• No results found

Interview Algemene Rekenkamer Vragen persvoorlichter Algemene Rekenkamer (interview)

5 Case Study Atjeh 5.1 Inleiding

Bijlage 3 Interview Algemene Rekenkamer Vragen persvoorlichter Algemene Rekenkamer (interview)

Onderstaand zijn de vragen opgenomen welke zijn gesteld aan Dhr. Aerts, persvoorlichter van de Algemene Rekenkamer. Zijn reactie (door mij vrij vertaald) is hierbij in blauw weergegeven.

Kunt u de belangrijkste conclusies uit uw rapport ‘Lessen van de Tsunami – verantwoording over, controle van en transparantie in Nederlandse hulp’, uitgebracht door de Algemene Rekenkamer per 16 december 2008 (verder: het rapport), toelichten?:

• de organisaties voldoen aan verantwoordingsvoorschriften (wet-/regelgeving, door financierders, door accreditatie-instellingen, zelfregulering);

• de AR was niet in staat hulpstromen van oorsprong tot bestemming te volgen, vanwege een gebrek aan de juiste informatie en voor vergelijking geschikte gegevens;

• er was geen transparante audit-trail te onderkennen;

• het was onmogelijkheid om een sectorbreed overzicht op te stellen van de in Nederland gedoneerde Tsunamigelden en de besteding daarvan door de betrokken organisaties;

• conclusie: er is een uniforme gegevensstructuur (gestandaardiseerde financiële en prestatiegerelateerde verantwoordingsinformatie in overeenstemming met de informatiebehoeften van de stakeholders) nodig om tot een audit-trail voor rampgerelateerde hulpfondsen te komen.

De belangrijkste conclusie komt erop neer dat de huidige verantwoording geen antwoord kan geven op gestelde vragen over de wijze waarop gelden worden besteed door de goede doelen. Specifiek betekent dit dat er op basis van het onderzoek geen antwoord gegeven worden op de vragen:

zijn gelden voor het beoogde doel besteed (rechtmatigheid)?;

zijn gelden op de meest effectieve wijze besteed (effectiviteit)?;

zijn gelden daadwerkelijk besteed (vertrouwen)?;

zijn gelden op de meest doelmatige wijze besteed (doematigheid)?

Heeft de AR naar aanleiding van dit onderzoek nog andere aanbevelingen gedaan (anders dan de conclusie van het rapport) aan de GDO’s?

De belangrijkste aanbeveling betrof de ontwikkeling door goede doelen van een raamwerk waarbinnen bovenstaande vragen beantwoord kunnen worden. Hierbij is het uiteindelijke doel dat er op voldoende wijze verantwoording plaatsvindt over de daadwerkelijke besteding van de hulpgelden, naast het voldoen aan wet- en regelgeving. Daarnaast is het van belang om een vergelijking tussen goede doelen onderling mogelijk te maken teneinde de verantwoording door goede doelen als sector te verbeteren en hiermee de reputatie van goede doelen op lange termijn positief te beïnvloeden.

Kunt u veranderingen constateren in de wijze waarop er door goede doelen (specifiek SHO en haar leden) verantwoording wordt afgelegd ten opzichte van de periode 2004-2006 (onderwerp van rapport AR)?

• Specifiek: hebt u kennis van onderzoeken naar de verantwoording door goede doelen na de periode van het rapport?

• In hoeverre is de maatschappelijke verantwoording door goede doelen gewijzigd bij rampen na de periode van onderzoek?

• In hoeverre is de financiële verantwoording door goede doelen gewijzigd bij rampen na de periode van onderzoek?

• Zou een soortgelijk onderzoek (conform het rapport) per heden naar aanleiding van recente rampen zoals de Aardbeving in Haïti en de Overstroming in Pakistan tot dezelfde conclusies leiden? (inschatting)

Het onderzoek heeft er ondermeer toe geleid dat de goede doelen bewuster omgaan met verantwoording. Echter in de praktijk kan er nog onvoldoende antwoord op de 4 hoofdvragen gegeven worden. Tevens heeft dit geleid tot een Rijksoverheid die meer eisen stelt aan de besteding en verantwoording van hulpgelden (gedoneerd door de Rijksoverheid). Specifiek voor de hulpverlening aan Haïti zijn er afspraken gemaakt tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Samenwerkende Hulporganisaties. De Algemene Rekenkamer is hierbij opgetreden als adviseur in deze te maken afspraken en de wijze waarop verantwoording kan worden verbeterd. Begin 2011 wordt er door de SHO een rapportage opgesteld naar aanleiding van de bestedingen welke zijn gedaan. Deze zal door de AR worden onderzocht, waarbij de gemaakte afspraken tussen Buitenlandse Zaken en SHO getoetst zullen worden.

