• No results found

Inzicht in de representativiteit van de bestudeerde subset van ongevallen

De 36 ongevallen die in dit rapport worden besproken, zijn een subset van de gemelde ongevallen (zie Afbeelding B.1). De kenmerken van deze subset zijn niet per definitie gelijk aan die van de totale set van 349 gemelde

ongevallen of – en dat is ernstiger – aan die van de set van 124 relevante ongevallen (138 – 14 toch niet relevante ongevallen). Sommige ‘stappen’ uit

Afbeelding B.1 kunnen gevolgen hebben voor de representativiteit van de

subset van bestudeerde ongevallen. Zo kan het zijn dat personen die niet bereikbaar waren verschillen van de personen die wel de telefoon opnamen en ook bereid waren om mee te werken. De non-respons onder de personen die wel de telefoon opnamen maar aangaven niet mee te willen werken heeft in potentie een grotere invloed op de representativiteit van de

bestudeerde subset van ongevallen. Verschillen in de bereidheid om mee te werken aan een interview kunnen immers samenhangen met de eigen rol in het ontstaan van het ongeval, de leeftijd van de snorfietser (jongeren zijn mogelijk minder bereid om mee te werken) en/of het letsel dat zij als gevolg van het ongeval hebben opgelopen (niet in staat om mee te werken of geen herinnering meer hebben aan de gebeurtenissen). Als de subset van 36 bestudeerde ongevallen substantieel verschilt van de 124 relevante ongevallen, dan kan dat gevolgen hebben voor conclusies over de ongevalsfactoren, de leeftijdsverdelingen en de ernst van

snorfietsongevallen die plaatsvinden op het fietspad.

349 meldingen

bij 211 ongevallen twijfels over locatie, voertuig of letselernst 138 relevante ongevallen

24 snorfietsers (nog) niet benaderd of enkele poging (set 4) 114 snorfietsers benaderd

38 willen niet meewerken (set 2)

30 niet bereikbaar ondanks diverse pogingen (set 3) 14 toch niet relevant

32 willen meewerken (snorfietser of andere betrokkene) 4 ongevallen set 2 en 3 (2 uit elk) toch meegenomen

36 snorfietsongevallen bestudeerd (set 1)

Afbeelding B.1. Schematische weergave van de totstandkoming van de set

van bestudeerde ongevallen.

Daarom is onderzocht of er sprake is van non-respons bias. Daartoe is de set van bestudeerde ongevallen (Set 1) op een aantal kenmerken

vergeleken met drie andere sets die in Afbeelding 2.2 zijn onderscheiden: ongevallen waarvan de betrokkenen niet wilden meewerken (Set 2); ongevallen waarvan geen van de betrokken bereikbaar was (Set 3); ongevallen waarvan de betrokkenen nog niet benaderd zijn (Set 4). Aangezien Set 2 en Set 3 beide twee ongevallen bevatten die alsnog in de set van bestudeerde ongevallen (Set 1) zijn opgenomen, zijn die betreffende

ongevallen uit deze sets verwijderd alvorens de kenmerken van de set te vergelijken met die van Set 1. Daarnaast is Set 1 ook vergeleken met de andere drie groepen tezamen (Set 5).

De sets zijn vergeleken op de man/vrouw-verdeling onder de betrokken snorfietsers, de leeftijdsverdeling van de snorfietsers, en de verdeling naar type verkeersdeelnemer waarmee de snorfietser in botsing kwam (geen, langzame verkeersdeelnemer, snel gemotoriseerd verkeer). Dit zijn de enige kenmerken die beschikbaar waren voor de ongevallen die niet nader

bestudeerd zijn. De bron voor deze informatie was de melding van de politie. Deze informatie kan afwijken van de informatie die later door het team is verzameld. Dit geldt vooral voor het type verkeersdeelnemer waarmee de snorfietser in botsing kwam.

