• No results found

Broedgeval Mene‐Jordaanvallei

In document De Grauwe klauwier in Vlaams-Brabant (pagina 74-78)

5  Resultaten

5.2.1   Broedgeval Mene‐Jordaanvallei

Op  20  juni  krijgen  we  een  melding  van  Rudy  Verstappen  die  twee  dagen  eerder  langs  het  wandelpad  in  natuurgebied Mene‐ Jordaanvallei een koppel Grauwe klauwier zittend op de afsluiting zag. Dit natuurgebied op  de grens tussen Hoegaarden en Boutersem is al 20 jaar in beheer bij Natuurpunt en bestaat uit een mozaïek van  soortenrijke hooilanden, struwelen, moerassige ruigten en bossen. Intussen beslaat het gebied 110 ha en strekt  zich uit van de kerk van Willebringen en de kerk van Meldert tot de kerk van Hoksem. De klauwieren zouden zich  aan de rand van het gebied bevinden op een recent gemaaid soortenrijk hooiland dat in twee gedeeld wordt  door een houtkant, omgeven door bos en grenzend aan akkers. 

 

Figuur 68: Broedplaats van de Grauwe klauwier in Mene-Jordaanvallei. De dieren nestelden in een losstaande Hondsroos in het  

pas gemaaide grasland. Foto: Griet Nijs.

Figuur 69: Situering nestlocatie Grauwe klauwier Mene-Jordaanvallei. De dieren gingen niet verder dan 125 m van het nest om  

te foerageren, voornamelijk in oostelijk richting (gele cirkel: straal = 50m; oranje cirkel: straal = 100 m, paarse cirkel: straal = 125 m). De totale oppervlakte van het territorium werd afgebakend door een rode stippellijn, de zone die het meest intensief werd gebruikt (>90% van de tijd) werd met een groene stippellijn afgebakend.

 

De waarneming werd al gauw bevestigd wanneer op 25 juni een mannetje Grauwe klauwier werd waargenomen,  druk foeragerend van op de top van een rozelaar gelegen in het hooiland. Het vrouwtje was echter nergens te  bespeuren. Na enkele minuten vloog het mannetje weg met een pas gevangen sprinkhaan in zijn bek en dook  ermee in een jonge, 1,5 m hoge rozelaar zo’n 25 meter verder op het aanpalende hooiland.  Bij controle van de  rozelaar van op veilige afstand met de telescoop, werd het vermoeden bevestigd: het vrouwtje zat op een nest  te broeden en werd daar sporadisch gevoederd door het mannetje. Een geweldige vaststelling en een pluim op  de hoed van het beheerteam dat zich al 20 jaar inzet voor dit natuurgebied. 

 

De  weken  die  erop  volgden,  werd  het  broedgeval  van  nabij  opgevolgd.  Op  11  juli  was  het  dan  zover:  vier  hongerige  bekjes  sperden  zich  wijd  open  als  het  mannetje  voedsel  naar  het  nest  bracht.  Het  vrouwtje  nam  voorzichtig de prooi van het mannetje over en voerde het aan een van de jongen. Vermoedelijk waren de jonge  klauwieren op dat moment reeds 4‐5 dagen oud. Het vrouwtje bracht deze periode het grootste deel van de tijd  op het nest door om de pasgeboren jongen warm te houden. Het mannetje deed intussen zijn uiterste best om  de  hongerigen  te  spijzen  en  sleepte  een  gevarieerd  aanbod  van  sprinkhaannimfen,  vliesvleugeligen  (o.a. 

hommels), nachtvlinders en kleine kevers aan die zowel op de grond als uit de lucht gevangen werden. 

 

Bij een volgende controle op 20 juli hadden twee jongen het ouderlijk nest verlaten en bewogen zich nog wat  onhandig doorheen de rozelaar waarin het nest gelokaliseerd was. Twee dagen later bevonden nog steeds twee  jongen zich in de rozelaar en werden volop gevoederd door het mannetje. Het vrouwtje leek echter zelden of  nooit prooien aan te brengen naar de jongen in de rozelaar, maar bleef steeds in de buurt van de houtkant die  de twee hooilanden scheidt. Dat deed vermoeden dat er op die locatie een derde jong aanwezig kon zijn dat  reeds eerder was uitgevlogen, wat later op de dag bevestigd kon worden. Bij vogels gebeurt het wel vaker dat  de ouders de zorg voor de jongen verdelen en ieder voor bepaalde jongen zorgt, zoals hier het geval was. Het  jong  in  de  houtkant  werd  gevoederd  door  het  vrouwtje,  terwijl  het  mannetje  de  jongen  in  de  rozelaar  bleef  voederen. Drie jongen waren dus succesvol uitgevlogen. Van het vierde jong geen spoor. 

 

Figuur 70: Het vrouwtje met een van de jongen. Mene-Jordaanvallei, 5 augustus 2015. Foto: Karel Van Rompaey.  