In het onderzoek noemt de AR een aantal doelstellingen (Rechtmatigheid, Effectiviteit, Vertrouwen, Doelmatigheid) aan het onderzoek:

• Is de conclusie van het onderzoek dat er feitelijk geen oordeel gegeven kan worden over deze doelstelling wegens het ontbreken van de benodigde informatie?

Dit is inderdaad zo. Zie verder overige bevindingen in rapport.

• In hoeverre beantwoordt het uitvoeren van een accountantscontrole en/of een goedkeurende accountantsverklaring deze doelstellingen? (m.i. richt de accountantscontrole zich hier namelijk niet op)?

Zoals in het rapport aangegeven richt de accountantscontrole zich op een oordeel dat gegeven wordt over het verantwoordings- en verslaggevingssysteem, de interne controleprocedures en de afspraken betreffende toezicht met partnerorganisaties. Hiermee geven de accountants dus geen oordeel over de vragen over rechtmatigheid, effectiviteit, vertrouwen en doelmatigheid.

• In hoeverre is de huidige informatieverstrekking door de goede doelen verbeterd en zou er op de hoofdvragen in het rapport op basis van nieuwe rampen nu wel een conclusie gegeven kunnen worden?

De Algemene Rekenkamer heeft alleen een mandaat tot de advisering / controle van de Rijksoverheid. De Algemene Rekenkamer heeft de betrokken Ministeries advies gegeven bij de eisen welke gesteld worden aan de verantwoording door de betrokken goede doelen. Dit heeft geleid tot een beleidsplan voor de uitvoering door goede doelen. Begin 2011 wordt de eerste rapportage van de SHO ontvangen naar aanleiding van de aardbeving in Haïti. Hieromtrent kunnen nu nog geen uitspraken worden gedaan. In algemeenheid kan gesteld worden dat de overheid, maar ook overige belanghebbenden (bijvoorbeeld overige donateurs) kritischer worden in de beoordeling van de verantwoording van de bestedingen door goede doelen.

Tot waar reikt de verantwoordelijk van de goede doelen zelf om de hierboven genoemde doelstellingen inzichtelijk te maken volgens u?

Dhr. Aerts geeft aan dat de behoefte aan transparante en vergelijkbare informatie bestaat bij de Rijksoverheid als donateur. Vooral de effectiviteit en efficiency van de bestedingen te kunnen beoordelen. Mijns inziens is deze behoefte ook van belang bij andere donors, zoals particulieren, bedrijven en overige instellingen.

Resterende vragen aan persvoorlichter Algemene Rekenkamer (per mail)

Hieronder zijn de aanvullend gestelde vragen (per mail) aan de persvoorlichter van de Algemene Rekenkamer:

Wat zijn de concrete aanbevelingen welke aan de Rijksoverheid (ministeries) en/of de Samenwerkende Hulporganisaties (of individuele goede doelenorganisaties) zijn gedaan naar aanleiding van het rapport?

Op pagina 2 van het Nederlandse landenrapport Lessen van de tsunami staat dat de Algemene Rekenkamer aanbeveelt via een praktijkgerichte, stapsgewijze aanpak met alle betrokkenen een gemeenschappelijke reeks financiële en prestatiegegevens overeen te komen met uniforme definities en normen voor verantwoording en verslaglegging. De Algemene Rekenkamer heeft ervoor gekozen deze aanbeveling niet nader uit te werken, omdat breder overleg met de verantwoordelijke bewindspersoon en de betrokken (particuliere) hulporganisaties hiervoor nodig is. We hebben aangegeven dat de Algemene Rekenkamer bereid is ondersteuning te leveren bij het verbeteren van de transparantie van en verantwoording over hulpstromen bij rampen. Sinds de publicatie van bovengenoemd rapport heeft een aantal overleggen tussen de bewindspersoon, de betrokken (particuliere) hulporganisaties en de Algemene Rekenkamer plaatsgehad.

