• No results found

Tabel 4: Overzicht van alle thema’s uit de diepte-interviews

3.1 K IEZEN VOOR VGT IN EEN DUAAL EVOLUERENDE MAATSCHAPPIJ

3.1.5 K IEZEN VOOR VGT: EEN VROEGERE GENERATIE VERTELT

Het hoofdidee dat haast unaniem naar voren lijkt te komen bij de respondenten uit het tweede luik, is dat communicatie prioritair is:

Wij merkten ook de frustraties bij onze kinderen. Ze wilden van alles vertellen en ze konden het niet. En wij wilden ook van alles vertellen aan ons kind, en wij konden het niet. [Maar] je moet kunnen communiceren met je kind. […] Daar ben ik van overtuigd, dus ik zou niet bang zijn om gebaren te gebruiken. Integendeel. (Ingrid)

Communicatie was en is voor ons het allerbelangrijkste, wij wilden Joke nú begrijpen, want zonder communicatie is er zeker ook geen educatie. (Annick)

Het is erg belangrijk dat kinderen zich op jonge leeftijd al kunnen uiten en hun omgeving begrijpen. Dit geeft een gevoel van veiligheid en vertrouwen; hetgeen ik misschien te weinig

heb kunnen bieden. (Eva)

Voor de meesten was dat idee dan ook de voornaamste reden om toch voor gebaren22 te kiezen, hoewel het dovenonderwijs het hen afraadde, dit vanuit de overtuiging dat het gebruik van gebaren een negatief effect heeft op de gesproken taalvaardigheid van dove kinderen. Christina en Annick reageerden op het heersende oralisme in het dovenonderwijs:

De oraliteit was toen echt wel volop in opmars; gebaren was not done. Maar wij wilden ook wel communiceren met dat kind. [Samen met enkele andere kinderen, is Rik] naar de dovenschool geweest [op] voorwaarde dat ze een gebarenklasje kregen. (Christina)

We voelden wel de onwil van de dovenschool vanwege onze keuze [voor gebarentaal] en besloten daarom om Joke daar weg te halen. (Annick)

Voor Christina, alsook voor Tim en Ingrid, was het een logische keuze om zelf gebarentaal te leren, omdat ze voorbereid wilden zijn op de toekomst. Alle deelnemers aan het focusgesprek zijn het erover eens dat gebarentaal, als eerste vorm van communicatie, voor dove kinderen de noodzakelijke basis is om verder te kunnen ontwikkelen:

(Tim) Uiteindelijk is het hun moedertaal. En vanuit je moedertaal kun je gemakkelijker een

tweede taal leren. (Christina) [Om te lezen, mailen, chatten, e.d.] hebben ze eerst taal nodig, (Nicolas) Ja, dat bedoel ik: [met die eerste] taal kunnen ze verder. (Christina) Als die basis niet gelegd [is], je hebt die basistaal […] nodig. (Tim en Ingrid knikken)

Ze stellen dat taal immers erg belangrijk is om een open houding te creëren tussen het dove kind, zijn ouders, leerkrachten, medeleerlingen etc. Beide ouderparen bevestigen dat communicatie met het gezin en de nabije omgeving noodzakelijk is om dove kinderen weerbaar te maken in de horende maatschappij; gebaren zijn daartoe de sleutel. Tim en Ingrid merken echter een verschil op tussen

22

39

dove kinderen zonder en dove kinderen met een CI, daar die laatsten door hun CI dichter bij horende kinderen staan. Hun keuze voor het gebruik van gebaren werd bevestigd nadat ze op eigen initiatief samen met hun kinderen naar een dovenclub waren geweest en zich er verbaasden over de manier waarop dove volwassenen communiceerden met hun kinderen.

Alle respondenten, behalve Eva, besloten gebaren te integreren in de opvoeding, maar kenden het Nederlands zeker ook een (grote) rol toe, daar beide belangrijk worden geacht. Fiona legt uit waarom dat zo is:

Op die manier lijkt het zo natuurlijk mogelijk voor het kind en zijn omgeving. Het is ook zo dat jonge kinderen heel ontvankelijk zijn en snel de beide talen integreren.

De ontvankelijkheid die ze beschrijft, wordt bevestigd door Tim en Ingrid. Christina, Tim en Eva stemmen ook in met het belang van dit verrijkende en-en-verhaal dat dove kinderen de kans geeft later zelf te beslissen welke taal ze willen gebruiken. Betreffende de vorm die gebarentaal aanneemt binnen het gezin gaat het meestal om een combinatie van de gesproken en gebarentaal, waarbij beide tegelijkertijd geproduceerd worden. Het zorgt er bovendien voor dat het dove kind van beide werelden kan genieten, aldus Fiona, die expliciet kiest voor een combinatie van de twee talen in de vorm van NmG, zeker in het onderwijs:

Ik vind NmG in een school een betere optie dan VGT. De zinsbouw wordt in NmG gerespecteerd zoals in de gesproken en geschreven taal. Daardoor herkennen [dove kinderen] ook beter de geschreven taal. Die VGT passen ze automatisch toe onder elkaar: de taal gaat vlugger en dus makkelijker.

Nicolas en Christina bevinden zich in een gelijkaardige situatie als Esther, Geertrui, Leen en Vicky. Daar Nicolas het nut van gebarentaal niet meteen inziet, is het vooral Christina met wie hun kinderen gebarentaal gebruiken. Al merkt ze tussen Rik en Jana wel een verschil op:

[Met] Rik kan ik een gans [gesprek] hebben in gebaren. Hij heeft ook nog wel dove vrienden, maar [Jana] niet. Wij hebben haar nooit ontnomen van gebaren te leren, maar ze heeft er nooit interesse voor gehad, omdat ze ’t ook nooit… nodig heeft gehad. Ze is [vroeg] geïmplanteerd, dus daar zie je al het verschil. [Ze] kan de basisgebaren, maar ik kan geen conversatie doen met haar in gebaren. (Ingrid schudt het hoofd) Ze heeft wel dove vrienden, maar geen vrienden die gebaren doen. Rik wel.

Ingrid reageert op Christina’s uiting:

Je moet naar ieder [kind] apart kijken, want als ik kijk naar onze tijd was [het gebruik van gebaren met onze kinderen] echt wel nodig.

In het gezin van Ingrid en Tim passen alle gezinsleden zich aan elkaar aan, zodat steeds iedereen betrokken is in een gesprek. Annick meldt dat Joke zich nooit een uitzondering heeft gevoeld in het gezin, omdat haar broer, zussen en ouders een voldoende tot zeer goede gebarentaalkennis hebben om met haar te communiceren. Ook Matthias’ familie leerde gebaren. Eva vertelt echter dat het voor horende ouders geen optie was om gebarentaal aan te leren aan het kind:

Gebarentaal zouden de kinderen vanzelf leren als ze wat ouder zijn en in contact kwamen met andere doven. Het gelijktijdig aanleren van gebarentaal en gesproken taal [was geen] optie. Wel werden onze kinderen gestimuleerd om zich zo veel mogelijk te uiten op andere manieren: o.a. door te tekenen.

Christina, wiens kinderen zo’n 20 jaar jonger zijn dan Leonard en Hannes, voegt daaraan toe dat er in de jaren 1990 nauwelijks horende ouders waren die gebarentaal wilden. Dat wordt bevestigd door Ingrid:

40

3.2KNELPUNTEN

De knelpunten die de respondenten uit de eerste fase ervaren, houden verband met de vraag: welke obstakels komen ouders die voor VGT gekozen hebben tegen op hun weg?