• No results found

Ook initiatieven richten op de mannen

In document vrouwen in Amsterdam (pagina 62-66)

Naast interventies die zijn gericht op verborgen vrouwen, zijn er interventies die zich richten op de emancipatie van mannen. Die benaderingen zijn ook van groot belang. De zelforganisaties spelen hierbij een onmisbare rol. Er vinden al trai-ningen plaats die gaan over mannenemancipatie en over de bewustwording bij de man van zijn rol in het gezin. Ze focussen onder andere op hoe de mannen op een andere manier met hun vrouw en kinderen kunnen omgaan.11 Als er bij de mannen een mentaliteitsverandering optreedt kan dit ook weer van invloed zijn op het verborgen houden van vrouwen.

Van de aanpak van eergerelateerd geweld is te leren dat het inschakelen van een invloedrijke persoon uit de gemeenschap hierbij ook behulpzaam kan zijn (Lünnemann & Wijers, 2010).

11 Uit interview medewerker gemeente Amsterdam.

Meldcode

Een nieuwe wet die dit jaar van kracht wordt verplicht organisaties om te gaan werken met een meldcode als er vermoedens zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Huwelijksdwang valt ook onder huiselijk geweld. De meldcode is er voor medewerkers in de gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de maatschappelijke ondersteuning, Jeugdzorg en de politie. Volgens het vijfstappen-plan van de meldcode moeten professionals bij een vermoeden dat er iets niet pluis is een collega raadplegen en zo nodig ook de meldpunten kindermishandeling en huiselijk geweld. Ze moeten een gesprek aangaan met hun cliënt en uiteinde-lijk een beslissing nemen of ze officieel een melding maken en hulp regelen voor het gezin.

7.5 Tot slot

Er lijken geen nieuwe interventies nodig te zijn om vrouwen naar hulp te bege-leiden, omdat er aangesloten kan worden bij de uitgebreide infrastructuur van de aanpak van huiselijk geweld. Wel kan er nog heel veel gedaan worden om de aansluiting op die infrastructuur te verbeteren. In de fase van bewustwording bij verborgen vrouwen is nog een hele wereld te winnen, in de zin van bevordering van het verkorten van de periode van isolement totdat een verborgen vrouw de stap durft te zetten om weg te gaan of hulp te zoeken.

Interventies die zich meer in het algemeen richten op de emancipatie van mannen zijn echter ook van groot belang. De zelforganisaties spelen hierbij een belangrijke rol. Als er bij de mannen een mentaliteitsverandering optreedt kan dit ook weer van invloed zijn op de verborgen vrouw met kinderen slachtoffer huiselijk geweld.

Verwey-Jonker Instituut

8 Omvang, herkomstlanden en vindplaatsen

Kenmerkend aan ‘verborgen vrouwen’ is dat het vrouwen zijn die geïsoleerd van anderen leven. Zij zijn niet of nauwelijks zichtbaar voor de hulpverlening en politie, en zelf weten ze ook de weg naar hulpverlening niet of pas na lange tijd te vinden. Informatie over verborgen vrouwen is hierdoor spaarzaam voorhanden bij hulpverlenende instanties en politie. Dit maakt het lastig om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek, de herkomstlanden en de spreiding van verborgen vrouwen over de verschillende delen van Amsterdam. Omdat een compleet beeld per definitie onmogelijk is, geven we de sterkste indicaties van herkomstlanden. Ook maken we een beredeneerde schatting oftewel educated guess. Eerst beschrijven we de gevolgde aanpak. Vervolgens duiden we gegevens die een beeld schetsen van de omvang, herkomstlanden en vindplaatsen. Daarna geven we een beredeneerde schatting van de omvang van verborgen vrouwen in Amsterdam. We sluiten af met een samenvatting van onze bevindingen.

8.1 De aanpak

Op basis van diverse bronnen en onderzoeksmethoden proberen we tot een beredeneerde schatting te komen van de omvang van de verborgen vrouwen-problematiek. We gebruiken daarvoor de gegevens uit verschillende onderzoeks-methoden: literatuurstudie, interviews met drie soorten respondenten, veldwerk, gegevens uit databestanden en een expertraadpleging. Er is dan sprake van een zogeheten triangulatie. Triangulatie is een manier om informatie op geldigheid te toetsen door deze met minstens twee andere bronnen te vergelijken. De methode heeft tot doel eenzijdigheid van gezichtspunten zo veel mogelijk te voorkomen.

De eerste dataverzameling wordt immers gecompenseerd door de tweede dataverzamelingsmethode, enzovoorts (Goderie, Spierings & ter Woerds, 2002).

