• No results found

200 JAAR KONINKRIJK

“Nederland is jarig. 200 jaar! Vrij en verbonden door gelijke rechten en plichten. Laten we dat samen vieren.”133– Motto 200 jaar Koninkrijk

In dit hoofdstuk staat de viering van 200 jaar Koninkrijk centraal. De viering wordt georganiseerd door het Nationaal Comité, benoemd door de Ministerraad in 2011. Het Nationaal Comité dat de viering organiseert is eigenlijk een vreemde eend in de bijt in dit onderzoek. Het organiseren van een historische viering is van een heel andere orde dan de andere casussen. Het is meer gericht op vermaak en er is een enorm publiek bij betrokken. Ook heeft het comité te maken met een grote

grass roots beweging, die ze zoveel mogelijk proberen te stimuleren. De taak van de historicus binnen

het comité, Henk te Velde, is om te proberen de viering historisch correct te laten zijn. Het gevaar ligt op de loer dat vermaak een grotere rol krijgt dan historische feitelijkheid.

Dit hoofdstuk zal dan ook een iets andere opbouw hebben dan de voorgaande twee. De vrijheden van Weber zijn niet direct van toepassing op de viering van 200 jaar Koninkrijk. Ze zullen in dit hoofdstuk plaats maken voor ander dilemma waar de historicus in het Nationaal Comité mee te maken heeft. De nadruk zal komen te liggen op de uitdaging van het overbrengen van een kloppend historisch verhaal naar een groot publiek, waarbij vermaak een grote rol speelt.

Het hoofdstuk begint met de historische achtergrond van de viering van het Koninkrijk, om de huidige viering in perspectief te kunnen plaatsen. Er is in verhouding met de andere casussen nog niet veel literatuur over de huidige viering. Door terug te blikken op eerdere vieringen kan samen met de beschikbare literatuur een wetenschappelijke analyse gegeven worden van deze viering. Ook wordt bekeken hoe het huidige Nationaal Comité tot stand is gekomen en wie er zitting in hebben. In de daaropvolgende paragraaf wordt besproken hoe critici tegenover de viering staan. Er zijn een hoop argumenten in te brengen tegen de viering, maar ook tegen het zitting nemen in een door de Ministerraad aangesteld comité. Aan de hand van een interview met Henk te Velde, de enige historicus in het comité, wordt besproken wat de redenen zijn om zitting te nemen in het comité. Na dit besproken te hebben, wordt gekeken naar de reacties uit het publiek op de viering tot nu toe. De viering is in november 2013 begonnen, maar duurt nog tot 2015. Vervolgens wordt

bekeken wat de verhouding is tussen het comité en de politiek. In de laatste paragraaf tenslotte, wordt naar het dilemma gekeken waarmee de historicus in kwestie te maken heeft: de balans tussen historische feitelijkheid en het vermaken van een groot publiek. In hoeverre zijn Webers maatstaven toe te passen op deze casus?

A

CHTERGROND

In november 1813 werd Nederland onafhankelijk van Frankrijk en in 1815 kwam het Koninkrijk Nederland tot stand, met Koning Willem I als eerste koning. Dit proces nam twee jaar in beslag, want hoewel Willem al in november 1813 de oversteek vanuit Engeland naar Nederland maakte, werd hij pas in 1815 tot koning gekroond. In die twee jaar moest Willem zijn macht consolideren binnen en buiten Nederland. In maart 1814 werd een grondwet opgesteld, waarin ook de rechten en plichten van de koning werden vastgelegd, het koninkrijk zou een constitutionele monarchie worden. Die grondwet vormde de basis voor de grondwet zoals wij die nu kennen. In 1815 vond het Congres van Wenen plaats en werd Nederland internationaal erkend. Pas na dit Congres werd Willem tot koning gekroond.

Sindsdien wordt iedere vijftig jaar gevierd dat Nederland een koninkrijk is. Aan het hoofd van deze viering stonden achtereenvolgens een Hoofdcommissie (1863), een centrale commissie (1913) of een Nationaal Comité (1963 en 2013).134 Er wordt ieder jubileum bewust

gesproken van een viering en niet van een herdenking, om de nadruk te leggen op wat 1813 heeft betekend voor het nu. In 1963 werd voor het eerst door de regering een nationaal comité opgericht, met Prinses Beatrix aan het hoofd. Hiermee kreeg de viering een bepaald politiek gewicht mee, dat geen vruchten afwierp. In de revolutionaire en door de Koude Oorlog beïnvloede jaren ’60 was geen behoefte aan een viering van een conservatieve instituten als het koningshuis en het leger.135

Ook ditmaal is het Nationaal Comité benoemd door de Ministerraad. De leden van het Comité hebben een grote politieke en publieke spreiding, voor een zo groot mogelijk draagvlak in de samenleving. De leden zijn: Ank Bijleveld-Schouten (voorzitter), Jozias van Aartsen

134 Henk te Velde, ‘De herdenking en betekenis van 1813’ in: I. de Haan, P. den Hoed en H. te Velde, Een nieuwe staat.

Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden (Amsterdam 2013) 362- 383, 368-9.

