• No results found

2 B EDREIGINGEN EN KANSEN

2.2 K ANSEN VOOR HET BEHALEN VAN EEN GUNSTIGE STAAT VAN INSTANDHOUDING

In dit onderdeel wordt een overzicht gegeven van de verschillende mogelijkheden/opportuniteiten die zich aanbieden voor het bereiken van een gunstige regionale staat van instandhouding.

Het gaat om nieuwe kansen die zich aanbieden maar ook om mogelijkheden waar een synergie kan ontstaan tussen voorliggend SBP en reeds lopende initiatieven.

Hierna wordt een overzicht gegeven van kansen voor de heikikker en voor het welslagen van het soortenbeschermingsprogramma. Door in te spelen op kansen die aanwezig zijn, wordt de haalbaarheid om de doelstellingen van het SBP te bereiken, verhoogd.

Tabel 2-3: Kansen voor de soort en voor het welslagen van het soortenbeschermingsprogramma.

Kans Beschrijving

K1: GALS-project, PPS Gemeenten uit Limburg (GALS-project)

“adopteren” soorten, provinciaal prioritaire soorten, …

K2: Vindplaatsen in

SBZ-gebied Zo goed als al de actuele vindplaatsen liggen in (of zeer dicht bij) Speciale Beschermingszones-Habitat.

K3: Vindplaatsen nabij of in natuurgebied (buiten SBZ-gebied)

Vindplaatsen buiten SBZ bevinden zich grotendeels in recreatiegebied nabij natuurgebied, slechts enkele vindplaatsen bevinden zich relatief ver van natuurgebied. Regulier, aangericht beheer voor de soort binnen natuurgebied kan hier kansen bieden. In omliggende zones kan de werking van een regionaal landschap voor nieuwe kansen zorgen voor de soort.

K4: Verbindingen creëren tussen populaties

(grensoverschrijdend)

Creëren van verbindingen tussen de verschillende populaties is in Vlaanderen niet steeds vanzelfsprekend. Vele populaties liggen echter in de beheerde gebieden (en/of SBZ) wat kansen biedt op verbinding van deelgebieden. In de nabijheid van de grens met Nederland kunnen verbindingen met populaties over de grens kansen bieden voor genetisch uitwisseling. acties voor de poelkikker en kamsalamander.

K6: Werking regionale landschappen

De werking van de regionale landschappen richt zich op landschaps- en biodiversiteitesherstel in de open ruimte. De nodige acties ter ondersteuning van de populaties in het buitengebied sluiten hier goed op aan

K7: Grensoverschrijdende samenwerking en

buitenlandse ervaring

Samenwerking rond grensoverschrijdende populaties biedt kansen voor cofinanciering.

Daarnaast kan voor vele maatregelen gesteund worden op gelijkaardige acties die in het buitenland reeds werden ondernomen en geëvalueerd.

2.2.1 K1: GALS-project, Koesterburen en PPS GALS

Eind 2005 lanceerde de provincie Limburg samen met de drie Limburgse regionale landschappen (http://www.rlkm.be/, http://www.rllk.be/, http://www.rlh.be/) een ambitieus beschermings-project: “Gemeenten Adopteren Limburgse Soorten”, het GALS-project LIKONA. De heikikker werd nog niet opgenomen als geadopteerde soort. Het SBP kan een aanleiding zijn om meer aandacht te schenken aan de soort en deze bijkomend te laten adopteren door de gemeentes waar de soort nog voorkomt.

Provinciaal Prioritaire Soorten (PPS)

Via het gebiedsgericht natuurbeleid worden heel wat van deze zeldzame dieren en planten beschermd. Soms hebben deze soorten echter nog wat meer aandacht nodig. De lijst van prioritaire soorten werd opgesteld aan de hand van een aantal criteria:

1° Soorten waarvan ≥33 procent van hun verspreiding in Antwerpen ligt, worden typische soorten genoemd.

2° Uit de lijst van typische soorten wordt een selectie gemaakt van die soorten die op Vlaams of Europees niveau zeldzaam zijn of bedreigd zijn in hun voortbestaan.

Heikikker is één van de 3 soorten amfibieën (naast poelkikker en rugstreeppad) die opgenomen is als PPS.

2.2.2 K2: Aantal vindplaatsen in SBZ- en/of natuurgebied

Paelinckx et al. (2009) geeft aan dat 96% van de vindplaatsen gelegen is binnen SBZ-H. Het gaat hier hoofdzakelijk om vindplaatsen in kwaliteitsvol leefgebied (in natuurgebied) of in zones met een afwisseling tussen optimaal en suboptimaal leefgebied (met potentie).

Bij de ligging in beheerd natuurgebied biedt het instrument natuurbeheerplan financiële stimulansen om het beheer in functie van de soort te optimaliseren (bijkomende subsidiemogelijkheden voor specifieke beheer van het leefgebied van een soort).

Populaties in grote aaneengesloten natuurgebieden zijn ook beter bestand tegen calamiteiten.

2.2.3 K3: Vindplaatsen nabij natuurgebied (buiten SBZ)

De vindplaatsen van de heikikker buiten SBZ (op basis van de ARPL) liggen voor 99% binnen een buffer van 1 km rondom een SBZ (een afstand die door de soort overbrugbaar is). Ook het berekende potentieel leefgebied ligt voor 80% binnen deze buffer. Bovendien liggen de beperkte vindplaatsen buiten SBZ deels in natuurgebied. Het gevoerde beheer is daar meestal al van die aard dat het aanwezige leefgebied in een goede staat behouden blijft. Daarenboven kan het instrument natuurbeheerplan kansen bieden om het leefgebied te optimaliseren voor de heikikker.