We concentreren ons allereerst op de gehouden interviews met mensen die geacht kunnen worden in aanraking te komen met geïsoleerde vrouwen en op de registra-tiegegevens en bevolkingsgegevens. We interpreteren dit aan de hand van beschikbare literatuur. Omdat het onmogelijk is om binnen dit onderzoeksproject in de gehele stad onderzoek te doen, is voor een verdieping in twee wijken gekozen. Dit na overleg met de opdrachtgever en in afstemming met de GGD, rekening houdend met de bevolkingsgegevens van de Dienst Onderzoek en Statistiek, O+S. We hebben gekozen voor twee stadsdelen. Deze zijn verschillend

in bevolkingssamenstelling en doen op basis van het vooronderzoek vermoeden dat er verborgen vrouwen kunnen leven (zie ook 8.4). Dit zijn de stadsdelen Nieuw-West en Zuidoost. Binnen deze stadsdelen is weer ingezoomd op twee wijken, waarover in de volgende paragraaf meer.

Interviews

Zoals beschreven in hoofdstuk 2 hebben we gesproken met een grote verscheiden-heid aan respondenten. In totaal hebben wij 50 vrijwilligers, (para)professionals en anderen geïnterviewd, die werkzaam zijn binnen uiteenlopende organisaties en die mogelijk contact hebben met verborgen vrouwen. Wij hebben elk van hen gevraagd om een schatting te geven van de omvang van de verborgen vrouwen op zowel wijk- als stadsdeelniveau. Wanneer zij hiertoe in staat waren, hebben wij ze gevraagd een beeld te schetsen van de herkomstlanden van de verborgen vrouwen. Vervolgens vroegen wij de respondenten naar hun eigen ervaringen met verborgen vrouwen: hebben zij rechtstreeks contact met verborgen vrouwen of verloopt het contact ‘via via’, of is het van horen zeggen? Wanneer is het de respondent duidelijk dat het verborgen vrouwen betreft en wanneer gaat het om vermoedens van de respondent? Ook hebben we bepaald over welke periode de respondent uitspraken kon doen. Tot slot hebben we gevraagd of er volgens de respondent sprake is van een toe- of afname van het aantal en wat hiervan de mogelijke redenen kunnen zijn. Respondenten kunnen aangeven dat de problema-tiek niet speelt in de wijk of dat ze er niet op letten.

Registratiegegevens

We kunnen gebruikmaken van twee soorten gegevens. Omdat de problematiek van verborgen vrouwen te zien is als huiselijk geweld kunnen we benutten wat er al bekend is over de aard en omvang van huiselijk geweld in Amsterdam. Daarnaast wordt in de residentiële vrouwenopvang bij cliënten die zich aanmelden een risicoscreening afgenomen. Een van de onderwerpen waarop gescoord kan worden is opsluiting/isolatie. We hebben Blijf Amsterdam gevraagd om geaggregeerde registratiegegevens uit de risicoscreening van de afgelopen twee jaar.

Literatuur

Er is gezocht naar aanvullende informatie over de omvang, herkomstlanden en vindplaatsen in (in eerste instantie) Amsterdam, maar ook naar landelijke gege-vens. Hiermee wilden we relevante aanwijzingen op het spoor komen, vanwege de in de interviews genoemde ontwikkelingen over de afgelopen jaren die het aantal verborgen vrouwen mogelijk beïnvloed hebben. Zoektermen waren huiselijk geweld, huwelijksmigratie, huwelijksdwang, opsluiting.

Hieronder geven we allereerst de achtergrondgegevens weer uit de bevolkings-administratie van de stad en de twee gekozen wijken. Vervolgens behandelen we de gegevens uit de interviews, gevolgd door aanvullende informatie uit de literatuur. We sluiten af met een conclusie.

8.2 Bevolkingsgegevens Amsterdam, Nieuw-West en Zuidoost Amsterdam

In 2011 bestond de totale bevolking van Amsterdam uit 780.559 personen, waarvan 396.276 vrouwen en 384.283 mannen. Er zijn ongeveer evenveel autochtone (n=388.305) als allochtone Amsterdammers. Van de allochtonen is de eerste generatie (n=223.257) wat groter dan de tweede generatie (n=169.267). Er zijn in Amsterdam 176 verschillende nationaliteiten. Veruit de meeste huishoudens worden gevormd door alleenstaanden. Voor dit onderzoek zijn relevant de mensen in huishoudens samenwonend zonder kinderen (n=84.469) en samenwonend met kinderen (n=67.543) en de leeftijdsgroepen 20-34 jaar (n=212.246) en 35-49 jaar (n=185.519). In de bovengenoemde bevolkingsgegevens gaat het om mensen die ingeschreven staan in de gemeentelijke basisadministratie (GBA).

In document vrouwen in Amsterdam (pagina 62-66)