• No results found

INHOUD VAN DE VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF

In document JAR-FCL 1 incl Amendement 6 en 7 (pagina 169-178)

JAR-FCL 1.262

INHOUD VAN DE VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF

15 (a) De inhoud en secties van de vaardigheidstest en de bekwaamheidsproef staan uiteengezet in bijlage 2 bij JAR-FCL 1.240 voor meervlieger-gecertificeerde vliegtuigen en in bijlage 3 bij JAR-FCL 1.240 voor éénvlieger-gecertificeerde vliegtuigen. De indeling van en het aanvraagformulier voor de vaardigheidstest mogen door het bevoegde gezag worden vastgesteld (zie IEM FCL 1.240(1) en (2)).

(b) Wanneer de opleiding voor de typebevoegdverklaring minder dan 2 uur vliegtraining op het vliegtuig omvat, mag de vaardigheidstest alleen op de vluchtnabootser worden uitgevoerd en worden voltooid vóór de vliegtraining op het vliegtuig. In dat geval, moet een certificaat van voltooiing van de opleiding voor de typebevoegdverklaring, inclusief de vliegtraining op het vliegtuig naar het bevoegde gezag worden gezonden vóórdat de nieuwe typebevoegdverklaring in het bewijs van bevoegdheid van de kandidaat wordt bijgeschreven.

[Amdt. 1, 01.06.00; Amdt. 2, 01.08.02; Amdt. 4, 01.09.05; Amdt. 7, 01.12.06]

Bijlage 2 bij JAR-FCL 1.240 & 1.295

Inhoud van het ATPL / de typebevoegdverklaring / training / vaardigheidstest en bekwaamheidsproef op meervlieger-gecertificeerde vliegtuigen

(Zie JAR-FCL 1.240 tot en met 1.262 en 1.295) [(Zie bijlage 1 bij JAR-FCL 1.520 & 1.525)]

1 De onderstaande symbolen betekenen het volgende:

P = Getraind als eerste bestuurder of tweede bestuurder en als sturende vlieger (PF) en niet-sturende vlieger (PNF) ten behoeve van de afgifte van een typebevoegdverklaring, voor zover toepasselijk.

X = Voor deze oefening moeten, indien beschikbaar, vluchtnabootsers worden gebruikt, anders moet, indien geschikt voor de manoeuvre of procedure, een vliegtuig worden gebruikt.

P# = de training moet worden aangevuld met inspectie van het vliegtuig onder toezicht.

2 De praktijktraining moet tenminste op het trainingsuitrustingsniveau aangegeven als (P) worden uitgevoerd, of kan worden uitgevoerd tot elk hoger uitrustingsniveau aangegeven met de pijl (J).

De onderstaande afkortingen worden gehanteerd om de gebruikte trainingsuitrusting aan te geven:

A = Vliegtuig FS = Vluchtnabootser FTD = Vliegtrainingshulpmiddel OTD = Andere trainingshulpmiddelen

3 De items met een sterretje (*) moeten uitsluitend op instrumenten worden gevlogen. Indien tijdens de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, zal de typebevoegdverklaring worden beperkt tot uitsluitend VFR.

4 Wanneer de letter "M" in de kolom van de vaardigheidstest / bekwaamheidsproef staat, betekent dit dat het hier een verplichte oefening betreft.

5 Er zal een vluchtnabootser worden gebruikt voor praktijktraining en de tests indien de vluchtnabootser deel uitmaakt van een goedgekeurde opleiding voor een typebevoegdverklaring.

De volgende punten worden in beschouwing genomen bij de goedkeuring van de opleiding:

(a) de kwalificatie van de vluchtnabootser of FNPTII zoals uiteengezet in JAR-STD;

(b) de kwalificaties van de instructeur en de examinator;

(c) de hoeveelheid lijntraining op de vluchtnabootser die binnen de opleiding wordt geboden;

(d) de kwalificaties en voorgaande ervaring in het uitvoeren van lijndiensten van de bestuurder in opleiding; en

(e) de hoeveelheid ervaring in het vliegen van lijndiensten onder supervisie die wordt geboden na afgifte van de nieuwe typebevoegdverklaring.