Een ander deel ligt in private gebieden. In deze zones is de werking van de verschillende regionale landschappen extra van belang om acties te coördineren en te realiseren.

2.2.4 K4: Verbindingen creëren tussen populaties

Creëren van verbindingen tussen de verschillende populaties in Vlaanderen is realisserbaar zeker wanneer de populaties binnen SBZ gelegen zijn. Bovendien liggen de populaties vaak op beperkte afstand van elkaar. De verbindings die in dit soortenbeschermingsprogramma aan bod komen, worden dan ook als haalbaar beschouwd. Verbindingen tussen SBZ’s liggen moeilijker en zijn niet evident gelet op de zeer sterke fragmentatie en isolatie van verschillende populaties Buiten SBZ zijn de noodzakelijke inrichtingen om populaties te verbinden of te laten uitbreiden, vermoedelijk beperkt.

Er bestaat ook nog onduidelijkheid over de manier waarop verbindingen kunnen geoptimaliseerd worden voor de soort. Na de uitvoering van een meer uitgebreid en integraal systeem- en populatiestudie moeten de bestaande verbindingen geëvalueerd worden zodat de kans op succes van maatregelen verhoogd wordt en de juiste maatregelen genomen kunnen worden op de goede plaats.

Binnen verschillende SBZ worden de volgende doelen gesteld om populaties te verbinden:

1° BE2200029 - Vallei- en brongebieden van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden; BE2218311 - Militair domein en de vallei van de Zwarte Beek

a) Complex van geschikt water- en landbiotoop in het heidelandschap en verbinding van de verschillende populaties.

2° BE2200030 - Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode; BE2220313 - Houthalen-Helchteren, Meeuwen-Gruitrode en Peer

a) Complex van geschikt water- en landbiotoop in het heidelandschap en verbinding van de verschillende populaties.

3° BE2200031 - Valleien van de Laambeek, Zonderikbeek, Slangebeek en Roosterbeek met vijvergebieden en heiden; BE2200525 - Bokrijk en omgeving; BE2219312 - Het Vijvercomplex van Midden Limburg

a) Het leefgebied en de populaties functioneel met mekaar verbonden zijn.

Daarnaast is er een motiveringsnota opgesteld voor de realisatie van de ecologische verbinding tussen de populaties van de Bosbeekvallei (SBZ2200043 deelgebied Ruwmortelven) met deze van het Heuvelsven (SBZ2200035).

2.2.5 K5: Raakvlakken met andere SBP’s

Naast voorliggende SBP zijn er nog anders SBP’s in opmaak die een aantal acties bevatten die voor de heikikker een meerwaarde kunnen betekenen.

Zo kan de heikikker bijvoorbeeld profiteren van maatregelen genomen voor poelkikker, boomkikker en gladde slang. Dit kan door de inrichting van nieuw leefgebied, maar eveneens door het inrichten van verbindingen voor de soorten.

Bepaalde acties die voorzien zijn voor gladde slang gaan om de instandhouding en de ontwikkeling van geschikt leefgebied (droge heide, landduinen en vennen), de ontwikkeling van verbindingen, het herstellen van de waterhuishouding en het tegengaan van eutrofiëring en verzuring in onder andere de Kalmthoutse Heide

(BE2100015-1), het Militair Domein Meeuwen – Helchteren (BE2200030-1), de Teut en Tenhaagdoornheide (BE2200031-3).

2.2.6 K6: Werking regionale landschappen en bosgroepen

Regionale landschappen werken in nauw partnerschap met de provincies, aangesloten gemeenten en een brede waaier aan actoren uit het buitengebied.

het herstel van leefgebieden voor kamsalamander sluit goed bij hun focus:

natuur- en landschapsherstel in het brede buitengebied. Heel wat Regionale Landschappen hebben reeds een werking rond de kamsalamander opgebouwd.

Regionale landschappen zijn een essentiële partner voor de instandhouding en het herstel van populaties buiten de beheerde natuurterreinen.

Waar de focus van de Regionale Landschappen voornamelijk ligt op het samenbrengen van betrokken actoren in het buitengebied, focussen de bosgroepen eerder op het ondersteunen van private boseigenaars bij het beheer van hun bos. De werking van bosgroepen is uitgewerkt als een ledenorganisatie Op deze manier kan de bosgroep haar leden concreet aanspreken als er zich opportuniteiten rond leefgebiedherstel voor de soort zouden bevinden op hun terreinen.

Limburgs Landschap herstelde in 2013 de heide in Bolderberg in het kader van het Europese Life+ project 3WatEr.

Het Regionaal landschap Kleine en Grote Nete heeft ten voordele van de heikikker voorbeeld in 2015 reeds een project afgerond, waarbij twee oligotrofe vennen werden hersteld in het domein Grote Neerheide.

In samenwerking met RL Lage Kempen werd in 2016 in Hamont-Achel verder een inrichtingsproject uitgevoerd waarbij bos wordt omgevormd tot natte heide binnen het domein ‘De Bever’.

2.2.7 K7: grensoverschrijdende samenwerking en buitenlandse ervaring

Soortenbescherming gaat over grenzen heen: Vlaamse populaties kunnen aansluiten bij de bestaande populaties in Nederland. Samenwerking rond de versterking van grensoverschrijdende populaties biedt bovendien mogelijkheden voor Europese cofinanciering. Voornamelijk in het Noorden van Antwerpen bevinden zich populaties die aansluiten op populaties over de grens of die ermee kunnen verbonden worden.

Daarnaast is er in het buitenland ook al enige ervaring met beschermingsacties voor deze soort. Deze ervaringen kunnen worden benut om de acties in Vlaanderen op een degelijke wijze uit te voeren en ‘beginnersfouten’ te voorkomen.