Tabel B.1 laat zien de mannen in alle sets in meer of mindere mate

oververtegenwoordigd zijn, behalve in Set 3. Het lijkt erop dat de vrouwen minder vaak bereikbaar waren. Er is echter geen voor de hand liggende verklaring voor dit verschil. Het is immers niet waarschijnlijk dat vrouwen slechter bereikbaar zijn omdat ze minder vaak een telefoon hebben of doordat ze vanwege ernstiger letsel langere tijd geen telefoon kunnen opnemen.

Set 1 Set 2 Set 3 Set 4 Set 5 (=2+3+4) Bestudeerde

ongevallen Niet bereid om mee te werken Niet bereikbaar benaderd Nog niet Totaal van niet meegenomen ongevallen

Man 24 19 12 16 47

Vrouw 12 17 16 8 41

Totaal 36 36 28 24 88

Tabel B.1. Verhouding mannen en vrouwen in de set bestudeerde ongevallen (Set 1) en de

sets van relevante ongevallen die niet in de dieptestudie zijn meegenomen.

De verschillen tussen de man/vrouw-verhouding zijn ook statistisch getoetst met behulp van de chikwadraattoets. Die toets wijst uit dat de man/vrouw- verdeling in de set bestudeerde ongevallen in geen enkel geval significant afwijkt van die van de verdeling in de andere sets (α = 0,01). Niet ten opzichte van de verdeling in de totale set van niet meegenomen relevante ongevallen en ook niet ten opzichte van de verdeling in de verschillende afzonderlijke sets, en dus ook niet ten opzichte van Set 3. Al nadert dat laatste toetsresultaat wel het vooraf gestelde significantieniveau: − Set 1 versus set 2: Χ2 (1, 72) = 1,44; p = 0,23

− Set 1 versus set 3: Χ2 (1, 64) = 3,63; p = 0,06

− Set 1 versus set 4: Χ2 (1, 60) = 0,00; p = 1,00

− Set 1 versus set 5: Χ2 (1, 124) = 1,84; p = 0,18

In Tabel B.2. is de verdeling over de leeftijdsgroepen weergegeven. Daaruit valt op te maken dat de set met bestudeerde ongevallen (Set 1) in

vergelijking met de totale set van niet meegenomen ongevallen (Set 5) relatief veel ongevallen met 50-plussers bevat. Ook in Set 2 zitten echter relatief veel ongevallen met 50-plussers. Als er inderdaad sprake is van een oververtegenwoordiging van het aantal 50-plussers in Set 1, dan is dat dus

niet het gevolg van een grotere bereidheid van 50-plussers om aan het onderzoek mee te werken. Ze waren vooral beter bereikbaar (zie Set 3). De middelste leeftijdsgroep was het slechtst bereikbaar, terwijl de jongste groep het vaakst ‘nog niet benaderd’ was (set 4).

Set 1 Set 2 Set 3 Set 4 Set 5 (=2+3+4) Bestudeerde

ongevallen Niet bereid om mee te werken Niet bereikbaar benaderd Nog niet Totaal van niet meegenomen ongevallen

16-29 jaar 13 14 10 14 38

30-49 jaar 8 10 11 4 25

50+ 15 12 7 6 25

Totaal 36 36 28 24 88

Tabel B.2. Leeftijdsverdeling in de set bestudeerde ongevallen (Set 1) en de sets van

relevante ongevallen die niet in de dieptestudie zijn meegenomen.

De chikwadraattoets laat echter zien dat geen van deze verschillen ertoe leidt dat de leeftijdsverdeling in de set bestudeerde ongevallen significant afwijkt van die van de verdeling in de andere sets (α = 0,01). Niet ten opzichte van de verdeling in de totale set van niet meegenomen relevante ongevallen en ook niet ten opzichte van de verschillende afzonderlijke sets: − Set 1 versus set 2: Χ2 (2, 72) = 0,59; p = 0,74

