• No results found

Inventarisatie

In document De Grauwe klauwier in Vlaams-Brabant (pagina 36-40)

4  Methodiek

4.1   Inventarisatie

4.1.1 Selectie gebieden

Met de gekende ecologische vereisten van de Grauwe klauwier in het achterhoofd werd een selectie gemaakt  van  potentieel  geschikte  broedgebieden  in  Vlaams‐Brabant  op  basis  van  terreinkennis  en  interpretatie  van  luchtfoto’s,  aangevuld  met  expertenoordeel.  Hierbij  werd  gezocht  naar  (grotere  oppervlakten)  gevarieerde,  structuurrijke  landschappen  met  een  relatief  open  karakter  waarin  een  mozaiek  bestond  van  (soortenrijke)  graslanden, houtkanten, hagen en/of verspreide struwelen.  

 

Deze  selectie  werd  via  Waarnemingen.be  vertaald  in  een  reeks  bestaande  ‐  reeds  afgebakende  ‐  gebieden  waarbinnen  de  inventarisaties  plaats  vonden.  Dat  leidde  tot  een  lijst  met  74  gebieden  in  het  oosten  van  de  provincie,  voornamelijk  gesitueerd  op  de  drogere  valleiflanken  (bocagelandschappen)  of  op  de  nattere  komgronden. De betreffende gebieden lagen verspreid over de valleien van de Grote en Kleine Gete, de Velpe,  de Demer en de Dijle. Wanneer deze selectie vergeleken werd met de analyse van potentiële leefgebieden van  Grauwe klauwier door Adriaens & Vermeersch (Maes et al., 2015), bleken deze grotendeels overeen te stemmen  met de door ons gemaakte selectie, die nog een stuk ruimer was. 

Figuur 21: Potentiële leefgebieden van de Grauwe klauwier in Vlaanderen (Adriaens & Vermeersch in Maes et al.,, 2015).  

Hoewel deze analyse het zwaartepunt in Noord- en Midden-Limburg legt, geeft ze ook aan dat er potentieel ligt in de valleien van de Grote en Kleine Gete, de Velpe en de Demer in Vlaams-Brabant.

 

Van de 74 gebieden die oorspronkelijk geselecteerd waren, werden er na het eerste broedseizoen in 2015 vijf  geschrapt wegens toch onvoldoende geschikt gebleken als broedgebied na terreinbezoek, te groot om in een  keer te inventariseren of omdat ze teveel overlapten met andere geselecteerde gebieden. Uiteindelijk bleef er  in 2016 een lijst van 69 te inventariseren gebieden over (Figuur 22). 

   

Figuur 22: Overzicht van de geselecteerde projectgebieden in Vlaams-Brabant

 

4.1.2 Projectpagina

Om  een  beter  overzicht  te  krijgen  van  de  te  inventariseren  gebieden  en  het  doorgeven  van  gegevens  te  vergemakkelijken voor de vrijwilligers, werd de projectpagina ‘Inventarisatie Grauwe Klauwier Vlaams‐Brabant’ 

aangemaakt binnen Waarnemingen.be (http://waarnemingen.be/waarnemingen_projecten.php?project=275). 

Deze pagina toont een overzicht van alle geselecteerde gebieden. Vrijwilligers konden zich via deze weg opgeven  om een of meerdere gebieden te inventariseren op aanwezigheid van Grauwe klauwier (zie Figuur 23). Daarnaast  verscheen er ook een overzicht van alle waarnemingen van Grauwe klauwier en de vier nevensoorten die via  Waarnemingen.be  werden  gemeld  in  de  betreffende  gebieden.  Tot  slot  kon  op  deze  pagina  ook  een  kaartje  worden geraadpleegd waarop te zien was welke gebieden reeds onderzocht waren en waar een of meerdere van  de projectsoorten werd aangetroffen (zie Figuur 24). 

 

Figuur 23: Via de projectpagina konden vrijwilligers zich opgeven voor het inventariseren van een specifiek gebied    

 

Figuur 24: Het overzichtskaartje op de projectpagina toont welke gebieden reeds geïnventariseerd werden en in welke gebieden  

al dan niet een van de projectsoorten werd aangetroffen.

 

4.1.3 Inventarisatieprotocol  

Aangezien  Grauwe  klauwieren  meestal  pas  in  de  loop  van  mei  terugkeren  uit  hun  Afrikaanse  overwinteringsgebieden,  worden de territoria pas laat in het voorjaar afgebakend. Vooraleer kan gesproken van  een ‘territorium’, moet er minstens een waarneming van een paar in geschikt broedbiotoop of van territorium‐ 

of nestindicerend gedrag zijn in de periode tussen 20 mei en 20 juli.  Als er sprake is van een volwassen individu  in het broedbiotoop, dan zijn minstens twee waarnemingen vereist waarvan een in de periode 10 juni‐20 juli  dient te liggen (van Dijk & Boele, 2011). 

