• No results found

Hoofdstuk 4: De zinbevorderende werking van de

4.1 De invloed van natuur op zingeving

Voor mijn studie Humanistiek heb ik een aantal jaar geleden met een paar medestudenten onderzoek gedaan naar natuurbeleving. Hierbij maakten we gebruik van de Zelfconfrontatiemethode. We hebben in totaal dertien mensen geïnterviewd over hun natuurbeleving. Ook hebben we ze gevraagd op een door onszelf opgestelde lijst van gevoelens aan te geven welke gevoelens zij wel of niet ervoeren in relatie tot

de natuur. Uit de interviews en vragenlijsten tezamen komt een visie naar voren op de (verhouding tussen mens en) natuur.

Het blijkt, dat onder de gevoelens met de hoogste score ‘verbondenheid’ en ‘zinvolheid’ zitten. (Van den Broek et.al., 2001, p.10) Het ervaren van verbondenheid met de natuur gaat bij veel van de respondenten gepaard met het ervaren van zinvolheid. De ervaring van zinvolheid is onder andere terug te horen in de manier waarop er over de natuur gesproken wordt als bron van inspiratie. Ook valt het op dat de respondenten die een grote mate van zinvolheid ervaren in hun contact met de natuur, ook een respectvolle, liefdevolle houding naar de natuur toe hebben. Verbondenheid werd tijdens de gesprekken onder andere omschreven als een gevoel één te zijn met alles om zich heen of onderdeel te zijn van een groter geheel: ‘Ik ben een onderdeel van de natuur en elk onderdeel heeft invloed op elkaar.’(Van den Broek et.al., 2001, p.4) Daarnaast geven meerdere respondenten aan dat de natuur naar hun idee teveel benaderd wordt in termen van nut.

Doordat we maar dertien mensen geïnterviewd hebben en met name mensen gesproken hebben die ‘iets’ met de natuur hebben, kan ik geen algemeen geldende conclusies trekken naar aanleiding van dit onderzoek. Wel sterkt dit onderzoek het vermoeden dat de mate waarin de natuur als zingevend ervaren wordt samenhangt met de visie die iemand heeft op de verhouding tussen mens en natuur.

Verschillende wetenschappelijke onderzoeken zijn er gedaan naar de invloed van natuur op mensen. Renske Diek (Diek et.al., 2004) heeft bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar

activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen. Het gaat dan om activiteiten als bloemschikken, een seizoenstafel maken, in een tuin werken of zitten en de vele andere vormen die activiteitenbegeleiders hiervoor gevonden hebben. Uit dat onderzoek blijkt dat natuuractiviteiten verschillende positieve effecten kunnen hebben, maar dat deze effecten ook met andere activiteiten bereikt kunnen worden, afhankelijk van de persoon. Wanneer iemand iets mooi vindt, kijkt hij of zij er langer naar, waardoor negatieve gedachten verminderen en de persoon tot rust komt. Als iemand dus geniet van het uitzicht van een mooie tuin of een mooi boeket, dan helpt die tuin of dat boeket die persoon meer om tot rust te komen en negatieve gevoelens te verminderen dan bij een persoon die niet zoveel heeft met de natuur.

Natuuractiviteiten blijken op verschillende manieren bij te kunnen dragen aan het welbevinden van ouderen. Wanneer een natuuractiviteit gericht is op het ophalen van herinneringen, het stimuleren van positieve gedachten, het verminderen van depressie, het vervullen van sociale behoeften, het stimuleren van het gevoel van eigenwaarde, het stimuleren van de zintuigen, het sneller herstellen van ziekten of het opdoen van kennis, dan draagt het bij aan het welbevinden van ouderen. Er wordt hier niet letterlijk gesproken over zingeving of een zinbevorderende werking, maar ik denk dat daar zeker wel sprake van is als positieve gedachten gestimuleerd worden of bepaalde geestelijke behoeften (zoals sociaal contact) vervuld worden. In elk geval maakt dit onderzoek duidelijk dat de natuur een positieve werking op mensen kan hebben.