1 - F

PRAKTISCHE TRAININGATPL / VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR EEN TYPEBEVOEGDVERKLARING Manoeuvres / Procedures (waaronder begrepen onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC)) Paraaf van de instructeur bij voltooien training

afgelegd inInitialen van examinator na afronding van de test OTDFTDFSAFS A SECTIE 1 1 Vluchtvoorbereiding 1.1 Prestatieberekening

P 1.2 uitwendige visuele inspectie van het vliegtuig; plaats van elk onderdeel en doel van de inspectie[P#]P 1.3Inspectie cockpitP 1.4 Gebruik van checklist voor het starten van de motoren, startprocedures, controle van radio en navigatie-uitrusting, selectie en instelling van navigatie- en communicatiefrequentie

P JJJJM 1.5 Taxiën conform luchtverkeersleiding of instructies van de instructeurP JJ 1.6 Controles voor de startPJJJM SECTIE 2 2 Start 2.1 Normale start met verschillende instellingen van de vleugelkleppen, inclusief versnelde start

PJJ 2.2* Instrumentstart; overgang naar instrumentvliegen is vereist tijdens rotatie of onmiddellijk na het loskomen van de grondPJJ 2.3 Opstijgen met dwarswind (vliegtuig, indien uitvoerbaar)PJJ 2.4 Start met maximale startmassa (werkelijke of gesimuleerde maximale startmassa)PJJ 2.5 Opstijgen met gesimuleerde motorstoring 2.5.1* kort na het bereiken van V2, ofPJJ (In vliegtuigen die niet als transportvliegtuigen zijn gecertificeerd (JAR / FAR 25) of als commutervliegtuigen (SFAR 23), mag de motorstoring niet worden gesimuleerd totdat een minimumhoogte van 500 ft boven het einde van de startbaan is bereikt. In vliegtuigen met dezelfde prestatie als een transportvliegtuig m.b.t. startmassa en luchtdichtheidshoogte, kan de instructeur de motorstoring kort na het bereiken van V2simuleren.)

2.5.2* tussen V1 en V2, ofPXalleen M FS 2.6 Afgebroken start bij een redelijke snelheid vóór het bereiken van V1P JJXM SECTIE 3 3. Vliegmanoeuvres en procedures 3.1 Bochten met en zonder spoilers.PJJ 3.2 Veranderen van trim (a.g.v. tuck under) en machtrillingen na het bereiken van het kritisch machgetal, en overige specifieke vliegeigenschappen van het vliegtuig (bv. Dutch Roll)

PJJX Een luchtvaartuig mag voor deze oefening niet worden gebruikt 3.3 Normale werking van systemen en besturingen van het paneel voor de boordwerktuigkundigePJJJJ 3.4 Normale en abnormale werking van de volgende systemen:MEen verplicht minimum van 3 abnormale items moet worden geselecteerd uit 3.4.0 t/m 3.4.14 3.4.0 Motor (indien noodzakelijk propeller)PJJJJ 3.4.1 Onder druk zetten en aircoPJJJJ 3.4.2Pitot- / statisch systeemPJJJJ 3.4.3BrandstofsysteemPJJJJ 3.4.4Elektrisch systeemPJJJJ 3.4.5 Hydraulisch systeemPJJJJ 3.4.6Vliegtuigbesturings- en trimsysteemPJJJJ 3.4.7Systeem ter voorkoming van ijsafzetting en ijsverwijderingssysteem, voorruitverwarmingPJJJJ 3.4.8 Automatische piloot / stuurcommandosysteemPJJJJ

PRAKTISCHE TRAININGATPL / VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR EEN TYPEBEVOEGDVERKLARING Manoeuvres / Procedures (waaronder begrepen onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC)) Paraaf van de instructeur bij voltooien training afgelegd inInitialen van examinator na afronding van de test OTDFTDFSAFS A

1 - F

3.4.9Apparatuur voor het waarschuwen voor of het vermijden van overtrekken, en apparatuur ter verbetering van de stabiliteitPJJJJ 3.4.10Grondnaderingswaarschuwingssysteem (GPWS), weerradar, radiohoogtemeter, transponderPJJJ 3.4.11 Radio's, navigatie-uitrusting, instrumenten, vluchtregelsysteemPJJJJ 3.4.12 Landingsgestel en remmenPJJJJ 3.4.13Vleugelvoorrandklep- en -achterrandklepsysteemPJJJJ 3.4.14 Hulpaggregaat (APU)PJJJJ opzettelijk onbeschreven 3.6 Abnormale procedures en noodprocedures:MUit de items 3.6.1 t/m 3.6.9 moeten verplicht minimaal 3 items worden gekozen 3.6.1 Brandoefeningen bv. motor, APU, cabine, vrachtruim, cockpit, vleugel en elektrische branden inclusief evacuatie.PJJJ 3.6.2 Rookbeheersing en verwijderingPJJJ 3.6.3 Motorstoringen, afzetten en opnieuw starten op veilige hoogtePJJJ 3.6.4 Brandstof lozen (gesimuleerd)PJJJ 3.6.5 Windschering bij start / landingPXalleen FS 3.6.6 Gesimuleerde cabinedrukstoring / nooddalingPJJ 3.6.7 Uitval van een lid van de cockpitbemanningPJJJ 3.6.8 Overige noodprocedures zoals uiteengezet in het betreffende vlieghandboek van het vliegtuigPJJJ 3.6.9 ACAS-incidentPJJJalleen FS 3.7 Steile bochten met 45° helling, 180° tot 360° links en rechtsPJJJ