Zie voor conclusies en lessen op internationaal niveau het gepubliceerde rapport Lessons on accountability, transparency and audit of Tsunami-related aid (zie www.rekenkamer.nl).

Heeft u concrete wijzigingen in de verantwoording door goede doelen geconstateerd naar aanleiding hiervan?

Bovengenoemde overleggen gaan onder meer over de aanpak van de hulpverlening na de aardbeving in Haïti. Een aantal suggesties en voorstellen vanuit de Algemene Rekenkamer zijn daarbij ingebracht en dit heeft tot verdere afspraken met het ministerie en de SHO (Samenwerkende Hulporganisaties) geleid. De SHO heeft haar verantwoordings- en beheersstructuur aangepast en de afspraken vastgelegd in een nieuw beheersplan. Dit is integraal beschikbaar op de website van SHO.

Zonder het rapport Lessen van de tsunami was dit wellicht niet op deze wijze gebeurd. De implementatie van deze afspraken zal de komende jaren door hulporganisaties en hun koepelorganisatie moeten plaatsvinden. Bovendien zal, mede op basis van het materiaal dat SHO aanlevert, de bewindspersoon voor Ontwikkelingssamenwerking hierover verantwoording afleggen aan het parlement.

Inmiddels is het maatschappelijke en politieke debat over (de wijze van) verantwoording door goededoelenorganisaties breder op gang gekomen. Wellicht zal deze maatschappelijke druk bijdragen aan de wijze van verantwoording door allerhande goededoelenorganisaties. De

Algemene Rekenkamer neemt gericht aan dit maatschappelijk debat deel (zie ook toespraak president Stuiveling tgv Transparantprijs 2010), maar heeft slechts een formele taak daar waar het functioneren en presteren van het ministerie betreft.

Verwacht u dat een soortgelijk onderzoek naar de verantwoording van de bestedingen door goede doelen anno nu tot dezelfde conclusies zouden leiden zoals in uw rapport van 2008 zijn opgenomen?

De Algemene Rekenkamer is er niet het instituut naar om aan speculaties te doen.

In de media worden er regelmatig kritische vragen gesteld naar aanleiding van toezeggingen door politici en/of medewerkers van goede doelenorganisaties. Wat is algemeenheid uw mening over het doen van ‘garantie’ door deze personen? En in hoeverre kunnen deze worden onderbouwd door uw onderzoek of latere informatie over deze zaken.

(specifiek doel ik hierbij op de uitspraken van Mevr. Karimi, Dhr. Balkenende en Dhr. Koenders over de ‘garantie van het aankomen van middelen op de plaats van bestemming evenals controle welke door de Algemene Rekenkamer hierop uitgevoerd wordt.)

De kern van het debat is wat goededoelenorganisaties hun donateurs voorhouden wat met het beschikbaar gestelde geld gebeurt. In haar toespraak voor een gehoor van vertegenwoordigers uit deze sector heeft Saskia J. Stuiveling op 13 oktober 2010 gesteld dat niet alleen de mooiweerverhalen verteld moeten worden, maar goededoelenorganisaties ook bereid moeten zijn een completer inzicht, ook wanneer iets minder of niet gelukt is, aan het publiek te verstrekken. Zo kunnen verwachtingen beter gemanaged worden. Ook leren van elkaars ervaringen zou een nadrukkelijker plek moeten krijgen in het evalueren van eigen functioneren binnen deze sector.

Nadat op de dag van de nationale inzameling voor Haïti, ook tijdens een tv-uitzending, de toenmalige minister-president en minister voor Ontwikkelingssamenwerking mondeling aangaven dat burgers gerust kunnen geven omdat het geld goed besteed wordt en de Algemene Rekenkamer daarop toeziet, heeft de Rekenkamer daags daarop via een ander tv-programma gemeend bij monde van president Stuiveling preciezer te moeten aangeven wat wij op dit punt daadwerkelijk doen, wat onze rol is en waar verantwoordelijkheden liggen.

Het is niet aan de Algemene Rekenkamer om kritiek te uiten op politici of bestuurders. Wanneer het om de rijksoverheid gaat onderzoeken wij de effecten van beleid, zowel op rechtmatigheid als doelmatigheid.

Bijlage 4 Toelichting normenkader op basis van RJ 650