• No results found

Interview respondent 3 (19 juni 2018)

In document De nabijheid van God in het rouwproces (pagina 74-85)

I: Wilt u iets over uw man vertellen? Hoe was hij? U vertelde al dat hij een liefdevolle man was, die voor iedereen klaarstond.

R: Hij was registeraccountant en was erg geïnteresseerd in theologie en filosofie. Op de rouwkaart hebben we iets van hem staan, een getuigenis, die hij de laatste weken naar hem toestuurde, die had hij midden in de nacht bedacht, kijkend naar de dood. En met al zijn studie; wat moet je ervan denken waar je heen gaat? Dat vind ik wel mooi om ook aan jou te laten lezen.

I: Wat was zijn leeftijd toen hij overleed? R: 74 jaar.

I: Hij was dus al sinds 2013, maar eigenlijk al veel langer ziek? R: Ja, in 84 heeft hij kanker gehad, toen we 40 jaar oud waren. I: Toen is hij ook genezen verklaard?

R: Ja, maar hij had een abces na de operatie, zo groot als een vuist, en dat is een probleemgebied gebleven. Hij heeft wel gefunctioneerd daarna. Hij zou net vennoot worden, maar de klap van kanker te hebben is erg, maar toen zeiden ze ook: dat gaat niet door, want je hebt kanker gehad.

[Mevrouw is erg geëmotioneerd, het is lang stil] I: Het was vorige week een jaar geleden? R: ja, de 14e juni. Vanmorgen was de begrafenis. I: Het was dus wel een heftige week voor u?

R: Ja, sinds ik opgeknapt ben van een longontsteking en ik slik nu ook prednison, maar 5 dagen omdat…de sarcoïdose die ik heb, heeft ervoor gezorgd dat ik een vergroeiing heb in mijn longen. Nu piep ik nog en slik ik prednison, terwijl ik mij niet ziek voel qua koorts. Ik wandel niet eens. I: Dat heeft u ook nog? Dat u aan huis gebonden bent?

R: Nee, ik kan wel fietsen. Toen ik maar een veer weg kon blazen, heb ik een nieuwe gekocht. Dat zei mijn man nog laatst: Koop toch een nieuwe. Ik weet niet meer waar ik mee bezig was, wat ik vertelde.

I: We gaan gewoon verder. Het geeft niks hoor als u moet huilen. R: Nee, maar als er een andere gedachte naar boven komt, ben ik mijn verhaal kwijt. Dat heeft ook met die ziekte te maken. Die eiwitten klonteren en dat kan ook in je hoofd zijn.

I: U zegt dus eigenlijk dat u ook nog midden in de rouw zit?

R: Die fysiotherapeute zei wel: je moet stoppen met vooruit te willen, dat

flinke hè. Je moet toelaten dat je nou aan het rouwen bent. En jij komt dan

voor zo’n onderwerp en dat ligt dan gevoelig ook. Dat bevordert het nogal. I: Vindt u dat lastig?

R: Voor mijzelf wel, ik loop echt hier niet elke dag te huilen hoor. Als mensen dan proberen begrip voor je op te brengen, dan wordt het moeilijk,

[Geëmotioneerd]

I: Aan de andere kant, is dat ook wel goed toch? R: het is niet slecht voor mij, nee.

I: Heeft u het idee dat u het lang heeft weggestopt?

R: Nee, niet weggestopt, ik kon ook wel huilen. Het was niet zo dat ik niet

huilen kon ofzo.

I: Wat is rouw voor u?

R: Nou, van al dat flink zijn, mocht je geen verdriet hebben. We waren met zijn allen flink, de kinderen. We hadden wel heel goed contact. Wij

Rouwtaken: ervaren gevoelens

Rouwtaken: ervaren gevoelens

organiseerden, als hij in het ziekenhuis lag, hij werd vanaf 2014, om de 8 maanden had hij een zware buikoperatie en dan maar flink, flink, flink. En dat is nou, ik mag er nu pas verdriet om hebben, dat is het volgens mij. Voor mijn

gevoel is dat nu pas het geval. Vanochtend las ik ‘Ik heb hem gedragen’. ….

janken.Dat zo’n kind van 7 jaar daarmee bezig is.

