• No results found

inlevend vermogen niks kunnen betekenen’

Rachid is veldwerker met een achtergrond in systeemgerichte hulpverlening (werken met relaties, gezinnen en netwerken) voor gezinnen met meervoudig complexe problematiek.

‘Vanaf het begin van VONL ben ik er bij. Mijn eerste casus is meteen een hele pittige. Meneer en mevrouw zijn al jaren klant bij SEZO. Ze hebben vaak aangeklopt voor hulp en zijn ook al vaak afgehaakt. Het gezin heeft al meerdere maatschappelijk werkers en schuldhulpverleners gehad, zonder dat er vooruitgang is geboekt. Er zijn veel spanningen in het gezin, ook met de kinderen. Er zijn flinke schulden, waar de man zich enorm voor schaamt. Hij voelt het als falen: het lukt hem niet om goed voor zijn gezin te zorgen. Hij wordt steeds depressiever. We proberen hem te spreken, maar hij is heel vluchtig in gedrag. Het lukt niet om contact te leggen, wat we ook proberen. Ik kom er achter dat als ik hem wil spreken, er maar één manier is: ‘s ochtends als hij nog in bed ligt. Dat is het goede moment om hem te pakken te krijgen. Dus ik ga ‘s ochtends langs. Met toestemming van zijn vrouw natuurlijk, die is inmiddels behoorlijk radeloos omdat ook zij geen gesprek meer met hem kan voeren. En dan zitten we, samen met de ervaringsdeskundige, op de bank. We praten eerst met haar, in de hoop dat hij ons kan horen en zich uitgeno-digd voelt. Dat werkt niet. Toen bedacht ik: ‘hij komt niet naar mij, dan ga ik naar hem’, Hij slaapt in de kinderkamer. Mijn aanpak is niet om óp het bed te gaan zitten, maar op de grond. Naast zijn bed. Mezelf heel bewust nederig en klein opstellen, met als doel reactie te krijgen. Hij voelt dat ik er wel ben, maar: hoe krijg ik contact? Dus soms zit ik daar wel een half uur, zonder een woord te wisselen. Net zolang tot hij zich omdraait en ergens contact maakt. Als dat dan lukt, is hij meestal afwijzend, wegduwend. Maar ik heb hem laten voelen: wat je ook doet, ik blijf naast je staan. Hij weet dat ik terugkom. Hij weet dat als hij het vervelend vindt, hij het kan zeggen.

Wat er dan gebeurt, is eigenlijk heel mooi. Hij komt telkens die middag of de dag nadat ik hem heb opgezocht naar kantoor om met ons te praten. Dit is een voorbeeld hoe je kan aansluiten bij het tempo van de ander, zoeken naar ‘wat werkt’. Dat begint met de gesprekken tussen ons, hij liggend en ik zittend op de grond. Het kernwoord is: geduld. De tijd nemen voor iemand die nog geeneens aan herstel is begonnen, maar nog in de hele beginfase zit. Het is meebewegen. Niet aanbodgericht werken. Niet meteen oordelen. Geduld betrachten. Als je mij nu gaat vragen om productie te leveren met zo’n klant – dat contact zou snel kapot gaan. In je gehaastheid om een analyse te moeten maken, leefgebieden in kaart te brengen sla je volledig de plank mis. Zo’n gezin heeft iets heel anders nodig. Hun vertrouwen in zichzelf en naar de wereld is flink aangetast. Hoe kan je daar met je vragenlijstje gaan staan, bij iemand die letterlijk en figuurlijk nog in het donker wil zijn en alleen af en toe het gordijntje opent om wat licht toe te laten? Dan moet je zelf even licht zijn, er gewoon ZIJN voor iemand, op een hele basale, rustige manier. Dit is voor mij de kern van presentie.

Het feit dat we met vier paar handen, twee paar ogen en twee stel hersenen naar binnen gaan, de veldwerker samen met de ervaringsdeskundige, dat is de grote meerwaarde. Dan kan je het gesprek naderhand beter evalueren, beter bespreken dan wanneer je alleen gaat. Omdat je op elkaar kan reageren, wat kan helpen. Je geeft elkaar bij voortduring feedback. Maar het samenwerken met ervaringsdeskundigen is niet altijd soepel en makkelijk. Met sommige collega’s heb je meteen een klik, dat loopt goed. En dan heb je aan één blik, één woord, één gezichtsuitdrukking genoeg. Soms niet en dan is belangrijk: kan je na een gesprek met bewoners open het gesprek met elkaar aangaan? Ervaringsdeskundigen hebben een enorme kracht om dingen te herkennen bij de klanten. Soms kan ook hun eigen moeizame herstel leiden tot een kokervisie, wanneer ze het moeilijk vinden om afstand te nemen. Ik zeg niet dat ik er vrij van ben hoor! Ik heb het wel een aantal keer meegemaakt dat feedback geven niet makkelijk liep. Bij de ene gaat dat heel makkelijk en dat was vaak wederzijds. Bij een ander geeft dat soms wrevel, omdat iemand dat stukje nog niet kan of wil zien. Kan heel verschillend zijn, afhankelijk van het karakter van die persoon en van mij.

Dat zette me aan het denken: als we vanuit de grondhouding aansluiten bij wat de bewoner wil, maar ik niet kan aansluiten bij de ervaringsdeskundige en hoe hij erin staat met zijn normen en waarden, is dan de verhouding niet scheef aan het worden? Het is én openstaan voor de bewoner en zijn hulpvraag en tegelijkertijd ook voor de ervaringsdeskundige die iets wil, maar soms ook iets niet wil en niet kan.

En dat betekent dat ik soms enorm heb moeten balanceren. Soms merk je frustratie, irritatie, boosheid. Wat gebeurt er dan precies, tussen mij en de ervaringsdeskundige? Wat gebeurt er met die irritatie in het contact met de bewoner - die zou dat nooit moeten kunnen proeven of voelen. Het is wel het menselijke in het werk, dat dat kan gebeuren. De kunst is ondanks meningsverschillen het gesprek toch durven aangaan.

Kort samengevat is dit wat ik geleerd heb bij VONL: je klein, dienstbaar, nederig en respectvol opstellen zonder jezelf te verliezen. Eerlijk blijven en ook je eigen ervaringen op de juiste momenten, waar het functioneel is, inzetten. En laat het een les zijn voor de Buurtteams: probeer wat je hebt geleerd, geleidelijk aan in te brengen, omdat het proces van verandering nu eenmaal niet zo snel gaat.’

Onderzoek

Aan de slag met