 

Aangezien  Grauwe  klauwieren  vrij  schuwe  broedvogels  kunnen  zijn,  werd  geopteerd  om  de  geselecteerde  broedgebieden minimaal twee keer per jaar te bezoeken om de kans op het vaststellen van de aanwezigheid  van de soort en eventuele territoria te optimaliseren.  Een eerste inventarisatieronde werd ingepland eind mei‐

begin  juni  wanneer  de  klauwieren  nog  maar  pas  aangekomen  zijn  uit  hun  broedgebieden  en  de  mannetjes  opvallen door hun zang. Aangezien de aankomstfenologie van Grauwe klauwier kan verschillen van jaar tot jaar,  werd voor het bepalen van het meest geschikte moment voor inventarisatie gebruik gemaakt van de meldingen  van de soort op Waarnemingen.be en stonden we in nauw contact met de vrijwilligers in Limburg die al enkele  jaren de Grauwe klauwier daar van nabij opvolgen. Zij verwittigden ons van zodra de eerste Grauwe klauwieren  daar terug in hun broedgebieden aankwamen. Een tweede ronde vond plaats eind juni‐ begin juli wanneer de  jongen net uitgevlogen zijn en het aantal voedselvluchten door de oudervogels sterk toeneemt. Hierbij dienden  de gebieden volledig doorzocht te worden (of alleszins de geschikte broedbiotopen in het gebied). 

 

Indien geen van de projectsoorten werd vastgesteld nadat het gebied volledig doorzocht was, werd gevraagd 

4.1.4 Stimulering vrijwilligersnetwerk  

Voor de inventarisatie van de geselecteerde gebieden, werd maximaal ingezet op samenwerking met de lokale  vrijwilligers.  Hiervoor  werd  een  oproep  verspreid  o.a.  via  Vogelwerkgroep  Oost‐Brabant,  Natuurstudiegroep  Hagelandse  Heuvelstreek,  Natuurstudiegroep  Dijleland,  de  regionale  natuurstudiemailinglijsten,  de  facebookpagina  van  Brakona,  de  Natuurpunt  vrijwilligersflits  en  gerichte  mails  aan  lokale  vogelkijkers.  

Vrijwilligers  die  zich  opgaven  een  gebied  te  inventariseren  konden  daarvoor  terecht  op  bovenvernoemde  projectpagina  die  tot  dit  doel  werd  aangemaakt.  Voor  de  aanvang  van  het  broedseizoen  ontvingen  de  betreffende vrijwilligers een e‐mail waarin het project en het inventarisatieprotocol werden toegelicht. Op het  moment dat de eerste Grauwe klauwieren toekwamen in de broedgebieden, werd een tweede mail verstuurd  met de richtdata voor de eerste inventarisatieronde en enkele inventarisatietips. Voor de gebieden die bij de  start  van  het  broedseizoen  nog  niet  ‘geclaimd’  waren,  werden  lokale  vrijwilligers  gemaild  die  het  gebied  frequenteren en hen werd gevraagd of ze wilden meewerken aan het project.  Halverwege het broedseizoen  ging een derde mail uit naar de vrijwilligers met een update m.b.t. het broedseizoen, eventuele resultaten of  bemerkingen. Hierbij werd ook een streefdatum meegegeven voor de tweede inventarisatieronde en een oproep  om  deze  in  te plannen. Na  afloop  van het  broedseizoen  werd  een  laatste  mail  rondgestuurd  om  iedereen  te  bedanken en eventueel broedsucces mee te delen. 

 

Enkele inventarisatietips voor de inventarisatie van Grauwe klauwier: 

‐ Kies bij voorkeur een warme dag uit met weinig wind, zodat de klauwieren zich wat makkelijker laten zien.  

‐  Speur  de  topjes  van  doornstruwelen,  paaltjes,  schrikdraad  of  omheiningen  af  met  verrekijker  of  telescoop. 

Grauwe klauwieren gebruiken deze graag als uitkijkpost.  

‐ Doe dat best eerst van op een afstand, want klauwieren durven wel eens schuw te zijn en zich bij benadering  weg te stoppen in een struik.  

‐  Besteed  vooral  aandacht  aan soortenrijke  graslanden waar  je  eerder  veel  activiteit  van  kevers,  hommels  of  sprinkhanen (voedsel) kon waarnemen en waar flink wat doornstruweel aanwezig is. Daar maak je een goede 

4.1.5 Gedragsecologie Grauwe klauwier

Wanneer de aanwezigheid van één of meerdere Grauwe klauwieren in een van de geselecteerde gebieden werd  broedgeval  al  dan  niet  konden  bevestigen.    Wanneer  een  broedgeval  werd  bevestigd,  werd  dit  intensief  opgevolgd  waarbij  naast  voorgenoemde  factoren  ook  werd  gekeken  naar  het  kenmerken  van  het  eigenlijke  broedbiotoop  (structuur,  variatie,  vegetatie,  aanwezige  uitkijkposten,  nestlocatie,…),  voedselabundantie  en  eventuele suggesties m.b.t. het beheer.   

 

 

In document De Grauwe klauwier in Vlaams-Brabant (pagina 36-40)