I: er zijn rouwtherapieën geschreven en er is het idee dat er vier stappen worden doorlopen. Vindt u het goed dat ik doorspreek en dat u zegt wat u erin herkent?

R: Ja, dat vind ik leuk.

I: De eerste stap is het aanvaarden van verlies en daar wordt vaak bij gezegd dat als je niet accepteert dat iemand overleden is, je dan ook niet kan rouwen. Hoe kijkt u daar tegenaan?

R: Nou, het is zo, na de dood van mijn man was is opgelucht dat hij niet langer hoefde te lijden. Het was gewoon verschrikkelijk. Hij kon op het laatst niet meer zijn eigen stomazak legen en dat is niet leuk om te vragen. En dan zijn zusters ook nog zo dat ze zeggen ‘het is wel belangrijk dat u het zelf doet’, terwijl hij niet meer op zijn benen kon staan. Toen is hij naar het hospice gegaan en daar was het fantastisch. Je bent opgelucht en dat is ook raar

eigenlijk voor je eigen rouw, dat combineert niet echt. Nou ik kon toen ook

huilen. Ik was vooral flink en dan werd er gebeld, ik bleek ook suiker te hebben. Ik weet niet wie mij verwezen had naar fysiotherapie, maar ik werd gebeld of ik daar interesse in had om in zo’n molen te zitten. Ik zei: ‘Graag, ik wil wel een duwtje in mijn rug’. En ook voor die chronische ziekte, dat is natuurlijk ook heel lastig, maar ik ben dus flink, flink, flink gebleven en toen heb ik nog, mijn buurman ging zijn badkamer verbouwen en toen zei ik ‘Mag ik dan meedoen?’ Met het bad weggaan en daar een inloopdouche maken en dat was goed. Toen een maand in het stof gezeten en ik weer flink, flink. Om 7.15 uur in de ochtend kwamen die lui en dat kan ik eigenlijk niet met die chronische ziekte. Die waren twee dagen weg en toen lag ik zo doodziek op bed met longontsteking. O nee, toen was ik ook nog voor de kerst gevallen. Toen had ik een bloeding van hier tot de kruin omdat ik bloedverdunners slik. Het is alleen maar tobben geweest met de kerst. Toen heb ik alleen maar op bed gelegen.

I: U heeft eigenlijk geen tijd gehad om te rouwen?

R: Nee, het was allemaal forceren, die verbouwing was veel te veel eigenlijk. Ik had er geen zin in, maar ik wou zo graag de stap maken van beneden te kunnen douchen. Daarna was ik dus ziek en ben tot vorig jaar dus ziek geweest, dat ze het in mijn bloed konden zien.

I: Heeft u het dan ook weggestopt? Dat u ook gedachten had van ‘hij komt nog terug’?

R: Nou hij voelt nog erg dichtbij. Heel erg, want ik heb ook al zijn

liefdesbrieven nog. Hij was nog niet zo lang dood en ik dacht: ‘ik ga die liefdesbrieven lezen, 200.’ Toen kon ik ze niet vinden en wel die van mijzelf. Hij had zo’n roodleren doosje met een slotje erop en dat waren mijn liefdesbrieven, ik had er 245, en dat voelde als een feest, om dat te doen. Toen was ik al bijna klaar met die mij. Toen deed ik mijn kast open en toen dacht ik: verrek, dat zijn die liefdesbrieven. Toen ik 40 was heb ik al zijn liefdesbrieven gelezen en in een map gedaan. Dat wist ik niet meer, want ik had het altijd in een mooi mandje. Dus ik zocht naar dat mandje en in ieder geval dat was zo fantastisch en ik heb de kinderen ook voorgelezen daaruit. We hebben ze nooit weggedaan, want we zeiden er staat geen letter in die mijn kinderen niet mogen weten. Als je zoveel van elkaar houdt en zo’n

Rouwtaken: ervaren gevoelens Rouwtaken: aanvaarden verlies Rouwtaken: aanvaarden verlies

ontwikkeling doormaakt als je 18 bent, we waren 18 toen we verkering kregen. Na 8 maanden moest in [naam] in dienst en ik ben in Leiden gaan werken, terwijl we elkaar in Eindhoven ontmoet hebben. Dus ja, dat waren nogal fases ja. Dat je zegt; je rolt van het een in het ander. Je wilt je eigen leven op gaan bouwen, maar het lukte helemaal niet.