135 Te Velde, ‘De herdenking en betekenis van 1813’, 371.

LANDING VAN WILLEM I OP SCHEVENINGEN FOTO: JEROEN VAN DER MEYDE. BRON: WWW.200 JAARKONINKRIJK.NL

(vicevoorzitter), Herman Tjeenk Willink, Bercan Günel, Rein Willems, Henk te Velde, Albert Verlinde, Erben Wennemars en Izaline Callister.

Wat opvalt aan de samenstelling van het comité van dit jaar en die van voorgaande jaren, is dat er weinig historici betrokken zijn bij de organisatie van de viering. In het comité onder leiding van Prinses Beatrix in 1963 had er zelfs niet één historicus zitting in het comité, alleen een historisch socioloog.136 Dit jaar is er één historicus, namelijk Henk te Velde, die de leerstoel Vaderlandse

Geschiedenis aan de Universiteit Leiden bekleedt.

In deze viering staan vijf verworvenheden centraal. De verworvenheden zijn: persoonlijke rechten en vrijheden; bestuurlijke stabiliteit in een moderne rechtsstaat; internationale oriëntatie; ruimte voor actief burgerschap en tot slot eenheid in verscheidenheid. Al de verworvenheden zijn gekozen op basis van hun historische achtergrond: door de ontwikkelingen van 1813-1815 heeft de Nederlandse burger beschikking over deze verworvenheden gekregen. Althans, dat is het verhaal dat het nationaal comité dit jaar presenteert. Hoewel het thema van de viering iedere keer hetzelfde is, namelijk het ontstaan van het Koninkrijk, liggen de accenten steeds ergens anders. Het comité heeft daar invloed op, maar het is ook een weerspiegeling van de thema’s die de politiek op het moment van de viering beheersen. In de thema’s de invloed is ook de invloed van Henk te Velde terug te zien: de thema’s laten zien hoe er nu over de periode rond 1813-1815 werd gedacht en dus wat de stand van de wetenschap is wat dat betreft.

Het startschot voor de huidige viering klonk op 29 november 2013 met het naspelen van de landing van Willem I op Scheveningen. De Scheveningers vieren de landing iedere 25 jaar en wat dat betreft kun je spreken van grass roots geschiedenis: het Comité heeft ingehaakt op een traditie die al jaren bestaat onder de bevolking, met slechts deze aanpassing dat de hulp van een professionele regisseur (Aus Greidanus) en acteur (Huub Stapel als Willem I) was ingeroepen om het spektakel goed te laten verlopen. De landing werd gefilmd en rechtstreeks uitgezonden door de Publieke Omroep. NOS-presentatrice Astrid Kersseboom leverde samen met Te Velde commentaar op het geheel. Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima zaten op de tribune, samen met onder andere de burgemeester van Den Haag. Er kwamen duizenden mensen af op het schouwspel in Scheveningen.137 Later op de dag vond in de Ridderzaal de presentatie van het boek Een nieuwe staat.

Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden plaats. De presentatie werd begeleid door een lezing van

historicus Niek van Sas, die gespecialiseerd is in de politieke cultuur van Nederland na 1750. Ook

136 Henk te Velde, ‘De herdenking en betekenis van 1813’ in: I. de Haan, P. den Hoed en H. te Velde, Een nieuwe staat.

Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden (Amsterdam 2013) 362- 383, 371.

minister-president Mark Rutte gaf een toespraak. In de avond vond de afsluiting plaats in het Circustheater, waar verschillende artiesten een optreden gaven met het Koninkrijk als thema. Zo’n anderhalf miljoen mensen bekeken het concert op televisie.138

De viering van het Koninkrijk beslaat twee jaar en bestaat uit meerdere evenementen. De landing van Willem I was de start van de viering. Op 29 maart 2014 vond het Grondwetfestival plaats, volgens het nationaal comité was dat de ‘200e verjaardag van de grondwet.’139 Tijdens het

