• No results found

Het midden van de negentiende eeuw werd voor de Amsterdamse joden gekenmerkt door een combinatie van staatsburgerschap en vreemdheid.83 Nadat de joden in de Republiek in 1796 officieel gelijke burgerrechten

verkregen, werden in 1798 de gilden opgeheven. Hierdoor bestonden er geen restricties meer op het uitoefenen van verscheidene beroepen. Vervolgens werd met de Grondwet van 1848 de staat van de kerk gescheiden. Toch werd de toegang tot talloze instellingen voor joden afgewezen, de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen is hier een bekend voorbeeld van. Er bestonden daarnaast diverse Amsterdamse

sportverenigingen die joden niet toelieten en in bepaalde cafés rekenden eigenaren hogere prijzen aan joodse klanten. Over deze tweestrijd zegt Reijnders: 'Na de emancipatie bleven de joden vaak vreemdelingen in een samenleving, op afstand gehouden door de omgeving en voorbestemd de functies van de buitenstaanders te vervullen.'84

Dat de joden op afstand werden gehouden komt onder meer tot uitdrukking in de Jodenbuurt, waar in 1850 ruim negentig procent van de Amsterdamse joden leefde. Al was er geen sprake van een gedwongen getto, toch werd de Jodenhoek vaak zo genoemd. De Amsterdamse bevolking hield hun joodse stadsgenoten het liefst op afstand, maar andersom prefereerde de joodse bevolking ook hun een eigen joodse “kolonie” in de stad.

'En in dit éne bepalende opzicht terecht, dat het in de loop der eeuwen als een vrijwillig gekozen nationaal territorium beschouwd werd, waarin men een brok zelfstandige Joodse cultuur wilde uitleven. Want al mocht het dan ook niet afgesloten zijn “de facto” in de praktijk hield men zich bij voorkeur binnen de grenzen ervan. Tot diep in de 19e eeuw “keek men niet verder dan de

Blauwburg”.'85

Deze kolonie is echter nooit geheel joods geweest. Uit de gegevens van het bevolkingsregister van 1851 blijkt dat ongeveer twee derde deel van de bewoners van de Jodenbuurt joods was. In de bestaande literatuur over de Amsterdamse Jodenbuurt wordt vermeld dat de Jodenhoek niet geheel homogeen was en dat er dus ook niet-joden in deze buurt leefden. De nadruk ligt echter veelal op het sterk aanwezige joodse karakter, en aan de niet-joodse bewoners wordt vrijwel geen aandacht besteed. Daarom is het interessant om te

onderzoeken waar, met wie en met hoeveel personen de joden en de niet-joden woonden, en welke opvallende verschillen daarin naar voren komen. Aangezien de joodse bevolkingsgroep in de negentiende eeuw nog vaak als een aparte, en vaak ook ondergeschikte, groep werd bestempeld, en de integratie met deze groep nog in zijn kinderschoenen stond, zal ik met name onderzoeken wat de reden is voor het samenwonen van deze twee bevolkingsgroepen. Daarnaast zal ik in dit hoofdstuk nader ingaan op de diverse beroepen die

83 Reijnders, Van “Joodsche Natiën” tot Joodse Nederlanders, 99. 84 Ibidem

in de buurt werden uitgeoefend door de twee verschillende bevolkingsgroepen. Na eerst de Jodenbuurt in zijn geheel te behandelen, zal ik evenals in het vorige hoofdstuk inzoomen op Rapenburg, van de wijk naar straat en huisniveau.

3.1 Joden en niet-joden in de Jodenbuurt

Uit de onderstaande tabel is de verdeling van de religie in de Jodenbuurt af te lezen. De verdeling is gemaakt op basis van het bevolkingsregister van 1851. Het bevolkingsregister is niet gecorrigeerd, dus niet geheel foutloos, maar het geeft wel een globaal beeld van het aandeel joden en niet-joden in de buurt. Het

Nederlands-Israëlitisch kerkgenootschap was veruit de grootste godsdienstige groep in de Jodenbuurt: bijna zestig procent van de bevolking behoorde tot deze geloofsovertuiging. Met achttien procent stond de Nederlands-hervormde kerk op de tweede plaats en het aandeel rooms-katholieken en Portugees-Israëlieten was ongeveer gelijk aan elkaar. De vijfde plek werd ingenomen door de evangelisch-luthersen.

