaterrichtlijn zijn zo gekoppeld aan de Nitraatrichtlijn in zijn in de bijlage van deze richtlijn opgenomen.

5 Het Europees Parlement stemde op 28 april 2005 tegen een amendement op de Grondwaterrichtlijn

achterliggende argumentatie is dat deze wateren beschermd moeten worden voor: de kwantiteit en de kwaliteit van drinkwaterbronnen; de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren; de visstand en de lange termijn visserijmogelijkheden (de Clercq et al, 2001).

De insteek van de richtlijn is sterk ecologisch en zij streeft naar een Goede Ecologische Toestand (GET) van alle natuurlijke oppervlaktewateren in 2015. Deze GET is een nader te beschrijven toestand waarin de wateren verkeerden voordat sprake was van (grootschalige) effecten van menselijk handelen (Spier, 2003). Het welzijn van waterecosystemen staat voorop. Andere elementen, zoals de concentraties aan verontreinigende stoffen, zijn veelal ondersteunend aan het hoofddoel: de GET. Niet natuurlijke wateren kennen een andere doelstelling. De hoogst haalbare toestand voor deze wateren is het Maximum Ecologisch Potentieel (MEP). Het Goede Ecologische Potentieel (GEP) wordt hiervan afgeleid. De GEP geldt als minimumdoelstelling voor sterk veranderde en kunstmatige wateren (van der Wal, 2003). Omdat Nederland een sterk door de mens veranderd watersysteem kent, zal Nederland de natuurlijke status slechts op een aantal gebieden toepassen6 (V&W, 2004).

De indeling in een andere categorie dan natuurlijk mag alleen plaatsvinden op basis van onomkeerbare hydrologische of morfologische veranderingen (bijvoorbeeld de stuwen in de Rijn, inpolderingen of de Deltawerken). Hieronder valt echter niet het landgebruik en andere oorzaken die bijdragen aan vermesting en vergiftiging. De KRW biedt wel de mogelijkheid tot uitstel en bijstelling van doelen indien deze niet haalbaar of onevenredig kostbaar zijn. (van der Molen, et al, 2004) Uitstel tot na 2015 is mogelijk. In eerste instantie tot 2021 en in tweede instantie tot 2027. De Nederlandse overheid overweegt serieus van deze mogelijkheid gebruik te maken (V&W, 2004). Dan moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan, zoals geen achteruitgang, het bereiken van de best mogelijke toestand en een goede verantwoording. De KRW kent in deze een zware inspanningsverplichting voor 2015 en een resultaatsverplichting voor 2027 (van der Wal, 2003).

Maatregelen die in het kader van de KRW genomen moeten worden zijn (Spier, 2000): • Een indeling in stroomgebieddistricten;

• Het maken van stroomgebiedbeheersplannen; • Het ontwerpen van een programma van maatregelen;

• Aanwijzing van kunstmatige of sterk veranderde waterlichamen; en • Kostenterugwinning.

Opvallend hierbij is dat duidelijk gekozen wordt voor een stroomgebiedbenadering. Er wordt uitgegaan van een integrale benadering van kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van zowel grond- als oppervlaktewater. Daarnaast wijst de richtlijn duidelijke verantwoordelijkheden toe. Aan het hoofd van een stroomgebieddistrict dient een bevoegde autoriteit benoemd te worden. In Nederland wordt voor alle stroomgebieden, Rijn, Eems, Schelde en Maas, dezelfde coördinerende bevoegde autoriteit aangewezen, namelijk de minister van Verkeer en Waterstaat (van Rijswick, 2000). Het afschuiven van verantwoordelijkheden, zoals dat bijvoorbeeld bij de Nitraatrichtlijn kon plaatsvinden, wordt zo voorkomen.

In de beheersplannen moet vervolgens een duidelijke indeling gemaakt worden van watertypen en het onderscheid in natuurlijk of sterk veranderd. Hieraan wordt dan ook het ambitieniveau gekoppeld: Goede Ecologische Toestand (GET) of Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Tenslotte schrijft de richtlijn voor dat het ‘vervuiler-betaalt-principe’ toegepast moet worden. Vervuilers

6 Dit zijn de beschermde gebieden die vallen onder de: Drinkwaterrichtlijn, Grondwaterrichtlijn,

van grond- en oppervlaktewater moeten tenminste onderverdeeld worden in: huishoudens, industrie en landbouw. Vanaf 2010 moeten de kosten voor de zuivering van grondwater zo (gedeeltelijk) doorberekend worden aan de vervuilers (de Clercq et al, 2001).

De gevolgen van de KRW voor de N- en P-normstelling van de grond– en oppervlaktewaterkwaliteit is op dit moment nog onduidelijk. Rapporten als AQUAREIN (van der Bolt et al, 2003) schetsen een doemscenario voor de Nederlandse landbouw, terwijl andere bronnen de kaderrichtlijn geen verzwaring of aanzienlijke wijziging van het nationale waterkwaliteitsbeleid vinden (Latour, 2001). Vooralsnog valt aan de hand van bestaande analyses (van Lier en Jonkers, 2001) slechts met zekerheid te stellen dat:

• De oppervlaktewaternormen zullen gebiedsgerichter worden. De N- en P-kwaliteitsnormen zullen afhankelijk worden van het gebieddistrict, de watertype indeling en de indeling in natuurlijk of sterk veranderd.

• De normen zullen gedifferentieerder worden. De N- en P-normen worden afhankelijk gemaakt van de huidige (ecologische) toestand en het (gebiedsbepaalde) ambitieniveau. • Op veel plaatsen zullen de N- en P-waterkwaliteitsnormen beduidend strenger worden dan

de normen zoals die op dit moment gelden.

Daarnaast zullen de lidstaten zelf meer ruimte krijgen om precieze invulling te geven aan de manier waarop aan de milieudoelstellingen wordt voldaan. Ondanks dat de Nitraatrichtlijn gehandhaafd blijft streeft de KRW dus wel naar sturing op kwaliteitsdoelen en gaat het meer uit van het subsidiariteitsbeginsel dan eerdere richtlijnen.