• No results found

Individuele internetvaardigheden

In hoofdstuk 3: Methode is uitgelegd hoe de scores op de verschillende onderdelen worden berekend. In dit verband is het van belang om te benadrukken dat een score niet alles zegt over het percentage proefpersonen dat over een bepaalde vaardigheid beschikt. Zo kunnen drie personen op een willekeurig onderdeel 50% van de score halen, waardoor hun score op dat onderdeel vijftig punten bedraagt bij een maximum van honderd punten. Het gevolg is echter wel dat in dat geval niet 50% van de proefpersonen tot op zekere hoogte problemen ondervond met dat onderdeel, maar 100% van de proefpersonen. Ze hebben namelijk alle drie maar 50% van de maximale score hebben behaald. Om vergelijkingen met het artikel van Van Deursen & Van Dijk mogelijk te maken worden hier daarom geen scores genoemd, maar percentages van proefpersonen. Deze percentages kunnen enigszins afwijken van de scores die in de rest van dit hoofdstuk worden gebruikt. De resultaten in dit onderzoek wat betreft de communicatievaardigheden op het internet kunnen niet vergeleken worden met het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk, aangezien in dat onderzoek alleen de informatievaardigheden op het internet zijn onderzocht. Een vergelijking van resultaten is daardoor niet mogelijk, maar de resultaten zullen hier desondanks wel worden besproken.

4.4.1 Resultaten van de operationele internetvaardigheden

Zowel het openen van een browser als het openen van een website door het invoeren van een URL bleek voor geen van de proefpersonen een probleem te zijn. Bij het onderzoek Van Deursen & Van Dijk had 5% problemen met het openen van een website door het invullen van een URL, waarbij het ging om mensen van boven de veertig. Het vooruit en achteruit navigeren door middel van de browserknoppen om een pagina vooruit en terug te gaan werd gedaan door 92,7% van de proefpersonen tijdens de vijf opdrachten. Slechts 1,3% had bij het uitvoeren van de opdrachten moeite met het opslaan van bestanden op de harde schijf. De enige proefpersoon die dit niet heeft gedaan, heeft nooit een poging gedaan om het bestand op te slaan. Op dit onderdeel is het verschil

30

met het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk groot, aangezien daar maar liefst 49% moeite had met het opslaan van bestanden.

Het herkennen van zoekvakken waar zoektermen konden worden ingevuld was geen probleem, maar wel werden sommige zoekmachines op onjuiste wijze gebruikt. In totaal overkwam dit 35,8% van de proefpersonen. Een complicerende factor bij het invoeren van zoektermen in een zoekveld was in dit geval dat zoektermen voor informatievragen niet mogen worden ingevoerd in een zoekveld waarmee alleen naar producten kan worden gezocht. Het invoeren van een zoekterm in de adresbalk zoals dat in het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk gebeurde, is hier niet voorgekomen. In hun onderzoek had 33% van de proefpersonen problemen met het invoeren van zoektermen. Van de proefpersonen heeft 29,2% één of meerdere problemen ondervonden met het gebruik van formulieren op internet. Daarbij moet vermeld worden dat de proefpersonen per opdracht vijf minuten de tijd hadden. Daardoor heeft een deel van de proefpersonen niet de hele opdracht gemaakt en hebben zij daardoor geen of slechts enkele velden van het formulier ingevuld. In totaal hebben elf proefpersonen bij deze opdracht geen enkel veld ingevuld. Een oorzaak voor de vele problemen kan zijn dat er een telefoonnummer ingevoerd moest worden, waarbij het vaak voorkwam dat proefpersonen niet hun echte telefoonnummer intoetsten, maar een zelfbedacht nummer. Bij Van Deursen & Van Dijk had slechts 3,7% moeite met het invullen van een formulier, maar het is niet duidelijk of het daar alleen ging om proefpersonen die het formulier uiteindelijk niet hebben opgestuurd, of ook om andere fouten tijdens het invullen van het formulier. Het uitvoeren van een zoekactie en het openen van zoekresultaten in een zoekresultatenlijst tot slot, was geen probleem voor de proefpersonen.