Tabel 3.1: Religie-verdeling in de Jodenbuurt

Geloof Aantal % Christelijk afgescheiden 13 0 Doopsgezind 86 0 Engels-Hervormd 6 0 Episcopaals 11 0 Evangelisch-Luthers 1633 4 Hersteld Evangelisch-Luthers 255 1 Nederlands-Hervormd 6788 18 Nederlands-Israëlitisch 22633 59 Oud-Katholiek 7 0 Portugees-Israëlitisch 2927 8 Protestant 93 0 Remonstrant 53 0 Rooms-Katholiek 3027 8 Waals-Hervormd 47 0 Onbekend 717 2 Totaal 38296 100

Bron: Stadsarchief Amsterdam, 5000: Archief van het Bevolkingsregister, Bevolkingsregister (1851). Op afbeelding 3.1 wordt de spreiding van joden en niet-joden in de Jodenbuurt weergegeven. In de rode huizen woonden uitsluitend joden, in de blauwe huizen uitsluitend niet-joden en de gele blokjes zijn huizen waar zowel joden, als niet-joden woonden. Ook op deze kaart zijn van de grijze en witte huizen de (religie-) gegevens onbekend bij het bevolkingsregister van 1851. Het valt direct op dat de huizen waar enkel niet-

joden woonden voornamelijk aan de rand van de buurt stonden, op de grens met de rest van de stad. Als we wederom in het noordwesten van de Jodenbuurt beginnen met analyseren, blijkt de Kloveniersburgwal bijna homogeen niet-joods te zijn geweest.

Grachten waren destijds de meest gewilde plekken van de stad, waar de huren het hoogst lagen en de rijkste laag van de samenleving woonde.86 Uit afbeelding 3.1 blijkt dat deze grachtenpanden voor een groot deel

van de joodse bevolking niet betaalbaar waren. Clé Lesger, Marco van Leeuwen en Bart Vissers stellen in hun artikel over residentiële segregatie in Amsterdam in de eerste helft van de negentiende eeuw dat er sprake was van meso-segregatie op gevelwandniveau.

'Met die locaties [de grachten] bezet door de relatief welgestelden, resteerde voor de minder

welgestelden de zijstraten en achterstraten. Degenen die ook daar geen woonruimte vonden die paste binnen hun budget, weken uit naar nog minder aantrekkelijke locaties bij de stadswallen, in

achterafstraatjes en aan sloppen en stegen.'87

86 Lesger, Van Leeuwen en Vissers, 'Residentiële segregatie in vroeg-moderne steden', 104. 87 Ibidem, 123.

Op het eerste gezicht lijkt deze vorm van segregatie ook te volstaan in een etnische vorm in dit deel van de Jodenhoek. Andere grachten in deze wijk van de Jodenbuurt zijn de Raamgracht, de Groenburgwal, de Zwanenburgwal en de Binnen-Amstel (vandaag de dag 's-Gravelandseveer en de Staalkade). Met name in het westelijke deel van de Raamgracht en de Groenburgwal hadden bijna alle huizen niet-joodse bewoners. Dit gold ook voor de huizen aan de Binnen-Amstel, waar nauwelijks joden woonden. Op de Zwanenburgwal vallen meer rode en gele huizen op, maar als je goed kijkt liggen de rode huizen voornamelijk in het

achterstraatje, tussen de Zwanenburgwal en de Groenburgwal in: de Verversstraat. Een ander voorbeeld is de zijstraat die de Kloveniersburgwal met de Sint Antoniesbreestraat verbindt: de Nieuwe Hoogstraat. In deze straat zijn naast enkele blauwe, vooral veel rode en gele blokjes te zien. Er waren ongeveer net zoveel huizen waar alleen joden woonden, als huizen waar joden en niet-joden gemengd woonden. De huizen waar alleen niet-joden woonden zijn in deze straat ondervertegenwoordigd. In dit deel van de Jodenbuurt lijkt dus de sociale segregatie op meso-niveau, besproken door Lesger, Van Leeuwen en Vissers, ook in een vorm van etnische segregatie te bestaan aangezien de niet-joden met name aan de grachten woonden en de joden meer in de zij- en achterstraatjes waren gevestigd.

