• No results found

Als de grip verloren gaat

Marc Räkers

De huishoudens waarmee het Van Overleven naar Leven team werkte, wor-stelden vaak met verschillende problemen. Meestal zowel bureaucratisch, financieel, sociaal als relationeel van aard. Deze huishoudens noemen we ook wel ‘multi-problem gezinnen’, maar hierin schuilt nogal wat stigmatisering. Alsof de problemen uit het huishouden zelf voortkomen, terwijl we met VONL nou juist leerden dat het vaak de ingewikkelde omstandigheden zijn die tot de grootste problemen leiden. Lange tijd proberen mensen hun hoofd boven water te houden en denken ze het nog wel te redden. Maar op een bepaald moment loopt alles vast en gaat de grip verloren. Hier begint het stadium van overleven; van leven is dan geen sprake meer.

Slow social work

Om de grip op de eigen situatie weer terug te kunnen nemen is goede en vasthoudende ondersteuning nodig. Een korte interventie van een gespeciali-seerde professional is in deze complexe situaties meestal niet voldoende. Min of meer langdurige aanwezigheid (presentie) van betrokken en betrouwbare ondersteuners is dan de manier om de aansluiting met de maatschappij weer te kunnen maken. Het VONL-team bood deze ondersteuning in de vorm van tandems bestaande uit sociale professionals en ervaringsdeskundigen die nauw -en gelijkwaardig- met elkaar samenwerkten.

Omdat het VONL-team een pilot was waarin we wilden leren hoe we weer in contact zouden kunnen komen met huishoudens die de aansluiting met de samenleving verloren waren, konden we precies doen wat nodig was. We namen, en kregen, de ruimte om alle tijd en energie te besteden aan contact maken, vertrouwen opbouwen en samen met de betrokken Amsterdammers zorgvuldig te bedenken wat er zou moeten gebeuren. De benadering stemden we steeds nauwkeurig af op de mogelijkheden en wensen van het betrokken huishouden. Dat dit betekende dat we regelmatig veel tijd moesten investeren en dat we dan vooral bezig waren met ‘slow social work’ was niet erg. Vooral niet toen deze benadering effectief bleek.

Kluwen

In een situatie waarin ‘productie’ wordt verwacht en de maximale tijdsin-vestering vooraf is vastgelegd is zorgvuldig maatwerk leveren lastig. Toch verwacht de gemeente Amsterdam dit van haar Buurtteams; in de door de Amsterdamse Buurtteams gehanteerde Amsterdamse Maatwerk Methode is maatwerk tenslotte een sleutelwoord. Waarbij we natuurlijk eerst denken aan maatwerk voor de huishoudens met wie we als Buurtteams werken. Maar maatwerk voor en tussen de instanties en organisaties die ook met deze huishoudens te maken hebben is tenminste net zo belangrijk. Samenwerken en elkaar versterken is nodig.

In een zo versplinterd en gefragmenteerd veld als de sociale sector blijkt het gezamenlijk leveren van maatwerk vaak best lastig. Organisaties en profes-sionals hebben allemaal hun eigen werkterrein en daarmee ook een eigen manier van kijken. De leden van het VONL-team hebben daarom heel veel tijd en energie besteed aan het, telkens weer opnieuw, op een gezamenlijke lijn komen met de betrokken samenwerkingspartners. De situaties van de VONL huishoudens bleken vaak zo ingewikkeld dat het bijna onmogelijk was om dit aan anderen goed uit te leggen. Vraagstukken grijpen zo in elkaar en versterken de problematiek zodanig dat het alleen al een hele tijd duurt om het losse eindje te vinden waarmee de kluwen ontrafeld kan worden.

Machinetragiek

Dat veel professionals in de sociale sector geen brede, generalistische, blik kunnen of mogen hebben maakte het werken voor de juist wel breed kijkende VONL-teamleden extra lastig. Het kost veel moeite om alle betrokkenen de complexiteit van de situatie uit te leggen en ervan te overtuigen dat voor een positief resultaat juist een brede benadering nodig is. Het is begrijpelijk dat een verhuurmedewerker van een woningcorporatie vooral oog heeft voor het op tijd betalen van de huur. En dat de blik van de klantmanager sociale zaken gericht is op de rechtmatigheid van het inkomen. Terwijl de medewerkers van jeugdzorg……. Om over alle andere instanties en instellingen met wie onze huishoudens te maken kunnen hebben nog maar te zwijgen. Iedereen werkt vanuit een eigen specialisatie en weinigen overzien de totale situatie. Met de term machinetragiek omschreef een groep onderzoekers van de Erasmus Universiteit dit fenomeen van de versplinterde benadering. In opdracht van het Ministerie van Justitie deden zij in 2019 een onderzoek naar ‘gezinnen en instanties met multiproblematiek’. Een citaat uit hun onderzoek: ‘Bestaande knelpunten zijn bijvoorbeeld versnipperde hulp (gericht op individuele gezins-leden en deelproblemen), ‘hete aardappelen’ die worden doorgeschoven, hoge financiële kosten, gebrekkige informatie-uitwisseling, budgetschotten,

gebrek aan professionele handelingsruimte, en verhoogde stress bij gezin-nen als gevolg van de inzet van instanties. We noemen deze knelpunten de “machinetragiek”: de onbedoelde gevolgen van een machinebenadering van een complex vraagstuk, als bestond het uit te isoleren onderdelen, die kenbaar zijn en te “fiksen” door experts.’

Opdracht

Breed kunnen kijken en de verschillende vraagstukken tegelijkertijd aan kunnen pakken, dat is het kenmerk van generalistisch werken. ‘Generalisten, dat zijn de specialisten van het dagelijks leven’ wordt wel gezegd. Maar generalistisch te werk gaan is in deze tijd van specialisaties helemaal niet zo vanzelfspre-kend. Soms worden professionals door hun eigen organisaties gedwongen om op een afgebakende manier naar huishoudens te kijken, zodat de aanpak controleerbaar, meetbaar en afrekenbaar wordt. Terwijl die organisaties hier weer toe worden aangezet door hun financiers en opdrachtgevers. Grotere problemen, waterbedeffecten en gebrek aan overzicht en controle zijn hiervan vaak het gevolg. De Rotterdamse onderzoekers gaven hun rapport dan ook de veelzeggende titel: ‘Wanneer vele handen het werk niet lichter maken’. Het hier geschetste vraagstuk is vast herkenbaar. Al sinds in 2007 de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) werd geïntroduceerd is het de bedoeling om meer integraal en ondersteunend te werk te gaan. We willen graag dat mensen meer met en voor elkaar doen zodat er minder een beroep gedaan wordt op specialistische hulp- en dienstverlening. Maar in de praktijk blijft dit ingewikkeld.

Hier ligt vooral een serieuze opdracht voor beleid en politiek. Het is aan hen om de mensen op uitvoeringsniveau de ruimte en het vertrouwen te geven om ook echt te kunnen doen wat nodig is. Het is niet alleen een opdracht aan de regering om het vertrouwen tussen burger en overheid te herstellen. Daarin kunnen de Amsterdamse Buurtteams ook een belangrijke rol spelen.

Interview