I: Die eerste fase zegt: je moet dus zeg maar eerst echt accepteren dat iemand overleden is voordat je kan gaan rouwen. En de tweede stap zegt dat je je gevoelens echt moet ervaren, dus dat je daar echt doorheen moet.

R: Ja ja, dat lukt nu aardig volgens mij (lacht)

I: Het is niet zo dat eerst stap 1 en dan stap 2, dat is natuurlijk voor iedereen… R: Dat flink zijn, dat schijnt wel een bekend iets te zijn, een stofje in je lijf zelfs, omdat je dan van alles moet regelen, een begrafenis en alles. En daarna de steen, ik heb ook een hele mooie steen ontworpen. Eerst heb ik een tijdelijke steen gedaan, die ligt nu in de voortuin. En daar stond een glazen bordje op, dus ik had geen haast. Ik dacht iedereen kan zien dat daar [naam] begraven ligt. Ik was er helemaal aan toe en toen ben ik dat graf gaan ontwerpen bij Van Dam. Dat was heel fijn. Dat was ook goed om te doen, dat je denkt dan heb ik dat een keer klaar. Daar zag ik ook dit beeld in een boek. Ik zei meteen: dat wil ik hebben. Toen zei die man: je moet er over nadenken, je moet niet gelijk beslissen. Dat vond ik dan aardig. Ik ben daar heel goed begeleid ook. Vooral dat defecte lichaam was ik daar zo onder de indruk, ook zijn karakter wordt daar in uitgebeeld. Vooral de onmacht van zijn lijf en hij had dit verdiend.

I: En dan gaan we weer terug…

R: Ja hoor, we pakken hem maar steeds weer op, dan heb ik even pauze. I: Aanpassen aan een nieuw leven, dat is de derde stap. Vindt u dat u daar al aan toe bent?

R: Nou ik moet mij nu gewoon laten gaan. Ik zit daar te denken van

bijvoorbeeld: ik heb een rollator, omdat ik weinig lucht heb, dan kan ik daar mijn tas in doen. Ik liep ook al naar de stad heen en weer. Nog na het sporten, terwijl dat niet verstandig is, ik moet dan gewoon één ding doen en dan nog meer willen. Dat moest ik nou allemaal loslaten. Dus daar zit ik nu in, van dat loslaten. Ik denk niet dat ik in de derde fase zit.

I: Dat is eigenlijk nog een stapje te ver. R: Ja, ik denk het.

I: Dan is de vierde stap het emotioneel een plaats geven en de draad van het leven weer oppakken. Dat is denk ik meer iets voor de toekomst.

R: Ik kan hier wel goed alleen zijn. De kinderen zijn trots op me. Ik wil

bijvoorbeeld niet, ik zeg: ‘ik moet het verwerken’, jullie moeten het verwerken thuis met hun man en zij mogen wel bij mij komen en met mij praten. Ze hebben alle drie, ik heb één zoon en twee dochters, ik wil niet dat zij het opknappen voor mij. Mijn dochter is maatschappelijk werkster en zou dat het liefst wel doen, maar ze moet zich richten op haar gezin. Ik heb een dochter, die is ook accountant en heeft drie kinderen van 2, 4 en 6 jaar, dat is natuurlijk zo hectisch, en een baan van drie dagen. Daar ben ik meer bezorgd om dat ze teveel hooi op haar vork neemt. Ik laat de kinderen, ik wijs ze op, niet teveel doen voor mij en ik heb heel veel vriendinnen. Iedere week zie ik vriendinnen, dat heb ik zelfs gedaan toen [naam] in de VU lag een half jaar.

