• No results found

4. Lekenrechtspraak en strafrechtelijke waarheidsvinding

6.3 Invloed van lekenrechtspraak op de waarheidsvinding

In het derde hoofdstuk heb ik gekeken hoe een invoering van lekenrechtspraak in Nederland zich zou verhouden tot de waarheidsvinding. Voorts heb ik in het laatste hoofdstuk een uitstapje gemaakt naar België. Door te kijken naar de manier waarop de Belgen invulling geven aan de jury en naar welke waarheid zij op zoek zijn in het strafproces, heb ik getracht een vergelijking te maken om aldus de vraag te kunnen beantwoorden of Nederland iets van de Belgen kan leren op het gebied van lekenrechtspraak en waarheidsvinding.

Aangezien ik tot de conclusie gekomen ben dat in het Nederlandse strafproces gebruik gemaakt wordt van de correspondentietheorie, de normatieve theorie van epistemologische rechtvaardiging en de coherentietheorie van epistemologische rechtvaardiging, meen ik dat de inrichting van het strafproces zoals wij die thans kennen te prefereren is boven lekenrechtspraak.

Om te kunnen stellen dat een uitspraak correspondeert met de werkelijkheid en de materiële waarheid aldus is gevonden, dient de uitspraak te passen in een systeem van coherente uitspraken en dient de uitspraak gedaan te worden door een gezaghebbend orgaan.

Beroepsrechters hebben, in tegenstelling tot leken, ervaring en vergelijkingsmateriaal. Mijns inziens is een beroepsrechter aldus beter in staat om aan de hand van de coherentietheorie van epistemologische rechtvaardiging te beoordelen of een uitspraak correspondeert met de werkelijkheid en dus waar is, dan een lekenrechter.

Uiteindelijk krijgt een uitspraak in het strafproces de status van ‘materiële waarheid’ op het moment dat het de rechter is – een gezaghebbend orgaan – die de uitspraak doet. In Nederland zouden lekenrechters dat gezag niet hebben, althans niet direct. In België ligt dit evident anders, want daar is juryrechtspraak diep geworteld in de rechtstraditie.106 Op basis van een cultureel argument (de rechtstraditie en in het verlengde hiervan de legitimatie van rechterlijke uitspraken) kan aldus geconcludeerd worden dat uitspraken van leken in Nederland geen of onvoldoende gezag zullen hebben en de niet vereiste legitimatie zullen hebben.

Gebleken is dat er overeenkomsten bestaan tussen de Nederlandse en de Belgische discussie op het gebied van waarheidsvinding in het strafproces. In België is de assisenjury ook op zoek naar de waarheid die het dichtst bij de werkelijkheid komt, oftewel de materiële waarheid. De manier waarop er naar de materiële waarheid wordt gezocht, is alleen anders. Op grond van de normatieve theorie van epistemologische rechtvaardiging is wegens het ‘gezagsargument’ de beroepsrechter de aangewezen persoon om in Nederland aan materiële waarheidsvinding te doen en is dat in België de assisenjury.

Op grond van de coherentietheorie van epistemologische rechtvaardiging ligt dit echter anders. Ook in België heeft de beroepsrechter in tegenstelling tot de assisenjury ervaring en vergelijkingsmateriaal. Dit maakt dat de Belgische beroepsrechter beter in staat zal zijn om met behulp van de coherentietheorie van epistemologische rechtvaardiging te bepalen of een uitspraak correspondeert met de werkelijkheid en aldus waar is.

Mijn conclusie luidt aldus dat in het licht van met name de normatieve theorie van epistemologische rechtvaardiging in het Nederlandse strafproces het beste aan

106

Th.A. de Roos, ‘Democratischer strafrechtspraak? De betekenis van de inbreng van leken’, Ars

waarheidsvinding gedaan kan worden door een beroepsrechter. Ik meen echter wel dat wij het een en ander kunnen leren van het Belgische systeem, maar wij moeten niet tot invoering van lekenrechtspraak overgaan. Met betrekking tot de strafrechtelijke waarheidsvinding is mijns inziens het enige echte positieve aan lekenrechtspraak de onmiddellijkheid die ermee gepaard gaat. De zorgvuldigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de omstandigheid dat er vooraf geen kennis wordt genomen van het strafdossier, leiden tot meer onpartijdigheid, meer transparantie en een grondiger onderzoek. Uiteindelijk zal dit de materiële waarheidsvinding positief beïnvloeden.

Meer onmiddellijkheid kan echter ook worden bewerkstelligd zonder dat wij lekenrechtspraak invoeren. Naast de onmiddellijkheid zijn er geen andere doorslaggevende argumenten op grond waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat lekenrechtspraak geschikter is voor de materiële waarheidsvinding dan professionele rechtspraak. Samenvattend, is het antwoord op mijn probleemstelling aldus ‘nee’. Invoering van lekenrechtspraak in het Nederlandse strafproces zal niet tot een positieve impuls voor de strafrechtelijke waarheidsvinding leiden, maar een element van juryrechtspraak, te weten meer onmiddellijkheid, zal de waarheidsvinding wel die positieve impuls geven.

Literatuurlijst

Literatuurlijst

Boeken

Bovend’Eert & Kortmann 2008

P.P.T. Bovend’Eert en C.A.J.M. Kortmann, Rechterlijke organisatie, rechters en rechtspraak, Alphen aan de Rijn: Kluwer 2008.

