• No results found

Javaanse tekstkritiek

In document JA TEKSTKRITIEK (pagina 93-99)

1958-1959:16). Waarin H wel lijkt af te wijken, is de tekening waarmee het jaartal Q.a. wordt uitgedrukt, het onderscheid tussen wuku dalem en wuku jaba, en het grote aantal verschillende weken waarvan de dag wordt opgegeven. Meer dan dit valt er niet te zeg-gen. Het aantal onderzochte handschriften is immers zeer gering 1n aantal en van zeer bepaalde herkomst (n.l. Bali, in de collec-tie Van der Tuuk; zie Holle 1867:463 voor een op vergelijkbare wijze gedateerd handschrift van Java).

Uitgaande van de veronderstelling dat H in een Saka-jaar geda-teerd is, ls het resultaat van omrekening van de gegevens in anno Domini (gegevens over het begin van wuku-cycli en maanden ont-leend aan Damais 1951:11, Damais 1953:267-268):

Tabel 1.

1635 AS = 1713 AD wuku-cycll

wesaka prangbakat warigaden wa wa bu

27/11 1712 april-mei 7-13/05 1713 15-21/01 1713 18/01 1713

25106 1713 1-7/12 1713 13-19/08 1713

16/08 1713 (Damais' tabel houdt alleen rekening met de zes-, vijf- en zevendaagse week)

1634 AS - 1712 AD wuku-cycli

wesaka prangbakat warigaden wa wa bu

4/10 1711 april-mei 13-19/03 1712 22-28/11 1711 25/11 1711

1/05 1712 8-15110 1712 18-24/06 1712 21/06 1712

27/11 1712 5-12105 1713 15-21jOl 1713 18/01 1713

De dagcombinatie klopt in alle gevallen met de opgave van de wuku jaba warigaden; de wuku dalem prangbakat zal dus inderdaad wel op iets anders slaan. Noch in 1635 noch in 1634 valt warigaden ech-ter in de maand wesaka. Prangbakat I die in 1635 en 1634 wel in wesaka valt, is strijdig met de dagcombinatie en ook met wat er eerder tentatief is vastgesteld over de functie van de wuku dalem naar aanleiding van de vergelijking met K. Dit niet kloppen van de onderdelen maakt de hele datering onzeker.

Ik zie niet hoe de tegenstrijdigheden binnen het aangenomen kader opgelost kunnen worden. Tenzij de afschrijver een fout heeft gemaakt laat dit kader, de Saka-jaartelling, een probleem-loze interpretatie niet toe. De andere jaartelling, anno Jawa, is gezien de details van de datering weinig waarschijnlijk en leidt inderdaad niet tot bevredigende resultaten.

Nu is het bekend dat er in verscheidene streken lokale afwij-kingen van de standaard-Sakajaartelling hebben bestaan: Tengger, Banten, Preanger, Palembang (Rouffaer 1905:459 tweede kolom).

Het zou kunnen zijn dat er in deze richting gezocht moet worden

11 Kunjarakarna 81

voor een oplossing. Helaas is er weinig over deze afwijkingen geschreven; de jaartellingen in Banten, de Preanger en Palembang zijn zelfs nog nooit bestudeerd (Rouffaer 1905:459 tweede kolom).

Van Tengger weten we iets, maar toch ook nog zeer weinig, temeer daar de literatuur bestaat uit op elkaar voortbordurende schrij-vers.

Wanneer alle secundaire beschouwingen terzijde worden gelaten, ontstaat het volgende beeld. Er moet in 1827 onderzoek hebben plaatsgevonden naar de tijdrekening op Tengger. Waarom zou anders Hageman in zijn Handleiding van 1852 door middel van berekeningen uitgaande van 1827 laten zien wat 1851 A.D. omgerekend in A.T. is (Hageman 1852 11:374)? Welk onderzoek dat geweest is, heb ik niet getraceerd. Van fundamenteel belang is de mededeling dat 13 november 1827 A.D. gelijk is aan de 22e dag, 6e maand, 1755 A.T. Er is opnieuw een onderzoek ingesteld op 10 januari 1868. Deze precieze datum is te vinden in een tien jaar later gepubliceerd artikel dat gewijd is aan de Tenggerese tijdrekening (Meinsma 1879:139). Voorts wordt bij die gelegenheid meegedeeld dat het destijds lopende jaar 1793 A.T. begonnen is op 2 oktober 1867 (Meinsma 1879:139). Alle overige equaties in de beide publicaties zijn berekend en laat ik daarom rusten.