4.4.2 Resultaten van de formele internetvaardigheden

Het herkennen en gebruiken van links in een menu en links als tekst bleek voor slechts 1,3% van de proefpersonen een probleem te zijn, terwijl bij Van Deursen & Van Dijk 40% van de proefpersonen moeite had met het herkennen van links in een menu.. Het herkennen van links als plaatje bleek een stuk lastiger doordat slechts 40,7% van de proefpersonen een dergelijke link hebben gebruikt, terwijl deze op verschillende plaatsen aanwezig was. Desoriëntatie binnen een website vond plaats bij 21,3% van de proefpersonen, doordat ze op het logo van de website klikten, op de home-knop klikten of de URL opnieuw invoerden om naar de homepage te gaan, zonder dat ze daar het antwoord op hun vraag hebben gevonden. Bij Van Deursen & Van Dijk gebeurde dit bij 28% van de proefpersonen. Desoriëntatie tussen websites komt bij 21,3% van de proefpersonen voor. Zij probeerden een eerder geopende pagina opnieuw te vinden door opnieuw de URL in te voeren of door deze pagina te zoeken met behulp van een zoekmachine. Dat is een lagere score dan bij het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk waarbij 29% dit probleem had. Desoriëntatie bij het bekijken en openen van zoekresultaten zorgde bij totaal 45,1% van de proefpersonen voor problemen. Bij Van Deursen & Van Dijk had 33,3% last van desoriëntatie bij het bekijken van zoekresultaten. Ook op het teruggaan naar de zoekresultaten werd in het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk beter gescoord. Slechts 9,2% ging niet terug naar de lijst met zoekresultaten, terwijl in dit onderzoek 34,1% niet terug ging naar de lijst met zoekresultaten. Teruggaan naar de zoekmachine en daar eerder gebruikte zoektermen invoeren werd eveneens door 9,2% gedaan. In dit onderzoek werd dat gedaan door 20% van de proefpersonen.

4.4.3 Resultaten van de informatiegebruikgerelateerde internetvaardigheden

De relevantie van zoektermen bij een zoekactie over meerdere websites was bij 46,8% van de proefpersonen onvoldoende. De relevantie van zoektermen bij een zoekactie binnen één website was bij 26,2% onvoldoende. Bij Van Deursen & Van Dijk was bij 56% van de proefpersonen de zoektermen onvoldoende. Het gebruik van geavanceerde zoekopties van een zoekmachine wordt door slechts een enkeling gedaan, namelijk 1,2%. Bij het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk kwam dit helemaal niet voor. Evaluatie van bronnen komt in dit onderzoek in 23,2% van de

31

gevallen, terwijl bij het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk de bronnen helemaal niet werden geëvalueerd. Daarnaast is in dit onderzoek ook gekeken naar de keuze voor goede links in zoekresultaten. Het niet opmerken van zoekresultaten waar het juiste antwoord gevonden kon worden, waarna een nieuwe zoekactie werd begonnen, kwam voor bij 44,9% van de proefpersonen. Tot slot is gekeken naar de selectie van informatie waarmee een antwoord op de opdracht is verkregen, waarbij ook rekening werd gehouden met de bron van de informatie. In totaal had 68,3% van de proefpersonen hier problemen mee.

4.4.4 Resultaten van de strategische internetvaardigheden

Wat betreft strategische internetvaardigheden is er gekeken naar of de proefpersonen de opdrachten volledig hebben uitgevoerd en daardoor een voordeel kunnen behalen met het gebruik van het internet. Gemiddeld heeft over alle vijf opdrachten 98,8% van de proefpersonen bij één of meerdere opdrachten problemen. Daarvan haalt uiteindelijk 41,5% een score wat betreft de strategische vaardigheden van 50 punten of lager. In het onderzoek van Van Deursen & Van Dijk had 46% moeite met dit onderdeel.