Crijns, Van der Meij & Ten Voorde 2008

J.H. Crijns, P.P.J van der Meij en J.M. ten Voorde (red.), De waarde van waarheid : opstellen

over waarheid en waarheidsvinding in het strafrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers

2008.

Crombag, Van Koppen & Wagenaar 2006

H.F.M. Crombag, P.J. van Koppen en W.A. Wagenaar, Dubieuze zaken. De psychologie van

strafrechtelijk bewijs, Amsterdam: Olympus 2006.

Dupont & Hutsebaut 2006

L. Dupont en F. Hutsebaut, Herstelrecht tussen toekomst en verleden, Leuven: Universitaire Pers Leuven 2001.

Kirkham 1995

R.L. Kirkham, Theories of Truth, The MIT Press 1995, p. 22, 27-28.

Van den Wyngaert, De Smet & Vandromme 2009

C. van den Wyngaert, B. de Smet en S. Vandromme, Strafrecht en strafprocesrecht, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu 2009.

Tijdschriftartikelen

Attinger, Strafblad 2009

M.F. Attinger, ‘Pruiken en toga’s: de strafadvocaat in het Engelse strafproces’, Strafblad 2009, afl. 4, p. 392-400.

Bolsius, Advocatenblad 2014

E.J. Bolsius, ‘Objectieve waarheidsvinding is een fictie’, Advocatenblad 2014, afl. 12, p. 22- 23.

Cleiren & Mols, Strafblad 2014

C.P.M. Cleiren en G.P.M.F. Mols, ‘Waarheidsvinding’, Strafblad 2014, afl. 6.

De Roos, Ars Aequi 2013

Th.A. de Roos, ‘Democratischer strafrechtspraak? De betekenis van de inbreng van leken’,

Ars Aequi 2013, afl. 7, p. 560-565.

De Roos, Strafblad 2007

Th.A. de Roos, ‘De meerwaarde van leken in de strafrechtspraak’, Strafblad 2007, p. 115- 123.

De Roos, Strafblad 2012

Th.A. de Roos, ‘Het onderzoek ter terechtzitting in de spiegel van de juryrechtspraak’,

Strafblad 2012, afl. 1, p. 69-75.

Donker, TREMA 2008

H.J. Donker, ‘Juryrechtspraak nader bekeken’, TREMA 2008, afl. 9, p. 395-400.

Dreissen & Spronken, NJB 2012

W. Dreissen en T. Spronken, ‘Een burger straffen voor wat hij heeft gedaan’, NJB 2012, 1266.

Kwakman, Strafblad 2014

N.J.M. Kwakman, ‘De illusie van de materiële waarheid en de houdbaarheid van de doelstelling van de materiële waarheidsvinding in het strafproces’, Strafblad 2014, afl. 6.

Mackor, RMTHemis 2010

Malsch, Strafblad 2014, p. 162-168

M. Malsch, ‘Het heilige huisje van de professionele rechtspraak. Waar komt de huiver voor lekenrechtspraak vandaan?’, Strafblad 2014, afl. 2, p. 162-168.

Mols, Strafblad 2014

G.P.M.F. Mols, ‘Zwijgrecht en waarheidsvinding: een dynamische combinatie’, Strafblad 2014, afl. 6.

Prakken, Strafblad 2013, p. 445-449

E. Prakken, ‘Het grote taboe: burgerparticipatie in het strafproces’, Strafblad 2013, afl. 6, p. 445-449.

Roosma & Dubelaar, JV 2011, p. 77-91

J. Roosma en M.J. Dubelaar, ‘Visueel bewijs in het Amerikaanse strafproces’, JV 2011, afl. 7, p. 77-91.

Stevens, NJB 2014

L. Stevens, ‘Bewijs waarderen’, NJB 2014, 2056.

Traest, RIDP 2001

P. Traest, ‘The jury in Belgium’, Revue internationale de droit penal 2001/1, afl. 72, p. 12.

Van den Bergh, TREMA 2008

W. van den Bergh, ‘Het woord aan de burger, ook in de rechtszaal’, TREMA 2008, afl. 3, p. 123-128.

Van der Kruijs, Strafblad 2014

P.W. van der Kruijs, ‘Hebben wij nog wel iets met de waarheid?’, Strafblad 2014, afl. 6.

Van der Meij, Strafblad 2014

Weigend, Harvard Journal of Law and Public Policy 2003

T. Weigend, ‘Is the criminal process about truth? A German perspective’, Harvard Journal of

Law and Public Policy 2003, afl. 26, 157, p. 5.

Rapporten

De Roos 2006

Th.A. de Roos, Is de invoering van lekenrechtspraak in de Nederlandse strafrechtspleging

gewenst?, Tilburg: 2006.

Malsch, De Keijser, De Gruijter, Komter & Elffers 2012

M. Malsch, J. de Keijser, M. de Gruijter, M. Komter & H. Elffers, Het opmaken van proces-

verbaal van een verdachtenverhoor: ervaringen en oordelen van verbalisanten, 2012.

Kranten

Volkskrant

J. Eerdmans, Rechters, kom uit die ivoren toren, Volkskrant 10 oktober 2009 [online via www.volkskrant.nl, geraadpleegd op: 30-05-2015].