Grondwetfestival waren ter ere van dit feit verschillende overheidsgebouwen opengesteld voor het publiek die normaal gesproken gesloten zijn, zoals de Trêveszaal en het Catshuis. Volgens de organisatoren trok het festival ongeveer 85.000 bezoekers.140 Van 19 tot en met 22 mei vond op

Sint Maarten het Koninkrijksjeugdparlement plaats, een debat tussen vijftig jongeren over de toekomst van het Koninkrijk.141

E

EN VERJAARDAGSFEESTJE DAT TWEE EN EEN HALF JAAR DUURT

Op de viering is veel kritiek gekomen. De kritiek komt ditmaal niet vanuit de politiek en de samenleving zoals in 1963, maar vanuit academische hoek. Die kritiek richt zich op drie punten in het bijzonder. Ten eerste op de keuze voor het jaartal 1813 als beginpunt van de Nederlandse monarchie en de grondwet van 1814 als basis van de huidige grondwet. Ten tweede is er kritiek op de vorm van de viering. Daarnaast is er ook nog kritiek op het feit dat Te Velde zitting heeft genomen in het comité. De opdrachtgever van deze viering is de regering en impliciet ook het koningshuis. De vraag is of en in welke mate de onafhankelijkheid van de historicus dan in het geding is.

De historicus Jouke Turpijn heeft zich het duidelijkst uitgesproken tegen de viering. Hij publiceerde erover in het wetenschappelijke Jaarboek Parlementaire Geschiedenis,142 maar schreef ook een

opiniestuk in De Volkskrant, ging met Henk te Velde in gesprek op Radio 1 en discussieerde met Ido de Haan (co-auteur van Een nieuwe staat) in het tv-programma Buitenhof. Zijn kritiek centreert zich rond één punt: hij keert zich tegen de vorm van de viering. Hij vindt de vijf verworvenheden

138 S. van der Laan, ‘Ruim 1,5 miljoen Nederlanders keken naar Koninkrijksconcert’, Elsevier, 1 december 2013.

http://www.elsevier.nl/Nederland/nieuws/2013/12/Ruim-17-miljoen-Nederlanders-keken-naar- Koninkrijksconcert-1420305W/ laatst geraadpleegd op 7 april 2014.

139 ‘200 jaar Grondwet’, 200 jaar Koninkrijk, https://www.200jaarkoninkrijk.nl/magazine-editie-05/200-jaar-grondwet,

laatst geraadpleegd op 7 april 2014.

140 ‘Massale belangstelling voor Grondwetfestival Den Haag’, NU.nl, 29 maart 2014,

http://www.nu.nl/binnenland/3738989/massale-belangstelling-grondwet-festival-haag.html, laatst geraadpleegd op 7 april 2014.

141 ‘Een heel sterk en uniek Koninkrijk’, 200 jaar Koninkrijk, https://www.200jaarkoninkrijk.nl/magazine-editie-

06/een-heel-sterk-en-uniek-koninkrijk, laatst geraadpleegd op 11 juni 2014.

142 J. Turpijn, ‘Herdenken in spiegelbeeld. De beleving van 50, 100 en 150 jaar Koninkrijk der Nederlanden’ in: Carla

van Balen, Hans Goslinga, Alexander van Kessel e.a., Jaarboek Parlementaire Geschiedenis: De Republiek van Oranje, 1813- 2013 (Amsterdam 2013).

die in de viering centraal staan niet bij het verleden passen, maar bij de actuele politiek. Het herdenken van de betekenis van 1813 gaat hierbij verloren.143 Hij vraagt zich af wat de

verworvenheden met de politieke geschiedenis te maken hebben, en in het bijzonder met de jaren 1813-1815.144

De historicus Matthijs Lok leverde in het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis kritiek op 1813-1815 als

Stunde Null van de Nederlandse democratie en grondwet, wat met de verworvenheden beweerd

lijkt te worden. Hij noemt 1813 een politieke mythe, die voornamelijk wordt onderschreven door politieke elites en staatsinstituties en niet door het hele volk.145 Volgens Lok moet 1813-1815 gezien

worden als een periode van Restauratie: de Bataafse en Napoleontische tijd was voorbij en er werd een koning aan het hoofd van het landsbestuur gezet. De grondwet die in 1814 tot stand kwam borduurde voort op Napoleons bestuurlijke systemen, die in Nederland nog steeds functioneerden. Die werden overigens ook in leven gehouden door de bestuurders, die de machtswissel van Napoleon naar Willem I hadden overleefd. Ook historicus Remieg Aerts onderschrijft het belang van de napoleontische periode voor de opbouw van het bureaucratisch bestuur onder Willem I. Napoleon en koning Lodewijk Napoleon introduceerden bijvoorbeeld nationale onderwijs- en belastingwetgeving en standaardisering van de taal. Willem I nam een groot deel van deze wetgeving over.146

