4 Methodiek
4.1 Inventarisatie
4.1.1 Selectie gebieden
Met de gekende ecologische vereisten van de Grauwe klauwier in het achterhoofd werd een selectie gemaakt van potentieel geschikte broedgebieden in Vlaams‐Brabant op basis van terreinkennis en interpretatie van luchtfoto’s, aangevuld met expertenoordeel. Hierbij werd gezocht naar (grotere oppervlakten) gevarieerde, structuurrijke landschappen met een relatief open karakter waarin een mozaiek bestond van (soortenrijke) graslanden, houtkanten, hagen en/of verspreide struwelen.
Deze selectie werd via Waarnemingen.be vertaald in een reeks bestaande ‐ reeds afgebakende ‐ gebieden waarbinnen de inventarisaties plaats vonden. Dat leidde tot een lijst met 74 gebieden in het oosten van de provincie, voornamelijk gesitueerd op de drogere valleiflanken (bocagelandschappen) of op de nattere komgronden. De betreffende gebieden lagen verspreid over de valleien van de Grote en Kleine Gete, de Velpe, de Demer en de Dijle. Wanneer deze selectie vergeleken werd met de analyse van potentiële leefgebieden van Grauwe klauwier door Adriaens & Vermeersch (Maes et al., 2015), bleken deze grotendeels overeen te stemmen met de door ons gemaakte selectie, die nog een stuk ruimer was.
Figuur 21: Potentiële leefgebieden van de Grauwe klauwier in Vlaanderen (Adriaens & Vermeersch in Maes et al.,, 2015).
Hoewel deze analyse het zwaartepunt in Noord- en Midden-Limburg legt, geeft ze ook aan dat er potentieel ligt in de valleien van de Grote en Kleine Gete, de Velpe en de Demer in Vlaams-Brabant.
Van de 74 gebieden die oorspronkelijk geselecteerd waren, werden er na het eerste broedseizoen in 2015 vijf geschrapt wegens toch onvoldoende geschikt gebleken als broedgebied na terreinbezoek, te groot om in een keer te inventariseren of omdat ze teveel overlapten met andere geselecteerde gebieden. Uiteindelijk bleef er in 2016 een lijst van 69 te inventariseren gebieden over (Figuur 22).
Figuur 22: Overzicht van de geselecteerde projectgebieden in Vlaams-Brabant
4.1.2 Projectpagina
Om een beter overzicht te krijgen van de te inventariseren gebieden en het doorgeven van gegevens te vergemakkelijken voor de vrijwilligers, werd de projectpagina ‘Inventarisatie Grauwe Klauwier Vlaams‐Brabant’
aangemaakt binnen Waarnemingen.be (http://waarnemingen.be/waarnemingen_projecten.php?project=275).
Deze pagina toont een overzicht van alle geselecteerde gebieden. Vrijwilligers konden zich via deze weg opgeven om een of meerdere gebieden te inventariseren op aanwezigheid van Grauwe klauwier (zie Figuur 23). Daarnaast verscheen er ook een overzicht van alle waarnemingen van Grauwe klauwier en de vier nevensoorten die via Waarnemingen.be werden gemeld in de betreffende gebieden. Tot slot kon op deze pagina ook een kaartje worden geraadpleegd waarop te zien was welke gebieden reeds onderzocht waren en waar een of meerdere van de projectsoorten werd aangetroffen (zie Figuur 24).
Figuur 23: Via de projectpagina konden vrijwilligers zich opgeven voor het inventariseren van een specifiek gebied
Figuur 24: Het overzichtskaartje op de projectpagina toont welke gebieden reeds geïnventariseerd werden en in welke gebieden
al dan niet een van de projectsoorten werd aangetroffen.
4.1.3 Inventarisatieprotocol
Aangezien Grauwe klauwieren meestal pas in de loop van mei terugkeren uit hun Afrikaanse overwinteringsgebieden, worden de territoria pas laat in het voorjaar afgebakend. Vooraleer kan gesproken van een ‘territorium’, moet er minstens een waarneming van een paar in geschikt broedbiotoop of van territorium‐
of nestindicerend gedrag zijn in de periode tussen 20 mei en 20 juli. Als er sprake is van een volwassen individu in het broedbiotoop, dan zijn minstens twee waarnemingen vereist waarvan een in de periode 10 juni‐20 juli dient te liggen (van Dijk & Boele, 2011).
