• No results found

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd moeten worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de

overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en andere bestemmingsplannen van de gemeente. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningsvrije bouwwerken opgenomen.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

5.1.1 Inleidende regels Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.1.2 Opbouw bestemmingen Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.

Bestemmingsomschrijving

Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.

Afwijken van de gebruiksregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.

5.1.3 Algemene regels Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergeschikte bouwdelen.

Algemene aanduidingsregels

Deze bepaling bevat regels omtrent de veiligheidszones voor het gasdrukmeet- en regelstation.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om een wijzigingsbevoegdheid met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Overige regels

Om te waarborgen dat voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen voor de RWZI, is een aparte regeling in de regels opgenomen.

5.1.4 Overgangs- en slotregels Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaande, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een

omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.2 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan kent 3 bestemmingen en 2 dubbelbestemmingen. Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de bestemmingen.

Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation

Deze bestemming is voorzien voor de gronden ter plaatse van het gasdrukmeet- en regelstation (kaststation) op nr. 42B.

Ten behoeve van deze openbare nutsfunctie mogen binnen het bouwvlak gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is voorzien voor de gronden ter plaatse van de RWZI. Daarnaast zijn deze gronden voorzien van de nadere aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', om aan te geven dat een RWZI met bijbehorende bedrijfsgebouwen, zoals kantoren, werkplaatsen en de opslag van onderhoudsmaterieel is toegestaan. Het plangebied is tevens bestemd voor het terugwinnen van grondstoffen, het be- en verwerken van afvalstoffen uit de afvalwaterketen, het opwekken van duurzame energie in de vorm van biogas, zonne-energie alsmede warmte-koude opslag en rioolwatertransportleidingen.

Ten behoeve van deze openbare nutsfunctie mogen binnen het bestemmingsvlak gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd.

Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de gronden ter plaatse van de landschappelijke inpassing aan de oost- en zuidzijde van het plangebied. Het gaat hierbij onder andere om groenvoorzieningen, voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie en waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden, kunstwerken, waaronder geluidwerende voorzieningen, in- en uitritten, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen en het opwekken van duurzame energie.

Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Water

De bestemming 'Water' is gelegd op de A-watergangen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)

Het archeologisch beleid van de gemeente Beuningen (vastgesteld 9 november 2010) is ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen vertaald in 4 dubbelbestemmingen, 'Waarde -

Archeologie 1, 2 en 3' en 'Waarde - Archeologisch rijksmonument'.

In het plangebied is uitsluitend sprake van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dit betreft de gebieden met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde. De samenvoeging van de middelhoge en lage archeologische verwachting in één dubbelbestemming is het gevolg van de meanderende rivieren in het verleden en het daarbij behorende patroon van leefgebieden rond deze rivieren.

Voor bodemingrepen in een gebied met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde ('Waarde-Archeologie 3') wordt pas een nader archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen dieper dan 0,3 m en een omvang van meer dan 2.000 m².

De keuze voor 0,3 m is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 0,3 m de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.

In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal.

Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt in die gevallen een uitzondering van de vergunningplicht en/of plicht tot het laten uitvoeren van een archeologisch onderzoek.

Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de A-watergangen en de bijbehorende onderhoudsstrook binnen het plangebied is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' opgenomen in het bestemmingsplan.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een

waterwetvergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter en staat geen nieuwe ontwikkelingen toe, waarmee het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde is. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan worden door de gemeente gedragen. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.

6.2 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg zal het plan onder andere besproken worden met de volgende partijen:

Ÿ Provincie Gelderland; Ÿ Waterschap Rivierenland.

De eventueel ingediende reacties worden vervolgens van een gemeentelijke reactie voorzien.

6.3 Inspraak

Omdat het slechts om de actualisatie gaat van bestemmingsplan voor de gronden van de RWZI waarop geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, ziet de gemeente af van de mogelijkheid tot inspraak.

6.4 Zienswijzen

Gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, heeft het ontwerpbestemmingsplan van dinsdag 10 juli 2018 tot en met maandag 20 augustus 2018 voor iedereen (gedurende 6 weken) ter visie gelegen.

Er is tijdens deze periode één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is op tijd ingediend en daarmee ontvankelijk.

Liander N.V.

Het gasdrukmeet- en regelstation aan de Jonkerstraat 42A is een type B inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van dit kaststation, vraagt de netbeheerder om het gasdrukmeet- en regelstation op de verbeelding aan te duiden en eveneens de bijbehorende veiligheidscontour voor derden zichtbaar te maken. Op deze wijze wordt beter geborgd dat de veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare respectievelijk beperkt kwetsbare objecten nu en in te toekomst in acht worden genomen.

Reactie gemeente