Lok rekent dus af met de verworvenheden van het comité: de monarchie bestond al voordat Willem op de troon zat.147 Wat ook nog opgemerkt kan worden, is dat 1813-1815 geen nationale

aangelegenheid was, maar juist een internationale gebeurtenis. Zonder toestemming van voornamelijk Groot-Brittannië had Willem nooit koning kunnen worden. Het opvallendste aan Loks betoog is de passage over Nederland als democratie:

“Ook zou Willem I zelf waarschijnlijk hoogst onaangenaam getroffen zijn als hij zou hebben geweten dat in 2013 de betekenis van zijn bewind vooral gezocht wordt in de democratische ontwikkeling van Nederland. ‘Democratie’ was evenals ‘volkssoevereiniteit’ een besmet begrip geworden in de postrevolutionaire wereld.”148

143 J. Turpijn, ‘Herdenking 200 jaar koninkrijk is bizar feest’, De Volkskrant, 26 november 2013, 27.

144 J. Turpijn, ‘Herdenken in spiegelbeeld. De beleving van 50, 100 en 150 jaar Koninkrijk der Nederlanden’ in: Carla

van Balen, Hans Goslinga, Alexander van Kessel e.a., Jaarboek Parlementaire Geschiedenis: De Republiek van Oranje, 1813- 2013 (Amsterdam 2013), 23.

145 M. Lok, “Herwonnen vrijheid’ ‘1813’als Nederlandse oorsprongsmythe.’ in: Carla van Balen, Hans Goslinga,

Alexandra van Kessel e.a., Jaarboek Parlementaire Geschiedenis: De Republiek van Oranje, 1813-2013 (Amsterdam 2013) 14.

146 R. Aerts, ‘Het eigenlijke begin van Nederland’, De Gids, jaargang 177, nummer 2 (2014), 26. 147 Lok, ‘Herwonnen vrijheid’, 16.

Willem I was geen fanatiek voorstander van democratie of al te veel inspraak op zijn besluiten van parlementariërs. Besluiten nemen deed hij dan ook vooral zelf, hij staat te boek als een koning die zich overal mee bemoeide.149

Ook Aerts is het niet eens met het beeld dat wordt geschept door het comité dat de 1813 het beginpunt is van de Nederlandse rechtsstaat:

‘Het huidige Nederland heeft dus zeer veel te danken aan het tijdvak van 1770 tot 1813. Toen, en niet pas na 1813, zijn de fundamenten van ons moderne bestel gelegd: de goed georganiseerde eenheidsstaat, constitutioneel bestuur, democratische volksvertegenwoordiging, burgerlijke rechten en vrijheid en het besef van nationale identiteit.’150

Behalve dat de verworvenheden die gevierd worden niet direct te herleiden zijn naar de gebeurtenissen van 1813-1815, zou het woord ‘verworvenheden’ ook nog een gekleurde blik op de geschiedenis geven. Volgens Turpijn is het woord impliciet positief: er bestaan geen negatieve verworvenheden. Het gevolg hiervan is, is dat er een positief beeld wordt geschetst van de geschiedenis en van de gebeurtenissen, terwijl er ook een aantal pijndossiers zijn. Wat dat beeld nog versterkt is de keuze van het comité voor het woord ‘viering’, Turpijn:

“Een viering is een verjaardagsfeestje, een verjaardagsfeestje dat twee en een half jaar duurt. Van november 2013 tot 2015. Dat betekent dus eigenlijk dat je twee en een halfjaar ‘Lang zal ze leven’ zal gaan zingen. Want dat doe je op een verjaardag.”151

Turpijn pleit ervoor om de naam herdenking te gebruiken, omdat dat de ruimte geeft om na te denken over wie wij zijn en hoe dat zo gekomen is. Op die manier is er meer ruimte voor de negatieve kanten van de Nederlandse geschiedenis. Volgens Turpijn is de inzet van het comité niet het verleden van Nederland, maar het nu. Hij vindt dat de daadwerkelijke geschiedenis en de feiten van elkaar zijn losgezongen, Turpijn: “We hoeven het verleden niet zozeer te zien als schandvlek, maar we moeten inzien dat er ingewikkelde dingen gebeurd zijn waarvan we nog niet helemaal precies weten wat we daarmee moeten of kunnen. Dat moet een plaats hebben in de herdenking. Dan maakt het wat los.”152 Hij vindt dat Henk te Velde er goed aan heeft gedaan om in het boek

149 M. Lok, “Herwonnen vrijheid’ ‘1813’als Nederlandse oorsprongsmythe.’ in: Carla van Balen, Hans Goslinga,

Alexandra van Kessel e.a., Jaarboek Parlementaire Geschiedenis: De Republiek van Oranje, 1813-2013 (Amsterdam 2013) 19.

