• No results found

In het voorgaande hoofdstuk zijn de kenmerken besproken van de bestudeerde snorfietsongevallen en de verschillende factoren die een rol speelden bij het ontstaan en de afloop van deze ongevallen. Zowel de kenmerken als de factoren geven aanknopingspunten voor beleid om de toekomstige frequentie en ernst van snorfietsongevallen op het fietspad te reduceren. In de nu volgende paragrafen worden de belangrijkste

kenmerken en factoren samengevat. De factoren geven handvatten voor kansrijke maatregelen, en de kenmerken geven handvatten voor de doelgroepen die daarmee moeten worden bereikt (verkeersdeelnemers) of aangepakt (locaties). In Hoofdstuk 6 wordt een overzicht gegeven van concrete maatregelen waarmee het aantal snorfietsongevallen op fietspaden in Nederland kan worden gereduceerd.

4.1. Doelgroepen

De snorfietser en zijn snorfiets

De snorfietsers die betrokken waren bij een snorfietsongeval op een fietspad binnen de bebouwde kom waren twee keer zo vaak een man (n=24) als een vrouw (n=12). De leeftijd van de snorfietser varieerde van 16 tot 77 jaar en daarbinnen waren alle leeftijdsgroepen vertegenwoordigd. De vrouwelijke snorfietsers waren minder oud: de oudste vrouw die betrokken was bij de bestudeerde ongevallen was 58 jaar oud, terwijl acht van de mannelijke snorfietsers ouder waren dan 60 jaar.

De meeste snorfietsers reden op een scootermodel snorfiets (n=29). De rest reed op het traditionelere type snorfiets (n=6), dat smaller is (60-70 cm in plaats van 70-95 cm) en minder weegt (50-55 kg in plaats van 90-125 kg) dan het scootermodel (zie Afbeelding 1) of op een speed-pedelec (n=1), die ten tijde van het onderzoek in de Nederlandse wetgeving ook tot de

snorfietsen werd gerekend.

Andere verkeersdeelnemers betrokken bij snorfietsongevallen

Bij het merendeel van de snorfietsongevallen (92%) was er sprake van interactie met een andere weggebruiker. Deze weggebruiker kwam in botsing met de snorfietser (27 ongevallen) of zijn aanwezigheid of gedrag dwong de snorfietser tot actie met als gevolg dat de snorfietser ten val kwam (7 ongevallen). In 19 gevallen reed de medeweggebruiker die bij het ongeval betrokken was in een auto of ander gemotoriseerd voertuig en in 2 gevallen op een bromfiets. In 10 gevallen was een fietser op enige wijze bij het ongeval betrokken en driemaal kwam de snorfietser een (overstekende) voetganger tegen op het fietspad.

Zeven snorfietsers hadden een passagier achterop. De passagier was de partner/vriend (driemaal) of het kind van de snorfietsbestuurder. Zes van de zeven passagiers waren jonger dan 20 jaar, waarvan één jonger was dan 12 jaar. Passagiers werden zowel op het traditionele model (tweemaal) als op het scootermodel (vijfmaal) meegenomen.

Ongevalslocatie

Alle bestudeerde snorfietsongevallen vonden plaats op een fietspad dat binnen de bebouwde kom gelegen was. In vijf gevallen mochten ook bromfietsen op het fietspad rijden en was er dus sprake van een

fiets/bromfietspad. Een kwart van de ongevallen (n=10) vond plaats op het wegvak van het fietspad terwijl driekwart plaatsvond op een kruispunt tussen twee fietspaden, een kruispunt van een fietspad met een kruisende straat (uitritconstructie) of een rotonde. Het fietspad lag in bijna drie kwart van de gevallen (n=26) langs een 50km/uur-weg. Vier ongevallen vonden plaats op of aan het eind van een fietspad van een 30km/uur-weg en driemaal reed de snorfietser op een solitair fietspad (een fietspad dat een eigen tracé heeft en niet gerelateerd is aan een naastgelegen weg, zoals een fietspad in een park). Ongeveer twee derde van alle fiets(bromfiets)paden (n=22) was een eenrichtingsfietspad.

4.2. Aanknopingspunten voor aanpak subtypen snorfietsongevallen

In deze studie zijn zes verschillende typen snorfietsongevallen op het fietspad geïdentificeerd. In Tabel 4.1 zijn de kenmerken van deze subtypen samengevat. Deze kenmerken zijn te gebruiken voor een gerichte aanpak om vergelijkbare ongevallen in de toekomst te voorkomen. De tabel geeft achtereenvolgens (van links naar rechts) een korte beschrijving van het ongevalstype, informatie over de snorfietsers die betrokken waren bij dat type ongeval, de locaties waar de ongevallen plaatsvonden en de andere partijen die bij het ongeval betrokken waren (“doelgroepen”), de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van deze ongevallen, en de ernst van de afloop.

Bij het doornemen van de zes subtypen uit Tabel 4.1 is een aantal patronen te ontdekken. Deze staan hieronder beschreven.

Wie is de snorfietser?

De ongevallen van Type 1 (‘Infrastructuur’) lijken vaker voor te komen bij oudere snorfietsers. De snorfietsers die betrokken zijn bij Type 2

(‘Controleverlies’) zijn relatief vaak vrouwen. Daarnaast valt op dat bij deze twee ongevalstypen (Type 1 en 2) de beperkte ervaring van de snorfietser, met respectievelijk de ongevalslocatie of zijn voertuig, vaker een rol speelt dan bij de andere ongevalstypen. Tot slot valt op dat de snorfietsers die betrokken waren bij ongevallen van Type 2 relatief vaak een passagier vervoerden. Het extra gewicht dat een passagier met zich meebrengt kan het lastiger maken om de snorfiets onder controle te houden bij een remactie of (andersoortige) noodmanoeuvre.

Wie is de tegenpartij?

Bij de ongevallen van Type 1 (‘Infrastructuur’) is over het algemeen geen andere verkeersdeelnemer betrokken. Zonder betrokkenheid van een medeweggebruiker komt de snorfietser in botsing met een obstakel op of langs het fietspad.

Naam subtype

(aantal ongevallen) “Doelgroepen” Meest voorkomende ongevalsfactoren

a Letselb

1. Snorfietser wordt op de proef gesteld door de infrastructuur (n=4)

Mannen en vrouwen Jong en 50+ Locaties divers Obstakels

− Wegmeubilair: obstakel op/langs fietspad (75%) − Zichtomstandigheden: donker of laagstaande zon

(50-75%)

− Ervaring met omgeving of voertuig: niet eerder geweest of weinig ervaring met snorfiets (50-75%)

MAIS 1-3 (75% MAIS 2+)