Tabel 3.2: Spreiding religies in de Jodenbuurt

Geloof % | Aantal

Wijk 1 Wijk 2 Wijk 3 Wijk 4 Wijk 5 Wijk 6 Wijk 7 Totaal

Christelijk afgescheiden 0 0 0 0,1 0 0,1 0 13 Doopsgezind 0,5 0,2 0,1 0,4 0 0,1 0,2 86 Engels-Hervormd 0 0,1 0 0 0 0 0 6 Episcopaals 0,2 0 0 0 0 0 0 11 Evangelisch-Luthers 6,2 1,3 1,8 2,7 0,8 3 8,8 1633 Hersteld Evangelisch- Luthers 1 0,5 0,9 0,5 0,3 0,7 0,7 255 Nederlands-Hervormd 22,7 16,8 4,2 15,9 2,8 17,3 27,4 6788 Nederlands-Israëlitisch 51,9 70,2 85,2 70,5 90,8 59,8 27,8 22633 Oud-Katholiek 0 0 0 0,1 0 0 0 7 Portugees-Israëlitisch 0,7 5,7 3,3 2,1 3,5 9,7 18,2 2927 Protestant 0,3 0,6 0,5 0 0 0 0,2 93 Remonstrant 0,3 0 0 0 0 0,2 0,2 53 Rooms-Katholiek 13,3 4,1 3,8 7,7 1,1 8 11,3 3027 Waals-Hervormd 0,3 0 0 0 0 0,3 0,1 47 Onbekend 2,4 0,5 0,4 0 0,7 0,6 5 717 Totaal in % 100 100 100 100 100 100 100 100 Totaal 6108 6679 4156 3978 3277 4804 9294 38296

In tabel 3.2 is de spreiding van de religies in de Jodenbuurt, zoals ook te zien is op afbeelding 3.1, in getallen weergegeven. De wijknummers in de tabel zijn terug te vinden in de legenda van afbeelding 3.1. Uit de tabel blijkt dat slechts 0,7 procent van de bewoners in de buurt tussen de Kloveniersburgwal en de

Zwanenburgwal Portugees-Israëlieten waren. Het percentage Nederlands-Israëlieten is vergeleken met de andere wijken gemiddeld: 51,9 procent. De Hoogduitse joden die in deze buurt woonden, woonden

voornamelijk in de Sint Antoniesbreestraat. Ten slotte blijkt dat het percentage niet-joden in deze wijk hoog is in vergelijking met de andere wijken.

Het gebied ten oosten van Zwanenburg is Vlooienburg. Deze wijk loopt tot aan de Nieuwe

Herengracht. Op Vlooienburg was het aantal huizen waar alleen niet-joodse families woonden gering, en de huizen die gemengd waren of alleen door joden werden bewoond werden, waren ongeveer gelijk aan elkaar. Op Vlooienburg is de vestiging van de joden in Amsterdam begonnen. Doordat door de tijd heen steeds meer joden naar Mokum kwamen, is de Jodenbuurt rondom Vlooienburg ontstaan. Het is mijns inziens opvallend dat in deze wijk gemengde huizen met zowel joden, als niet-joden veelvoorkomend waren en dat etnische micro-segregatie sterk aanwezig was.