150 R. Aerts, ‘Het eigenlijke begin van Nederland’, De Gids, jaargang 177, nummer 2 (2014), 27. 151 Interview J. Turpijn, 21 januari 2014, zie: appendix, 60.

Een nieuwe staat aandacht te besteden aan de periode 1813-1830, waarin het echt gaat om de

geschiedenis en niet om het nu.153

Turpijn vestigt de aandacht ook op een ander punt. Hij gelooft dat er een balans moet zijn tussen

history from below of grass roots geschiedenis en geschiedenis van bovenaf. Scheveningers vieren iedere

25 jaar de landing van Willem I op het Scheveningse strand, een mooi voorbeeld van history from

below. Het comité moedigt op zijn website ook andere burgerinitiatieven in het kader van de viering

aan. Dat is volgens Turpijn allemaal heel goed, maar hij had wel problemen met de opening van de viering op 30 november. Die dag begon zoals eerder beschreven met het naspelen van de landing van Willem I, vervolgens was er een officiële opening in de Ridderzaal waar het boek werd gepresenteerd en waar een historisch vertoog werd gehouden door historicus Niek van Sas. Ook dit is volgens Turpijn nog allemaal goed te keuren. Zijn grote struikelblok was het avondprogramma in het Circustheater, waar het eigenlijk alleen maar ging om vermaak. Het feit dat zo’n dag wordt uitgezonden door de Publieke Omroep en waarmee heel veel mensen werden bereikt, is in zijn ogen zorgelijk omdat er dan alleen maar wordt gezonden vanuit de overheid. De kijkers krijgen een bepaald beeld voorgeschoteld wat niet genuanceerd wordt en waar eigenlijk geen ruimte is voor eigen interpretatie. Hij vindt dat dat te dichtbij indoctrinatie in de buurt komt. Hij noemt hierbij de Duitse historicus Jan Assmann en zijn ideeën over herinneringscultuur, waarbij geschiedenis van onderop met heel veel vrijheid gepaard gaat, maar geschiedenis van bovenaf al snel richting indoctrinatie gaat, omdat er geen vrijheid meer is in de manier waarop ideeën zich manifesteren.154 Turpijn pleit voor een aanpak waarin agents een grote rol spelen: een aantal

sleutelfiguren uit verschillende sociale sectoren (de creatieve, academische of burgerlijke circuits) krijgen een duidelijke opdracht vanuit het comité maar geven daar eigen invulling aan. Op die manier zouden zij mensen kunnen triggeren om deel te nemen aan de viering.155

Turpijn gelooft dat de opdrachtgever grote invloed heeft op de inhoud van de viering en op de samenstelling van het comité. In dit geval is niet alleen de overheid de opdrachtgever, maar impliciet ook het Koningshuis. Turpijn:

En reken maar dat die koning er bovenop zit. Er gebeurt niets bij die viering waar koning Willem Alexander het niet mee eens is. Het is allemaal zijn feest.”156

153 Interview J. Turpijn, 21 januari 2014, zie: appendix, 62. 154 Interview Turpijn, zie: appendix, 62.

155 Interview Turpijn, 62. 156 Ibidem, 63.

Niet voor niets is volgens Turpijn Ank Bijleveld de voorzitter van het comité, zij is Commissaris van de Koning in de provincie Overijssel. Turpijn gelooft dat er grote politieke krachten aan het werk zijn bij deze viering, net als bij de voorgaande vieringen. Bij de eerste viering in 1863 benadrukte Willem III hoe dankbaar Oranje het Nederlandse volk was. Dit was niet onlogisch, want zonder de steun van het volk hadden de Oranjes nooit op de troon gezeten. Ook toen kwam de viering niet helemaal uit de verf, mede omdat politici van verschillende gezindten – de antirevolutionairen, de liberalen – de viering als iets vreemds zagen en niet hun totale medewerking verleenden. Turpijn: “Toen zag je al eigenlijk dat, er waren toen nog geen auto’s, maar dat de