Meinsma laat zien dat het Tenggerese jaar twaalf maanden van afwisselend 29 en 30 dagen telt; in totaal 354 dagen. Het vijfde jaar is een schrikkeljaar met één maand van 30 dagen extra. Bij elkaar vormen deze vijf jaren een windu, waarin ieder jaar een naam draagt. Verder heeft de Tenggerese jaartelling weken van vijf, zes, zeven, acht en negen dagen, op dezelfde wijze als in de gewone Saka-tijdrekening verbonden in een wuku-cyclus van 210 dagen. Tenslotte, zo blijkt, moet men onderscheid maken tussen Tengger-Pasuruhan en Tengger-Malang. De Tenggerezen van Pasuruhan schreven op 2 oktober 1867 1 kas a 1793; de Tenggerezen van Malang waren toen in 1796. Het onderzoek van 1827 blijkt op de Malangse tijdrekening betrekking te hebben; Meinsma oriënteert zich op Pasuruhan (Hageman 1852 11:374; Meinsma 1879:131-149).

Hierop komt de Tenggerese tijdrekening in hoofdzaak neer. Met behulp van deze gegevens kan men nu uitrekenen wat het equivalent van 1634 en 1635 in onze jaartelling is (zie de tabellen op p.

301-304). Deze berekening levert het volgende op (p "" Pasuruhan, m = ~lalang):

Tabel 2.

1635 ATp - 27/01 1712 - 14/01 1713 wuku-cycli

wesaka prangbakat wa rl gaden wa wa bu

4/10 1711 april-mei 13-19/03 1712 22-28/11 1711 25/11 1711

1/05 1712 2-8/10 1712 19-25/06 1712 22/06 1712

27/11 1712 30/04-6/05 1713 15-21/01 1713 18/01 1713

82 Javaanse tekstkritiek

1634 ATp - 8/01 1711 - 26/01 1712

wuku-cycli 10/08 1710 8/03 1711 4/10 1711 wesaka aprl1-mei

prangbakat 18-24/01 1711 16-22/08 1711 13-19/03 1712 warigaden 28/09-4/10 1710 26/04-2/05 1711 22-28/11 1711

\ria wa bu 7/10 1710 29/04 1711 25/11 1711

1635 ATm - 16/02 1709 - 4/02 1710

wuku-cycll 18/11 1708 16/06 1709

wesaka april-mel

prangbakat 28/04-4/05 1709 24-30/11 1709 warigaden 6-12/01 1709 4-10/08 1709 wa wa hu 9/01 1709 7/08 1709

1634 ATm - 28/02 1708 - 15/02 1709

wuku-cycli 25/09 1707 22/04 1708 18/11 1708 wesaka april-mei

prangbakat 7-13/03 1708 2-8/10 1708 28/04-4/05 1709 warigaden 13-19/11 1707 10-16/06 1708 6-12/01 1709 wa wa hu 16/11 1707 13/06 1708 9/01 1709

In deze berekeningen ben ik er van uitgegaan dat het wuku-systeem van A. T. hetzelfde Is als dat van A. S. De namen en de volgorde zijn In ieder geval hetzelfde (zie Meinsma 1879:134); alleen het begin van iedere cyclus is dus hypothetisch.

Van de voorgestelde mogelijkheden komt alleen de datum 29 april 1711 in aanmerking: deze laat alle onderdelen van de date-ring met elkaar in overeenstemming zijn. Ook hier weer blijkt de wuku prangbakat met uitzondering van 30 april - 6 mei 1713, 28 april - 4 mei L 709 en nogmaals 28 april - 4 mei 1709, steeds in strijd te zijn met de opgegeven maand, en natuurlijk in alle ge-vallen met de opgave van de dagen.

De namen van de Tenggerese maanden zoals te vinden bij Meinsma zijn rangtelwoorden, het zijn niet die van het Saka-jaar zoals wesaka er l!én is (Meinsma 1879: 132-133). De Tenggerese maanden schuiven mee op met het Tenggerese jaar ten opzichte van onze maanden en jaren en die van de Saka-era. Uit het gebruik van de naam wesaka heb ik geconcludeerd dat het hier om een periode uit het zonnejaar gaat, gelijk te stellen met april-mei (Damais 1953:

11) •

De namen van de dagen heb ik tot nog toe op die van de vijf-, zes- en zevendaagse week na buiten beschouwing gelaten, omdat de tabellen van Damais alleen rekening houden met de vijf-, zes- en zevendaagse week. De opgave van de dagen van de drie-, vier-, acht- en negendaagse week moet daar natuurlijk wel mee in over-eenstemming zijn. In het artikel van Meinsma staat een soort van eeuwigdurende wuku-kalender afgebeeld, een z.g. papan (Heinsma