4.4.5 Resultaten van de gerichtheid op de ander

Spel- en of tikfouten in de teksten komen veelvuldig voor. In totaal komt dit in 51,9% van de teksten voor. Een mogelijke verklaring is dat proefpersonen vijf minuten de tijd hadden per opdracht en daardoor misschien door tijdgebrek niet de tekst op fouten konden controleren. In de formele teksten komen minder fouten voor dan in de informele teksten, het verschil in de score op dit onderdeel is daarbij 6,11 punten. Het stellen van gepaste interessevragen aan de ontvanger komt in slechts 21,5% van de teksten voor en alleen bij informele teksten. Ook wat betreft de empathie voor de situatie van de ontvanger wordt niet hoog gescoord door de proefpersonen. Slechts in 7,6% van de teksten kwam dit voor, waarbij het vaker voorkwam in formele dan in informele teksten. Het verschil in de score daarbij was 9,2 punten. In 67,1% van de teksten was er sprake van zowel een passende aanhef, als een passende afsluiting. In dit geval was het verschil tussen de formele en informele teksten redelijk groot. Op de informele teksten werd beter gescoord met een verschil ten opzichte van de formele teksten van 11,33 punten. Ook werd een goed resultaat behaald wat betreft de maxime van kwantiteit, die door 68,4% van de proefpersonen in acht werd gehouden. Bij de formele teksten was de score beter dan op de informele teksten, met een verschil van 6,57 punten. De maxime van kwaliteit werd door 65,8% van de proefpersonen gerespecteerd en ook hier werd beter gescoord op de formele teksten met een verschil van 6,89 punten. De maxime van stijl werd door 73,4% van de proefpersonen in acht gehouden. Op dit onderdeel was de score bij de informele teksten beter dan bij de formele teksten met een verschil van 4,25 punten.

4.4.6 Resultaten van de zelfverzekerdheid

Het duidelijk maken van de kernboodschap wordt in 82,3% van de teksten gedaan. Bij de formele teksten werden hogere scores gevonden dan bij de informele teksten. Het verschil was 12,42 punten. De boodschap wordt in 60,8% van de teksten kracht bijgezet met behulp van linguistic qualifiers. Bij de formele teksten wordt op dit onderdeel hoger gescoord dan op de informele teksten, met een verschil van 7,53 punten. Van passend woordgebruik met het oog op de relatie met de ontvanger, is in 84,8% van de gevallen sprake. Dit gebeurt vaker bij de informele teksten dan bij de formele teksten, met een verschil in score van 8,24 punten.

4.4.7 Resultaten van de coördinatie

Bij 88,6% van de teksten was zowel een aanhef als afsluiting aanwezig. Bij de formele teksten wordt op dit onderdeel een hogere score gehaald, met een verschil van 5,89 punten. De maxime van relevantie werd door 87,3% van de proefpersonen gerespecteerd, waarbij dit alleen in de formele teksten wordt overtreden. De gemiddelde score bij de formele teksten op dit onderdeel bedraagt

32

76,19 punten. Verder is 44,3% van de proefpersonen was duidelijk over het verdere communicatieverloop. Het verschil in score op de formele en informele teksten bedraagt 3,09 punten.

4.4.8 Resultaten van de expressie

In 60,8% van de teksten was er sprake van een passende expressieve handeling. De gemiddelde score bij de informele teksten lag op dit onderdeel veel hoger dan op de formele teksten, met een verschil van 24,32 punten. Slechts 10,1% van de proefpersonen maakte op passende wijze gebruik van emoticons en dit kwam alleen voor bij de informele teksten. Passende expressieve handelingen door middel van taalgebruik kwam voor in 55,7% van de teksten, waarbij dit vaker voorkwam bij de informele teksten dan bij de formele teksten met een verschil van 12,16 punten.

33

5. Conclusie

In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag zoals die in de inleiding is geïntroduceerd, aan de hand van de enquête die door de proefpersonen is ingevuld en de opdrachten die zijn uitgevoerd. De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Hoe is het gesteld met de digitale vaardigheden van leerlingen op het HAVO en VWO? Daarbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Hoe is het gesteld met de informatievaardigheden op het internet? 2. Hoe is het gesteld met de communicatievaardigheden op het internet?

3. Zijn er verschillen in vaardigheden gelet op sekse, opleidingsniveau/leerjaar en profiel?

In de onderstaande paragrafen worden de conclusies betreffende de diverse vaardigheden getrokken aan de hand van de analyse in hoofdstuk 4.