'Naast macro- en meso-segregatie was er in grotere steden ook nog sprake van micro-segregatie op het niveau van individuele huizen. Daar varieerde de huur van woningen en de status van de

bewoners vaak per verdieping met als algemene regel dat kelders, achterkamers en de hoger gelegen verdiepingen minder aantrekkelijk en ook minder duur waren dan woningen op de begane grond.'88

In het bevolkingsregister staat helaas niet beschreven waar de bewoners zich bevonden in het huis, waardoor het niet aantoonbaar is dat bijvoorbeeld de joden veelal op de begane grond woonden en de niet-joodse bewoners in de kelders en op de zolders, of andersom. Wel zou deze vorm van sociale segregatie een eventuele verklaring zijn voor het gemengd wonen van beide bevolkingsgroepen.

Opmerkelijk is het grote blauwe pand op de hoek van het huidige Waterlooplein. Vandaag de dag is hier de Academie van Bouwkunst gevestigd, maar voorheen gaf het pand onderdak aan het Oudezijds huiszitten- en aalmoezeniershuis.89 Al werd een groot deel van de armenzorg opgepakt door de kerk, ook

werd er een deel van de armenzorg verzorgd door huiszittenmeesters, of regenten, die aangesteld werden door de burgemeester. 'In 1850 werden in den zomer ruim 2500 en in den winter ruim 3700 huisgezinnen bedeeld, terwijl in den winter bovendien nog aan ruim 8600 huisgezinnen turf werd verstrekt.'90 Het Oudezijds huiszitten- en aalmoezeniershuis was dus geen joodse aangelegenheid, vandaar dat dit complex

88 Ibidem, 105

89 Website Academie van de Bouwkunst, http://www.ahk.nl/bouwkunst/de-academie/100-jaar/monument/ (geraadpleegd

op: 14 mei 2015).

90 Website Stadsarchief Amsterdam, 349: Archief van het Nieuwezijds en het Oudezijds Huiszittenhuis en van de

Regenten over de Huiszittende Stadsarmen,

blauw van kleur is. De vestiging van dit armenzorgcomplex midden in de Jodenbuurt, is desondanks verklaarbaar. Naast de karakteristieke joodse inwoners, was de Jodenhoek evenzeer een buurt die bewoond werd door armen en minderheden.91 De welgestelde joden zouden gewoond hebben aan grachten zoals de

Nieuwe Herengracht. In dit zuidelijke gedeelte van de Nieuwe Herengracht waren er slechts vier huizen waarin alleen joden woonden en drie huizen die exclusief bewoond werden door niet-joden; de overige huizen hadden een religieus gemengde bevolking. De vele gele blokjes op dit deel van de Nieuwe

Herengracht zou te maken kunnen hebben met de inwonende dienstboden, die vaak voorkwamen bij rijke gezinnen. Later in dit hoofdstuk zal dieper worden ingezoomd op de Nieuwe Herengracht, aangezien deze gracht doorloopt tot aan Rapenburg.

Meer ten noorden van Vlooienburg kom je in de omgeving van de Jodenbreestraat terecht. Rondom deze straat die naar haar joodse inwoners vernoemd is, zijn vrijwel geen huizen te vinden met enkel niet- joodse bewoners. Het grote witte pand aan de rechterkant van de Jodenbreestraat, is de Mozes en Aäronkerk. Omdat deze kerk in het hart van de Jodenbuurt staat, wordt hij vaak aangezien voor een synagoge. Het is echter van oorsprong een katholieke schuilkerk.92 Op de kaart valt te zien dat tegen de kerk aan, aan de

linkerkant twee huizen stonden die bewoond werden door joden en niet-joden samen. Aan de rechterkant van de kerk stonden drie huizen die alleen door niet-joodse Amsterdammers bewoond werden. De aanwezigheid van de katholieke kerk, zou een aanneembare verklaring zijn voor de vestiging van niet-joodse families in de omgeving van de Jodenbreestraat. Naast de Mozes en Aäronkerk, staan er diverse synagogen in de buurt van de Jodenbreestraat. Aan het Jonas Daniël Meijerplein staan de Portugese Synagoge en het Hoogduitse Synagogencomplex; op de kaart de grote witte panden. Het zou begrijpelijk zijn als de huizen rondom deze synagogen rood van kleur zouden zijn, maar in de meeste huizen rondom de synagogen woonden echter ook nog niet-joden.