 

Enkele dagen later, op 31 juli, was er geen beweging meer te bespeuren in de rozelaar en hadden de jongen zich  reeds verplaatst naar de houtkant 15 meter verderop. Uit het struweel klonk regelmatig hun typische bedelroep. 

Wanneer  het  vrouwtje  of  het  mannetje  op  een  uitstekende  tak  landde  met  een  prooi,  kwamen  de  jongen  tevoorschijn uit het dichte struikgewas en plaatsten zich al bedelend onder de oudervogels om het voedsel in  ontvangst  te  nemen  terwijl  ze  fel  met  hun  vleugels  klapperden.  Ze  waren  al  stevig  gegroeid  intussen  en  dat  zorgde voor een flinke eetlust. Wanneer de aangebrachte prooi verorberd was, bleven de jongen luid bedelen  en  pikten  daarbij  regelmatig  in  de  buikveren  en  poten  van  de  oudervogels  om  hen  aan  te  sporen  nog  meer  voedsel te geven.  Hun drang naar voedsel deed hen zelfs gaan bedelen bij toevallige passanten als een mannetje  vink en een grasmus die vlakbij in de struik landen. De Grote groene sabelsprinkhanen die de ouders aanbrachten  waren echter nog een formaat te groot voor de jongen en werden, na het afpitsen van poten en vleugels met de  bek, door de adulte vogels dan maar vakkundig op een doorn geprikt en gestockeerd. Bij iedere voedselvlucht  kwamen steeds maar twee jongen tevoorschijn. Het derde jong viel nergens meer te bespeuren.  

 

Wanneer we op 3 augustus terugkeerden, vlogen de jongen al vlot heen en  weer  tussen  de  verschillende  struwelen  in  de  houtkant  en  verlieten  ze  regelmatig hun veilige onderkomen om in het hooiland zelf op zoek te gaan  naar  prooien.  Met  de  nakende  terugtrek  was  het  immers  van  het  grootste  belang dat de jongen op korte tijd voor zichzelf leerden zorgen en voldoende  voedsel konden vinden. Al brachten de oudervogels in deze periode af en toe  nog eens een lekker hapje aan. Ook nu weer viel op dat het mannetje en het  vrouwtje  ieder  voor  een  van  de  jongen  zorgden.  Twaalf  dagen  later,  op  15  augustus,  waren  de  oudervogels  vertrokken  richting  hun  overwinteringsgebieden  in  Afrika  en  stonden  de  jongen  er  alleen  voor. 

Ongeveer  een  week  later  volgden  de  jongen  in  het  ouderlijke  spoor.    Hen  wacht nog een jaar vol gevaren; minder dan een op vier jongen overleeft zijn  eerste levensjaar.  

 

 

Figuur 71: Nadat de ouders vertrokken zijn, moeten de jongen voor zichzelf zorgen.

Mene-Jordaanvallei, 17 augustus 2015. Ffoto: Griet Nijs.

De totale territoriumoppervlakte, waarbinnen de dieren foerageerden, rustten en broedden bedroeg ongeveer  1,5 ha (zie Figuur 68, rood afgelijnd stuk). Hiervan gebruikten ze ongeveer 1 ha intensief (>90% van hun tijd), de  rest werd sporadisch bezocht en maakte daarmee wel deel uit van het territorium. De foerageerradius van de  oudervogels  en  de  jongen  tijdens  de  broedperiode  beperkte  zich  tot  ca.  125  m  van  de  nestplaats  en  ze  frequenteerden daarbij voornamelijk het soortenrijk schraal grasland en de aangrenzende onverharde weg. Bij  uitzondering vlogen ze tot in de holle weg die haaks op het weiland staat waar het nest zich bevond. Een klein  territorium (< 1 ha) , wijst volgens van den Burg et al. (2011) op een hoge kwaliteit van het leefgebied.  

 

Tabel 2: Overzicht van de gedragsobservaties van het broedgeval in Mene-Jordaanvallei

Datum  Tijd  Observatieduur Weersomstandigheden

25/06  16u20‐18u47  2u27min Zonnig, ca. 25°C

01/07  8u09‐9u00  0u51min ‐ 

07/07  11u40‐13u24  1u44min Zonnig, ca. 25°C

11/07  14u50‐16u06  1u16min ‐ 

22/07  11u40‐13u55  2u15min Zonnig, ca. 24°C

31/07  11u15‐12u06  0u51min Zonnig, ca. 25°C

03/08  19u20‐20u16  0u56min Zonnig, ca. 29°C

17/08  14u35‐14u55  0u20min ‐ 

Totaal    10u41min

 

Figuur 72: Soortenrijke graslanden voorzien de Grauwe klauwier van prooien. Mene-Jordaanvallei, 6 augustus 2016. Foto: Griet  

Nijs.

 

In document De Grauwe klauwier in Vlaams-Brabant (pagina 74-78)