PRAKTISCHE TRAININGATPL / VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR EEN TYPEBEVOEGDVERKLARING Manoeuvres / Procedures (waaronder begrepen onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC)) Paraaf van de instructeur bij voltooien training afgelegd inInitialen van examinator na afronding van de test OTDFTDFSAFS A

3.8 Vroegtijdig herkennen van en tegenmaatregelen nemen bij beginnend overtrekken (tot aan activeren van overtrek- waarschuwingsapparatuur) in startconfiguratie (vleugelkleppen in startpositie), in kruisvluchtconfiguratie en in landingsconfiguratie (vleugelkleppen in landingspositie, landingsgestel uit) PJJ 3.8.1 Herstellen uit volledig overtrekken of na activeren van overtrekwaarschuwingsapparaat in klimvlucht, kruisvlucht en naderingsconfiguratie

PX 3.9 Instrumentvliegprocedures 3.9.1* Naleven van vertrek- en aankomstroutes en ATC-instructiesPJJJM 3.9.2* WachtproceduresPJJJ 3.9.3* Precisienadering tot een beslissingshoogte (DH) niet lager dan 60 m (200 ft) 3.9.3.1* met de hand, zonder stuurcommandosysteemPJJM (alleen vaardigheids- test) 3.9.3.2* met de hand, met stuurcommandosysteemPJJ 3.9.3.3 *automatisch met automatische pilootPJJ 3.9.3.4* handmatig, met een motor gesimuleerd buiten werking; motorstoring moet worden gesimuleerd tijdens de eindnadering vanaf voor het passeren van het buitenmerkbaken (OM) tot aan het landingsdoelpunt of via de volledige afgebroken- naderingsprocedure In vliegtuigen die niet gecertificeerd zijn als transportvliegtuig (JAR/FAR 25) of als commutervliegtuig (SFAR 23), moet de nadering met gesimuleerde motorstoring en de daaropvolgende doorstart worden begonnen in samenhang met de non- precisienadering, zoals beschreven in 3.9.4.

PJJM

PRAKTISCHE TRAININGATPL / VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR EEN TYPEBEVOEGDVERKLARING Manoeuvres / Procedures (waaronder begrepen onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC)) Paraaf van de instructeur bij voltooien training afgelegd inInitialen van examinator na afronding van de test OTDFTDFSAFS A

1 - F

Met de doorstart moet worden begonnen bij het bereiken van de gepubliceerde hindernisvrije hoogte (OCH / OCA), echter niet na het bereiken van een minimumdalingshoogte (MDH / MDA) van 500 ft boven de baandrempelhoogte. In vliegtuigen met dezelfde prestatie als een transportvliegtuig betreffende startmassa en luchtdichtheidshoogte, kan de instructeur de motorstoring simuleren conform 3.9.3.4. 3.9.4 niet-precisienadering tot aan de MDH/AP* JJM 3.9.5 Circlingnadering onder de volgende omstandigheden: (a)* nadering tot de toegestane minimale circlingnaderingshoogte boven zeeniveau op het betreffende vliegveld conform de lokale instrumentnaderingsfaciliteiten onder gesimuleerde instrumentvliegomstandigheden; gevolgd door: (b)Circlingnadering naar een andere baan ten minste 90° uit de middellijn vanaf de eindnadering gebruikt in punt a), op de toegestane minimale circlinghoogte; Opmerking: als a) en b) niet mogelijk zijn om ATC-redenen, kan een gesimuleerd slecht-zichtpatroon worden uitgevoerd

P* JJ SECTIE 4 4 Afgebroken-naderingsprocedure 4.1 Doorstart met alle motoren in werking* na een ILS-nadering bij het bereiken van de beslissingshoogte.