Van den Berg en Van Winsum-Westra (2006) geven in het Alterra-rapport 1371 aan dat kijken naar ‘groen’ helpt om zorgen en pijn naar de achtergrond te laten verdwijnen en mensen in de gelegenheid stelt om zich even op te laden en te herstellen van mentale vermoeidheid, doordat het de aandacht trekt zonder dat het moeite kost. Niet elk natuurlijk element is echter even geschikt hiervoor. Een natuurlijk element dat als onveilig wordt ervaren leidt wel af, maar maakt niet dat mensen zich kunnen opladen. Veiligheid, afwisseling en verandering zijn kenmerken die een natuurlijk element goed geschikt maken.

Ook de spirituele functie van natuur komt in het onderzoek van Van den Berg en Van Winsum-Westra naar voren. Zij stellen:

‘De natuur heeft een belangrijke existentiële betekenis voor mensen, door cycli van groei, bloei en afsterven worden mensen herinnerd aan geboorte en dood.’ (Van den Berg en Van Winsum-Westra, 2006, p.47)

Evaluaties van verschillende therapeutische wildernis- programma’s ondersteunen deze stelling. Met name de wildernisnatuur heeft voor de deelnemers van deze programma’s een belangrijke spirituele en religieuze functie. De onderzoekers geven aan dat het contact met (wilde) natuur het nadenken over belangrijke levensvragen stimuleert en het verdriet om de dood van een partner of familielid helpt verwerken.

In 2004 heeft de Gezondsheidsraad onderzoek gedaan naar wat er wetenschappelijk bekend is over de invloed van natuur op sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden. Eén van de conclusies luidt als volgt:

‘Er zijn sterke aanwijzingen voor een positieve invloed van natuur op herstel van stress en aandachtsmoeheid. Blootstelling aan natuur blijkt een positieve invloed te hebben op onder meer stemming, concentratie, zelfdiscipline en fysiologische stress.’ (Gezondheidsraad & RMNO, 2004, p.62)

Het betreft voornamelijk onderzoek dat uitgevoerd is met gezonde volwassenen. Met ‘blootstelling aan natuur’ wordt bedoeld zowel uitzicht op natuur als verblijf in de natuur.

Daarnaast zijn er aanwijzingen uit onderzoek naar vrijetijdsbesteding in natuurlijke omgevingen, dat natuur voorwaarden schept voor zingeving. De onderzoekscommissie beveelt wel meer systematisch onderzoek aan naar dit thema, waarbij naast aandacht voor ‘wilde’ natuur, ook aandacht geschonken zou moeten worden aan de invloed van natuur dichtbij. De uitkomsten van bestaand onderzoek zijn echter ook al de aandacht waard. Er zijn aanwijzingen dat tijd doorbrengen in de natuur mensen een ontspannen gevoel kan geven en daarnaast kan leiden tot een gevoel van (toegenomen) autonomie en competentie. Opvallend vind ik de aanwijzing dat tijd doorbrengen in de natuur en de gevoelens van ontspanning, autonomie en competentie die hierdoor gestimuleerd kunnen worden, ertoe lijkt te leiden dat mensen meer open staan voor reflectie over hun leven.

Eerder heb ik aangegeven dat er redenen zijn om aan te nemen dat iemands houding naar de natuur toe, van invloed is op de zinbevorderende werking die de natuur kan hebben. Hier lijkt ook een verband te worden gelegd tussen een houding van openheid en de invloed daarvan op zingeving. Er wordt echter niet aangegeven of de natuur zélf zinbevorderend kan werken, alleen dat de natuur waarschijnlijk voorwaarden kan scheppen die gunstig zijn voor zingeving, namelijk doordat mensen door de natuur meer open staan voor reflectie. Ook de symboolwerking van de natuur kan volgens het onderzoek zingeving bevorderen:

‘Natuurlijke elementen en plekken (bomen, water, bijzondere plekken) werken voor veel mensen als symbolen die verwijzen naar “diepere” overtuigingen en waarden en zo het vinden en benoemen van ultieme levensdoelen bevorderen.’ (Gezondheidsraad & RMNO, 2004, p.88)

Samenvattend kan er gesteld worden dat verschillende wetenschappelijke onderzoeken het vermoeden steunen dat de natuur voorwaarden kan scheppen voor zingeving of zelf zinbevorderend kan werken.