11 Kunjarakarna 83

1879: 142-143). Op deze kalender van 30x7 vakjes kan men door van af het begin (d.i. het eerste vakje rechtsonder) te tellen de plaatsen bepalen waarop een gegeven dag van een gegeven week voorkomt. Men kan dus ook het vakje bepalen waarnaar de opgave van handschrift H verwijst. Het spreekt voot' zich dat het voor het juist aflezen van het grootste belang is te weten met welke dag iedere week begint en in welke orde de dagen van de we.ek op elkaar volgen. Meinsma noemt de dagen van de vijf- tlm negendaag-se week (Meinsma 1879:134-136). Voor de namen en de volgorde van de dagen van de vierdaagse week ben ik te rade gegaan bi j Nieu-wenkamps artikel over een Balische kalender (Nieuwenkamp 1914:

112-126). Zijn 8rtil<e1 vormt een bevestiging van de bijzonderhe-den die Meinsma vermeldt ten aanzien van namen, volgorde en in-tercalatie, met dien verstande dat, waar Meinsma de zes- en acht-daagse week met de zesde en zevende dag laat beginnen op de

papan, Nieuwenkamp deze dagen eenvolldigweg tot eerste dagen van die weken bestempelt.

Als men de dagen afleest, blijkt dat men niet goed uitkomt tenzij men de volgende veranderingen aanbrengt:

1. vierdaagse week:

de eerste af te lezen dag is sri (Nieuwenkamp: laba. Nieuwen-kamp 1914:113, 118; maar vgl. de redactionele aantekening op p. 114 van zijn artikel). De twee extra dagen moeten geplaatst worden ergens v66r de wuku warlgaden, niet pas na sri in de elfde wuku (zoals Nieuwenkamp heeft, Nieuwenkamp 1914:115-116) 2. negendaagse week:

de plaats van de dag 4. nohan moet zijn 5. nohan (vgl. ENI IV:

454, waar deze positie als normaal wordt opgegeven, echter zonder nadere toelichting wat betreft plaats of tijd)

(zie de tabel op p. 299-300). Met deze veranderingen blijft men dus grotendeels binnen de grenzen van variabiliteit zoals tot nu toe uit geschreven bronnen bekend. Of de voorgestelde ver anderin-gen toelaatbaar zijn, en wat ze impliceren ten aanzien van tijd en streek, zal verder onderzoek moeten uitwijzen.

Er is nog een probleem niet opgelost, de betekenis van wuku dalem. In Meinsma's artikel komen we de term dalem tegen in com-binatie met wulan: "boelan dalam" of "sasi djet:o" (dit laatste een toevoeging van de schrijver?) is de naam van de schrikkel-maand in het Tenggerse schrikkeljaar (Heinsma 1879:140). Er is geen enkele aanwijzing dat met wuku dalem iets soortgelijks be-doeld wordt (wat ingrijpende consequenties zou hebben voor de in-richting van de kalender). Voorlopig moet ik dit probleem als on-oplosbaar laten rusten.

Ook in K volgt, evenals in H, na de tekst van de Kunjarakarna nog een colofon. Het colofon van K bevat dezelfde elementen van p1asts, tijd en kwaliteit van afschrijven, maar anders dan in H worden ze hier in geregelde orde gepresenteerd.

Over de plaats zegt de afschrijver het volgende:

3651 sama I kta tlasinurat jêryira san hyanry ardi damalun hirin imoa nariti gagêr windu pan~s~rpa]Qnipun.

84 Javaanse tekstkritiek

3655 blna~uQn aqhar dene hagumudane kan habatatut

Damalung 1s evenals Pamrlhan (zie boven p. 78) een oude naam voor de Merbabu (Noorduyn 1982:416). De afschrijver bevond zich op de hellingen van deze berg, aan de zuidwestelijke kant. Dit is de-zelfde kant waar ook de afschrijver van H zich bevond (zie boven p. 78). Wat "paneseQnipun" betekent, weet ik niet. Is er te lezen panesepannipun < panusupannipun, retraiteoord? Maar de afschrij-ver heeft 'pa' geschrapt. Datgene Waar dit woord naar verwijst, draagt de naam "gager windu" , terwijl een zekere Hagumuda (ne?) er het hoofd van is ("habatatut" zo te lezen? Vgl. Zoetmulder 1982 s.v. batur, bediende: "abatur lord, master (sald of Santa-smrti, the head of a patapan; cf. ahulun).").

Nadat de afschrijver de plaats vermeld heeft, herinnert hij de lezer er aan wat er aan zijn schrijfkunst mankeert. Hij roept diens clementie in, omdat hij nog onervaren is ("rare hanom", r.

3675).