Aangezien Grauwe klauwieren vrij schuwe broedvogels kunnen zijn, werd geopteerd om de geselecteerde broedgebieden minimaal twee keer per jaar te bezoeken om de kans op het vaststellen van de aanwezigheid van de soort en eventuele territoria te optimaliseren. Een eerste inventarisatieronde werd ingepland eind mei‐
begin juni wanneer de klauwieren nog maar pas aangekomen zijn uit hun broedgebieden en de mannetjes opvallen door hun zang. Aangezien de aankomstfenologie van Grauwe klauwier kan verschillen van jaar tot jaar, werd voor het bepalen van het meest geschikte moment voor inventarisatie gebruik gemaakt van de meldingen van de soort op Waarnemingen.be en stonden we in nauw contact met de vrijwilligers in Limburg die al enkele jaren de Grauwe klauwier daar van nabij opvolgen. Zij verwittigden ons van zodra de eerste Grauwe klauwieren daar terug in hun broedgebieden aankwamen. Een tweede ronde vond plaats eind juni‐ begin juli wanneer de jongen net uitgevlogen zijn en het aantal voedselvluchten door de oudervogels sterk toeneemt. Hierbij dienden de gebieden volledig doorzocht te worden (of alleszins de geschikte broedbiotopen in het gebied).
Indien geen van de projectsoorten werd vastgesteld nadat het gebied volledig doorzocht was, werd gevraagd
4.1.4 Stimulering vrijwilligersnetwerk
Voor de inventarisatie van de geselecteerde gebieden, werd maximaal ingezet op samenwerking met de lokale vrijwilligers. Hiervoor werd een oproep verspreid o.a. via Vogelwerkgroep Oost‐Brabant, Natuurstudiegroep Hagelandse Heuvelstreek, Natuurstudiegroep Dijleland, de regionale natuurstudiemailinglijsten, de facebookpagina van Brakona, de Natuurpunt vrijwilligersflits en gerichte mails aan lokale vogelkijkers.
Vrijwilligers die zich opgaven een gebied te inventariseren konden daarvoor terecht op bovenvernoemde projectpagina die tot dit doel werd aangemaakt. Voor de aanvang van het broedseizoen ontvingen de betreffende vrijwilligers een e‐mail waarin het project en het inventarisatieprotocol werden toegelicht. Op het moment dat de eerste Grauwe klauwieren toekwamen in de broedgebieden, werd een tweede mail verstuurd met de richtdata voor de eerste inventarisatieronde en enkele inventarisatietips. Voor de gebieden die bij de start van het broedseizoen nog niet ‘geclaimd’ waren, werden lokale vrijwilligers gemaild die het gebied frequenteren en hen werd gevraagd of ze wilden meewerken aan het project. Halverwege het broedseizoen ging een derde mail uit naar de vrijwilligers met een update m.b.t. het broedseizoen, eventuele resultaten of bemerkingen. Hierbij werd ook een streefdatum meegegeven voor de tweede inventarisatieronde en een oproep om deze in te plannen. Na afloop van het broedseizoen werd een laatste mail rondgestuurd om iedereen te bedanken en eventueel broedsucces mee te delen.
Enkele inventarisatietips voor de inventarisatie van Grauwe klauwier:
‐ Kies bij voorkeur een warme dag uit met weinig wind, zodat de klauwieren zich wat makkelijker laten zien.
‐ Speur de topjes van doornstruwelen, paaltjes, schrikdraad of omheiningen af met verrekijker of telescoop.
Grauwe klauwieren gebruiken deze graag als uitkijkpost.
‐ Doe dat best eerst van op een afstand, want klauwieren durven wel eens schuw te zijn en zich bij benadering weg te stoppen in een struik.
‐ Besteed vooral aandacht aan soortenrijke graslanden waar je eerder veel activiteit van kevers, hommels of sprinkhanen (voedsel) kon waarnemen en waar flink wat doornstruweel aanwezig is. Daar maak je een goede
4.1.5 Gedragsecologie Grauwe klauwier
Wanneer de aanwezigheid van één of meerdere Grauwe klauwieren in een van de geselecteerde gebieden werd broedgeval al dan niet konden bevestigen. Wanneer een broedgeval werd bevestigd, werd dit intensief opgevolgd waarbij naast voorgenoemde factoren ook werd gekeken naar het kenmerken van het eigenlijke broedbiotoop (structuur, variatie, vegetatie, aanwezige uitkijkposten, nestlocatie,…), voedselabundantie en eventuele suggesties m.b.t. het beheer.