Loop je vanaf de Portugese synagoge naar het noorden, dan kom je op Rapenburg terecht. Deze wijk zal ik in de volgende paragraaf nader belichten. Links van Rapenburg liggen de eilanden Valkenburg en Uilenburg. Met name op Valkenburg zijn de joodse bewoners overduidelijk in de meerderheid. Dit is ook af te lezen van tabel 3.2: in wijk 5 zijn veruit de minste Nederlands-hervormden en rooms-katholieken

gevestigd. Op Uilenburg daarentegen zijn zeker aan de randen veel huizen blauw van kleur. De huizen met alleen niet-joodse bewoners bevinden zich voornamelijk aan de rand van het eiland: op de grens van de Jodenbuurt met de rest van de stad. Op Valkenburg en Uilenburg zijn tevens opvallend veel blokjes wit gekleurd, van de bewoners van deze panden zijn geen (religie-)gegevens bekend. Het is ook mogelijk dat deze panden leeg stonden, er winkels of bedrijven in waren gevestigd of dat ze dienden als pakhuis. De mogelijkheid dat een volkstelling op deze stadseilanden lastig was vanwege de vele krottenwoningen ligt evengoed voor de hand. De situatie op Valkenburg aan het einde van de achttiende eeuw wordt beeldend beschreven door Vaz Dias:

91 Stoutenbeek en Vigeveno, Joods Amsterdam, 60. 92 Ibidem, 59

'Deze gangen, die dikwijls zo smal waren, dat twee mensen ternauwernood naast elkaar konden lopen, waren volgebouwd met de meest schilderachtige bouwsels, van boven tot onder verdeeld in krotjes en kamertjes, die voor enige stuivers per week werden verhuurd. Hier huisden op blinde achterkamers, in kelders drijvende in het grondwater, op schavotjes en insteekkamertjes en onder de hanebalken, honderden grote en kleine gezinnen: duizenden mensen.'93

Steken we vanaf de voormalige stadseilanden de Nieuwe Herengracht over, dan komen we in de Plantage terecht. Al zou de Plantage vanaf de jaren zestig van de negentiende eeuw een herkenbaar joods karakter gaan krijgen, in 1851 is daar nog niets van te zien. De huizen die in de Plantage liggen zijn vrijwel allemaal door uitsluitend christenen bevolkt.

De laatste wijk die ik heb onderzocht is de omgeving van de Weesperstraat en de Nieuwe Kerkstraat. Zeker in het zuidelijke deel van deze wijk woonden hoofdzakelijk niet-joodse families en juist in het meest noordelijke stuk waren weinig huizen waar uitsluitend niet-joden woonden. Daarnaast stonden in dit gebied verscheidene diamantslijperijen, dit kan een deel van de witte panden verklaren. Verder valt op dat de Kerkstraat een typisch joodse straat was: met vooral veel rode en gele huizen. De rest van de wijk, waaronder de Nieuwe Prinsengracht, de Nieuwe Keizersgracht, de Weesperstraat en de huizen aan de Amstel, is vrij gemengd.

3.2 Joden en niet-joden op Rapenburg

Om een beter beeld te krijgen van de vestigingspatronen van de joden en de niet-joden in de Jodenbuurt, zal ik mij in deze paragraaf verder verdiepen in de situatie op Rapenburg. De ingezoomde kaart is te zien op afbeelding 3.2. Op Rapenburg is een interessante splitsing zichtbaar tussen een overwegend rode

Rapenburgerstraat en een overwegend gele Nieuwe Herengracht. In de Rapenburgerstraat stonden nauwelijks huizen die uitsluitend door niet-joden werden bewoond, aan de Nieuwe Herengracht waren dit er meer. In dit deel van de Nieuwe Herengracht waren slechts dertien huizen die uitsluitend door joden werden bewoond.