Aan het eind deelt hij het tijdstip van vervaardiging mee:

naam van het jaar, maand, wuku dalem en jaba, de dagen van de negen- tlm driedaagse week, en het Saka-jaar (r. 3677-3686).

De naam van het jaar luidt "tahun kaliwon" • Dit is €én van de jaarnamen die ik in het artikel van Meinsma over de tijdrekening bij de Tenggerezen gevonden heb (Me ins ma 1879:132).

Voor wat ik opvat als de naam van de maand heeft het hand-schrift "wuklanêm". Dit zal wel te lezen zijn als wulan kanem, verminkt door een verplaatsing van letters die vaker voorkomt in K. De zesde maand is in de Saka-jaartelling de maand po~ya, die valt in de periode december-januari (Damais 1951:11).

De wuku dalem is prangbakat. Dit is dezelfde wuku dalem als in H. Ik heb al het vermoeden geuit dat met wuku dalem iets anders bedoeld wordt dan wat elders wuku heet (zie boven p. 79). Als

"gewone" wuku is prangbakat de vierentwintigste wuku (Damais 1951:17). De wuku jaba is wukir. In Damais' lijst staat de wuku wukir onder nummer drie (Damais 1951:16).

De namen van de dagen zijn:

1. nawaWara kera~an 9-daagse week: kerangan 2. ha~tawara hu 8-daagse week: huma 3. saptawara su 7-daagse week: ~ukra 4. sadwara

pa

6-daagse week: paniruan 5. pacawara la 5-daagse week: legi 6. catutwara sr! 4-daagse week: sr!

7. triwara bya 3-daagse week: byantara

De combinatie "pa la su" is de 160e in de tabel van Damais , en valt in de drieëntwintigste wuku, manahil (Damais 1953:253).

Wat ik houd voor de weergave van het jaar, ziet er als volgt uit:

"iksalapawak_g_n_hagas.sigon".

In "iksa" is de 's I geschreven in de positie van een pasangan maar niet in de daarvoor vereiste vorm. Het zou kunnen zijn dat deze letter later toegevoegd is. Dat ls dan niet op de normale manier gebeurd. Omdat iksa echter niets betekent en saka goed uitkomt, stel ik voor hier î saka te lezen. Mag men in wat daarna volgt een jaartal en een chronogram lezen? Het jaartal zou dan

11 Kunjarakarna 85

uitgedrukt worden door de letters 'la' en 'pa' bij wijze van een-heid en tiental: respectievelijk 7 en 8, d.i. 87.

De interpretatie van het chronogram levert problemen op. Leest men

*wiku gana ha<q>gas.s i gon

(asceet larve sprinkhaan • - verwisseling van 'i' en 'a' komt voor in K), dan krijgt men de waarde "7 6 6 ?" d.i .. 1667 (vgl. Bratakesawa 1952). Het duizendtal moet een 1 zijn. Een woord dat deze waarde heeft, is won. De letters 'g' en 'w' liggen in het schrift van K vlak bij elkaar, en inderdaad komt verwisseling voor. Alleen kan ik de voorafgaande ' i ' niet verklaren. Dat moet het partikel i zijn. maar Waar verbindt het won mee? Deze moeilijkheid stelt de interpretatie van de hele candrasangkala op losse schroeven. Als men de interpretatie 1667 wel aanvaard. is er nog het verschil met de cijfers die 87 geven. Om hier uitsluitsel over te verkrijgen is het nodig te onderzoeken op welk tijdstip men uitkomt via de andere elemen-ten In de datering. Hier kan alvast worden meegedeeld dat er tussen de cijfers 6 en 8 qua vorm geen bijzondere betrekkingen bestaan, zodat er voor verwisseling via die weg geen aanleiding is:

6 : 8:

Fig. 11

Een niet op voorhand onwaarschijnlijke grond van verwisseling is gelegen In de omzetting van aksara's die in K voorkomt. De af-schrijver heeft "gana" (larve) geschreven, maar "naga" (slang) bedoeld. Het eerste woord heeft de cijferwaarde "6"; het tweede staat voor "8".

Omrekening van Saka-jaren in christelijke jaren levert het volgende op (zie voor wuku's en maanden: Damais 1951:11; 1953:

267-268) : Tabel 3.

1687 AS = 1765 AD

wuku-cycli thn kaliwon kanem prangbakat wuk!r pa la su

26/08 1764

december-januari 6-12/03 1765 9-15/09 1764 4/03 1765

24/03 1765

1-7/09 1765 7-13/03 1765 30/08 1765

20/10 1765

30/03-5/04 1766 3-9/11 1765 28/03 1766

86 Javaanse tekstkritiek

In document JA TEKSTKRITIEK (pagina 93-99)

GERELATEERDE DOCUMENTEN