Dat heb ik allemaal bijgehouden, ik heb zelfs een vriendin van de lagere school die komt binnenkort. Mijn sociale leven, ik ben niet geïsoleerd hier, ondanks mijn beperking is. Ik weet niet welke fase is, maar daar ben ik hartstikke goed in, altijd geweest. Een registeraccount zit altijd te werken of

Rouwtaken: aanvaarden verlies Rouwtaken: aanpassen nieuw leven Rouwtaken: draad leven oppakken Rouwtaken: aanpassen nieuw leven

te werken. Toen ik 46 jaar ben ik weer gaan studeren en heb ik nog 10 jaar gewerkt in de psychiatrie, totdat ik de WAO in moest, jammer genoeg. Ik ben gewend mijn eigen leven te leiden. Ik dacht wel toen hij zo ziek was en ik ook geen cent waard was, woonde ik maar vast klein, dan zit ik hier met vijf

slaapkamers en geen kleintjes en wat moet ik daarmee? Nou, ik moet niks

met de zolder. Ik heb een hulp hoor, die werkt, ik doe niks in huis, die is fantastisch. Ik kan heel goed alleen thuiskomen, daar heb ik helemaal geen last van. Die zitten wel goed met mij, om verder te gaan.

I: Dingen die u samen deed, vindt u het moeilijk om dat nu alleen te doen? R: Mijn zus wou mij meenemen naar een museum en dat leek mij hartstikke leuk, maar toen was het de 12e, zou dat gebeuren, en toen moest ik er ineens

niet aan denken dat ik alleen, zo zonder mijn man, in een museum liep zo vlak

voor de 14e. Ik wil dat wel graag, maar ik kon dat in deze week niet voor

elkaar krijgen.

I: Want u deed dat altijd met uw man? R: Ja en met vriendinnen ook wel. I: Nu was het even te veel waarschijnlijk? R: Ja, het was te dicht bij zijn overlijden.

I: Misschien ook wel een dubbel gevoel van ‘want ik ga iets leuks doen’? R: Ja, dat kon ik niet aan.

I: Ervaart u wel eens schuldgevoel?

R: Nee, er zijn veel dingen fout gegaan, ook met de kinderen. Ik ben veel in het hospice, in de VU het gastenverblijf geweest, ik heb alles gedaan wat ik kon en ik vond het heerlijk om naast zijn bed te zitten.

I: Maar ook nu? Als u leuke dingen doet of even niet aan hem denkt?

R: Nee dat heb ik niet, dat zou hij niet willen.

I: Nee precies, dat is mooi.

R: ja, ik heb mij altijd ook vrij gevoeld, maar ook vrij gemaakt, want toen ik 40 was, was ik al zo gefocust; Na een jaar liep ik nog naar zijn ogen aan het kijken of die niet verkeerd stonden. En toen zei ik ineens, dat wordt mij teveel, dan zeg ik tegen hem: nou, ik ben het helemaal zat om op jou te letten, want nu ga je maar eens op jezelf te letten. Toen hij voor het eerst kanker had, zat hij te kreunen en steunen op de wc. Dan riep ik s nachts uit mijn bed: ja, je moet vooral niet naar de dokter te gaan. Want dan zei hij altijd: dan zegt de dokter, dan moet je iets vroeger naar bed gaan, als je zo moe bent. Ik heb mij bij hem altijd zo vrij gevoeld. Het is zoals er in de Bijbel staat; de ander liefhebben als jezelf. Daar was mijn leven vol van, de ander liefhebben, maar hoe ik mijzelf lief moest hebben, dat wist ik echt niet. Zo van; nou wat vindt jij dan leuk? Ik vind het leuk als mijn kinderen het leuk vinden en als mijn man gelukkig is, dat blijkt toch niet genoeg te zijn. Toch ook weer die studie, dat is natuurlijk ook allemaal psychologie en pedagogiek en toen ben ik echt zelf gaan ontdekken wat ik, vanuit je ik echt gaan nadenken.