Niet alleen op Rapenburg, maar ook elders in de Jodenbuurt is het aantal gemengde huizen zeer opvallend. Zoals eerder al gezegd is, staat de Nieuwe Herengracht bekend als een gracht waar voornamelijk welgestelde joden woonden. Erg interessant is het om te onderzoeken, in hoeverre niet-joodse dienstboden die inwonend waren bij de welvarende joodse gezinnen, zorgden voor het hoge aantal gele blokjes op de kaart. Dit is vrij voor de hand liggend aangezien in het vorige hoofdstuk naar voren kwam dat van de 252 inwoners van de Nieuwe Herengracht met een beroep, 104 personen werkzaam waren als dienstbode. Dit is vijftien procent van het aantal Nieuwe Herengracht-bewoners. Er wordt bij het beroep dienstbode niet vermeld of het gaat om een inwonende dienstbode, of om een dienstbode die alleen overdag langskwam. Uit het bevolkingsregister wordt echter snel duidelijk dat vrijwel alle dienstboden inwonend waren.

93 Geciteerd bij J. Meijer, Het verdwenen ghetto. Wandelingen door de Amsterdamse Jodenbuurt (Amsterdam 1948)

Uit de bundel van T. Wijsenbeek en A. Knotter blijkt dat het opnemen van dienstboden in het

bevolkingsregister tot grote administratieve moeilijkheden heeft geleid, aangezien dienstboden relatief vaak verhuisden.

'De meeste dienstboden bleven niet langer dan anderhalf jaar in een betrekking. Zolang men de dienstboden registreerde bij hun werkgevers, ontstond door het grote aantal mutaties een

administratief probleem: de registratie nam te veel plaats in beslag en het grote aantal doorhalingen bevorderde de helderheid van het bevolkingsregister niet.'94

Om die reden werd in het Koninklijk Besluit van 1861 de mogelijkheid geboden om dienstboden en vergelijkbare groepen afzonderlijk te registeren. Zo ontstonden in verscheidene gemeenten in Nederland aparte dienstbodenregisters.95 In het Amsterdamse bevolkingsregister van 1851 werden de dienstboden

echter gewoon nog bij hun werkgever geregistreerd, waardoor het goed mogelijk is dat zij voor een groot deel de reden zijn voor de gemixte huizen.

In totaal tel ik op de voorheen Joodse Herengracht 39 huizen met zowel joodse-, als niet-joodse

94A. Knotter en A.C. Meijer, 'De gemeentelijke bevolkingsregisters, 1850-1920', in: Th. Wijsenbeek-Olthuis en A.

Knotter ed., Broncommentaren 2 (Den Haag 1995) 74-116, aldaar 86.

bewoners. Met behulp van het gecorrigeerde bevolkingsregister uit 1851, kan ik achterhalen bij hoeveel van deze panden de niet-joodse dienstboden doorslaggevend waren voor het gemengd wonen. Dit gold voor 25 huizen, dus was het bij het merendeel het geval. Daarnaast zorgde bij vijf huizen een ongehuwde niet-joodse vrouw in de leeftijd tussen de twintig en de veertig jaar voor een gemengd huis. Bij deze vrouwen is het beroep dienstbode niet geregistreerd, maar het is zeker mogelijk dat het om een dienstbode ging, aangezien de registratie van de beroepen niet altijd helemaal volledig was. In acht gevallen ging het daadwerkelijk om een niet-joodse familie die samen met een joodse familie een huis deelde. In één geval zorgde een niet- joodse dienstbode en een niet-joodse gouvernante voor een geel blokje op de kaart. Door het hoge aantal christelijke dienstboden, blijkt dat het joodse karakter op de Nieuwe Herengracht veel sterker aanwezig was dan afbeelding 3.2 suggereert. Daarnaast betekent deze aanwezigheid van dienstboden dat er sprake was van een intensieve omgang tussen joodse families en niet-joodse dienstboden.

In meerdere gevallen had een familie zowel een joodse- als een niet-joodse dienstbode. Waarom was