− Set 1 versus set 3: Χ2 (2, 64) = 2,82; p = 0,24

− Set 1 versus set 4: Χ2 (2, 60) = 2,95; p = 0,23

− Set 1 versus set 5: Χ2 (2, 124) = 2,07; p = 0,36

Het al dan niet bereikbaar zijn en de bereidheid om mee te werken kunnen samenhangen met de ernst van het ongeval en/of de betrokkenheid van een andere verkeersdeelnemer. Ernstig letsel kan ertoe leiden dat een

verkeersdeelnemer gedurende langere tijd niet bereikbaar is. Het ontbreken van een andere verkeersdeelnemer kan voor een snorfietser reden zijn om niet mee te werken omdat hij de oorzaak van het ongeval dan niet bij een ander neer kan leggen. Tabel B.3 geeft de verdeling van ongevalstypen weer. De enkelvoudige ongevallen omvatten ongevallen waarbij een snorfietser zonder contact met een andere verkeersdeelnemer ten val is gekomen en ongevallen waarbij de snorfietser tegen een obstakel is gebotst. Langzaam verkeer betreft aanrijdingen met een voetganger, fietser,

snorfietser of bromfietser, en ongevallen met gemotoriseerd snelverkeer betreft alle andere aanrijdingen (motorfiets, auto, bestelauto, vrachtauto, bus, etc.). Voor alle sets is het ongevalstype uitsluitend bepaald op basis van de politie-informatie. Uit de nadere analyse bleek dat bij een deel van de enkelvoudige ongevallen uit Set 1 toch een andere verkeersdeelnemer betrokken was. Voor de vergelijkbaarheid van de sets is er echter voor gekozen om de bron voor het ongevalstype bij alle sets gelijk te houden.

Set 1 Set 2 Set 3 Set 4 Set 5 (=2+3+4) Bestudeerde

ongevallen Niet bereid om mee te werken Niet bereikbaar benaderd Nog niet Totaal van niet meegenomen ongevallen Enkelvoudig ongeval 9 13 5 8 26 Langzaam verkeer 11 8 10 10 28 Gemotoriseerd snelverkeer 16 15 13 6 34 Totaal 36 36 28 24 88

Tabel B.3. Verdeling van het ‘type ongeval’ (enkelvoudig of betrokkenheid van een andere

langzame verkeersdeelnemer of snel gemotoriseerd verkeer) in de set bestudeerde ongevallen (Set 1) en de sets van relevante ongevallen die niet in de dieptestudie zijn meegenomen.

Uit Tabel B.3 valt op te maken dat de verdeling van de ongevalstypen in Set 3 en 5 behoorlijk vergelijkbaar is met die van Set 1, terwijl Set 2 relatief veel enkelvoudige snorfietsongevallen bevat en Set 4 relatief weinig ongevallen bevat waarbij een snorfietser in botsing is gekomen met gemotoriseerd snelverkeer. De relatieve oververtegenwoordiging van enkelvoudige ongevallen in Set 2 kan te maken hebben met de eerder genoemde geringere bereidheid om mee te werken als er geen andere

verkeersdeelnemer betrokken was. De snorfietser kan de schuld dan niet bij een ander neerleggen. De relatieve ondervertegenwoordiging van

ongevallen met gemotoriseerd snelverkeer in Set 4 kan te maken hebben met de over het algemeen grotere letselernst van ongevallen waarbij snel gemotoriseerd verkeer betrokken is. De snorfietsers die betrokken waren bij de ernstiger ongevallen werden vaak eerder benaderd omdat er over deze ongevallen vaak meer politie-informatie beschikbaar was waardoor het direct duidelijk was of het ongeval relevant was om mee te nemen in de studie. De bovengenoemde verschillen in de verdeling van de ongevalstype vormen echter geen bedreiging voor de representativiteit van de bestudeerde set snorfietsongevallen. De chikwadraattoets laat namelijk zien dat de verdeling naar ongevalstypen in de set bestudeerde ongevallen niet significant afwijkt van die van de verdeling in de andere sets (α = 0,01). Niet ten opzichte van de verdeling in de totale set van niet meegenomen relevante ongevallen en ook niet in de verschillende afzonderlijke sets:

− Set 1 versus set 2: Χ2 (2, 72) = 1,23; p = 0,54

− Set 1 versus set 3: Χ2 (2, 64) = 0,51; p = 0,78

− Set 1 versus set 4: Χ2 (2, 60) = 2,35; p = 0,31