I: Toen heeft u echt voor uzelf gekozen?

R: Ja ja, ook echt gestimuleerd door mijn man. Die zei dan, nadat hij

opgeknapt was, ik dacht: wat moet ik nu nog met mijn leven? Dan zei hij: zoek een baan ofzo. Dan dacht ik: ja ja, jij zal het opknappen. Daar kwam het dan toch op neer, dat hij gelijk had. Daar moet je natuurlijk ook naar toe groeien. Ik vond de studie geweldig. Ik haalde ook allemaal hoge cijfers, ik vond het helemaal te gek.

I: U had het net over het geloof. Heeft u daar steun aan ervaren?

R: Dat heb ik mijn hele leven, heb ik daar steun aan gehad, dus in een tijd van

ziekte. Wij voelden ons gedragen door de gemeente ook, door het koor, het

Rouwtaken: aanpassen nieuw leven Rouwtaken: aanpassen nieuw leven Rouwtaken: draad leven oppakken Coping: positief

oratorium koor, hij was gek op Bach. Bij de operaties had hij oortjes in met muziek, met de psalmen en Bach. Ik heb me gedragen geweten door de gemeente. Ik heb zelf moeite met bidden. Ik heb nooit gevraagd waarom? De laatste tijd heb ik wel eens dat ik denk: waarom moest mijn schat dood gaan?

Dat durf ik nou wel te zeggen? I: Toen durfde u het niet te vragen?

R: Nou te vragen, als kind ben ik misbruikt door mijn opa, toen heb ik de hemel plat gebeden en dat heeft nooit geholpen, dus ik heb eigenlijk weinig

met bidden. Ik heb veel met mijn geloof, namelijk ik zie mijn geloof als

Korinthe 13, de liefde. Ik leef vanuit de liefde naar andere mensen, wat ik van andere mensen vindt. Dat wil je niet zeggen dat je dan, dan beteken je veel voor mensen, ook omdat ik mij kwetsbaar durf op te stellen. Ik ging nooit, als ik dacht: dit gaat helemaal niet goed, dan ging ik gewoon naar een therapeut, die het objectief kon bekijken en dat hielp altijd. Niet weggaan bij elkaar, zien dat je weer naar elkaar terugkomt. In die studiejaren is dat wel eens moeilijk geweest. Toen de derde er was, toen is hij, die was een maand of vier, […] Maar we hadden het over bidden.

I: ja, dat u het moeilijk vond.

R: Ja, en mijn man vond het ook moeilijk om te bidden. Ik bad ook nooit hardop en nog niet.

I: Maar hoe ervaart u God dan? Hoe ervaart u God dan, die steun? U zegt wel: ik voel mij altijd gedragen. Hoe kan ik mij dat voorstellen?

R: Nou ik heb geen, ja, ….

I: Was dat een gevoel? Of ziet u dat ook terug in mensen?

R: O ja, wij hebben heel veel engelen om ons heen gehad. Daar heb ik heel veel geloof in ervaren. Die mensen weten niet dat ze engelen zijn, maar die

zijn wij heel veel tegen gekomen. Ik had het over die muziek en dat was toch

niet voor niks. De anesthesist en anesthesieverpleegkundige, die zeiden tegen elkaar ‘kijk daar die man toch eens liggen met die gadget’, want hij had oortjes met een ritsje hier. Ze hadden een heel prettig team

Toen heeft de anesthesieverpleegkundige ze uit gedaan en zelf geluisterd waarnaar hij lag te luisteren. Dat heeft tot gevolg gehad dat hij nog naar de mediumcare en daarna naar zaal en dat heeft die anesthesieverpleegkundige precies in de gaten gehouden. De eerste dag dat hij op zaal lag, kwam hij op visite, ik was er ook. Hij ging op zijn hurken zitten, op de grond, ik zei ‘pak een stoel’. Nee hij bleef op zijn hurken zitten. En [naam] vond het het einde als hij

In document De nabijheid van God in het rouwproces (pagina 74-85)