P* JJ 4.2 Overige procedures voor afgebroken naderingP* JJ 4.3* Handmatige doorstart met de kritische motor gesimuleerd niet in werking na een instrumentnadering bij het bereiken van de DH, MDH of MAPt

P* JJM 4.4 Afgebroken landing op 15 m (50 ft) boven startbaandrempel en doorstartP JJ SECTIE 5 5 Landingen 5.1 Normale landingen* ook na een ILS-nadering met overgang naar visuele vlucht bij het bereiken van de DH

P

PRAKTISCHE TRAININGATPL / VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR EEN TYPEBEVOEGDVERKLARING Manoeuvres / Procedures (waaronder begrepen onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC)) Paraaf van de instructeur bij voltooien training afgelegd inInitialen van examinator na afronding van de test OTDFTDFSAFS A

5.2 Landing met gesimuleerd vastgelopen, horizontaal stabilo in elke out-of-trim positie.PJeen luchtvaartuig mag voor deze oefening niet worden gebruikt 5.3 Dwarswindlandingen (vliegtuig, indien uitvoerbaar).PJJ 5.4 Verkeerspatroon en landing zonder of met gedeeltelijk geselecteerde vleugelvoorrandkleppen en -achterrandkleppen.PJJ 5.5 Landing met kritische motor gesimuleerd buiten werking.PJJM 5.6 Landing met twee motoren gesimuleerd buiten werking: -Vliegtuigen met drie motoren: de middenmotor en een buitenmotor voor zover uitvoerbaar conform gegevens van het AFM. -Vliegtuigen met vier motoren: twee motoren aan één zijde.

PXalleen M FS (alleen vaardigheids- test) Algemene opmerkingen: Bijzondere eisen voor aanvulling van een typebevoegdverklaring voor instrumentnaderingen tot aan een beslissingshoogte (DH) van minder dan 200 feet (60 m), d.w.z. Cat II/III operaties. (Raadpleeg subdeel E, JAR-FCL 1.180) SECTIE 6 6 Extra autorisatie op een typebevoegdverklaring voor instrumentnaderingen tot aan een beslissingshoogte van minder dan 60 m (200 ft) (CAT II/III) De volgende manoeuvres en procedures zijn de minimale trainingseisen om instrumentnaderingen toe te staan tot een DH van minder dan 60 m (200 ft). Tijdens de volgende instrumentnaderingen en afgebroken-naderingsprocedures moet gebruik worden gemaakt van alle vliegtuiguitrusting die nodig is voor typecertificatie van instrumentnaderingen tot een DH van minder dan 60 m (200 ft).

PRAKTISCHE TRAININGATPL / VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR EEN TYPEBEVOEGDVERKLARING Manoeuvres / Procedures (waaronder begrepen onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC)) Paraaf van de instructeur bij voltooien training afgelegd inInitialen van examinator na afronding van de test OTDFTDFSAFS A

1 - F

NOOT: CAT II/III-vluchtuitvoeringen dienen te worden verricht overeenkomstig de operationele regels. [Amdt. 1, 01.06.00; Amdt. 2, 01.08.02; Amdt. 4, 01.09.05; Amdt. 7, 01.12.06]

6.1* Afgebroken start op minimaal toegestane RVR.P*JJX Een luchtvaartuig mag voor deze oefening niet worden gebruikt

M* 6.2* ILS-naderingen Onder gesimuleerde instrumentvliegomstandigheden tot aan de van toepassing zijnde DH, gebruik makend van vluchtgeleidingssysteem. Standaardprocedures voor onderlinge samenwerking van de bemanning (taakverdeling, afroepprocedures, wederzijds toezicht, informatie-uitwisseling en ondersteuning) moeten in acht worden genomen.

PJ JM* 6.3* Doorstart na naderingen zoals aangegeven in 6.2 bij het bereiken van DH. De training moet tevens een doorstart bevatten t.g.v. (gesimuleerd) onvoldoende RVR, windschering, vliegtuig wijkt teveel af van naderingslimieten voor een succesvolle nadering, en grond- / boorduitrustingsdefect voor het bereiken van DH en doorstart met gesimuleerd boorduitrustingsdefect

PJ JM* 6.4* Landing(en) met visuele referentie vastgesteld bij DH volgend op een instrumentnadering. Afhankelijk van het specifieke vluchtgeleidingssysteem, moet een automatische landing worden uitgevoerd PJ JM

PRAKTISCHE TRAININGATPL / VAARDIGHEIDSTEST / BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR EEN TYPEBEVOEGDVERKLARING Manoeuvres / Procedures (waaronder begrepen onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC)) Paraaf van de instructeur bij voltooien training afgelegd inInitialen van examinator na afronding van de test OTDFTDFSAFS A

In document JAR-FCL 1 incl Amendement 6 en 7 (pagina 169-178)