• No results found

Dan is er nog een andere impuls, die liefde die in onze jeugd zoo vaak voorkomt, die zich achter zooveel andere vormen verschuilt en die eigenlijk alleen is: begeerte

In document Ellen Forest, Aleid · dbnl (pagina 80-83)

Weet je precies hoe je van Rein houdt? De herinnering aan mijn eigen ervaring zegt

me, dat alleen het gevoel, waarbij de drie factoren in evenwicht zijn, de moeite waard

is op den duur. En als ze eenmaal in evenwicht zijn, moeten we zèlf uitvinden, van

welk van de drie de leidsels het

strakst gehouden moeten worden. Als we heel jong zijn doet de natuur dat, door ons

omtrent sommige dingen in onwetendheid te laten; als we heel jong zijn, gelden

alleen hart en intellect. Elke toespeling op het lichaam wondt dan nog. Daarom lijkt

me het moderne gedoe zoo gevaarlijk, dat de attentie der kinderen vestigt op deze

dingen vóór hun ondervinding eraan toe is. Ik lees tegenwoordig veel en volg al die

moderne theorieën - maar ik voor mij geloof in de ‘natuur’, die zelf haar

voorlichtingswerk doet en op een tijd dat 't haar schikt. Wij ouders mogen, geloof

ik, alleen raad geven als de strijd al begonnen is. Jij bent oud genoeg. Tegen jou durf

ik niet zeggen: Tracht voor jezelf uit te maken of wel alle drie deelen van jezelf Rein

nog noodig hebben. Zoo niet - tracht dan los te laten. Ja kind, ik begin oud te worden.

Eigenlijk heb ik van mijn dertigste jaar al vol nieuwsgierigheid de toekomst

ingekeken. Dat is een vreemd gevoel. Als ik een Godin was, kind, zou ik jou

-herdenkend al mijn uren van strijd met het onvermijdelijke - de eeuwige jeugd geven.

En terwijl ik dit schrijf, houd ik verschrikt op als had ik ècht de macht dit te doen

-door een wensch alléén al, en ik word bang van wat ik gedaan kon hebben! Zou het

geen kwaad zijn in plaats goed, die schoon luidende gift? Is jeugd niet begeerlijk,

grootendeels omdat ze maar zoo kort duurt? Toen ik daarnet over liefde schreef,

hield ik ook ineens op.... Waarom? Omdat ik, in zekeren zin, tegenover jou sta als

een vrouw van 25 tegenover een meisje van 12. Ik heb een mijlpaal bereikt en ben

tenslotte al een eindje op den weg des ouderdoms, waarvan niets werkelijks me meer

scheidt, al zie ik er nog jong uit. Ik wantrouw mijn gevoelens - wat weet ik nog van

liefde, behalve

in theorie en als herinnering? En toch, nu als vroeger, schijn ik nog omzichtig mijn

weg te moeten verkennen in alle gevoelens. Ik ben nooit heelemaal zeker welke

sensaties noodzakelijk en welke accidenteel zijn. Ik tracht, al zoekende, een waardig

leven te leven -, het leven van een vòl en bewust mensch in harmonie, met zijn

omgeving. Maar het is moeilijk.

Terwijl ik je schrijf, ben ik me ervan bewust dat we dit alles nooit samen besproken

zouden hebben als je hier gebleven was. Valsche schaamte? Misschien. Misschien

was het ook onnoodig geweest, omdat we het dan samen ‘geleefd’ hadden.

Bijna had ik nog een ander onderwerp aangeroerd, dat ik niet eens met je bespreken

mag, vóór jouw tijd dáár is - in ieder geval niet op papier. Misschien als we eens

door de duinen wandelen en ik al pratend inzicht krijg in den afstand die je denken

op dat gebied al afgelegd heeft - kom ik er toch eens toe. Ik zou niet graag willen,

dat jij alles moest doormaken, waarvan ik de herinnering zoo graag uit mijn gedachten

zou verbannen. Vage angsten, die uren duurden en gloeiende schrijning achterlieten,

angsten om ouderdom en dood. Alles onnoodig. Ik ben nu zóóver, dat ik kan zeggen:

het leven is heerlijk, verrukkelijk en dubbel en dwars de moeite waard zoolang je je

goed voelt. Zoodra je moe bent of in krachten te kort schiet, schijnt het in te

schrompelen tot niets. Ik geloof nu, dat alles zoo wat om gezondheid draait. Zorg

voor jezelf. Toen ik las, dat je toch werkelijk dat dolle plan wilt doorzetten en naar

China gaan, moest ik letterlijk mijn hart vasthouden. Hoe voel je je na zoo'n besluit?

Als iemand die op de wolken wandelt en voor wie de dagelijksche omgeving

alle realiteit verloren heeft? Ik heb een boek over China gekocht en ik ben al met je

in één van die groote, machtige tempels geweest. Ik heb ook vaak naar het Oosten

verlangd - maar mijn verlangen sloeg altijd om in de vrees dat dat verre Oosten mij

mijn eigen onwetendheid zou openbaren en me dan alleen wanhoop zou brengen,

omdat ik nu toch te oud en te vastgeroest ben om nieuwe dingen in me op te nemen.

Het duurt altijd een heelen tijd eer ik mijn indrukken verwerkt heb en zoolang ik

aan ‘'t opnemen’ ben, voel ik me gewoonweg onuitstaanbaar voor anderen. Ik kan

niet gelijk opnemen en geven. Als dàt van me verwacht wordt, overvalt me een

stupide gevoel (- dan zou ik liefst in den grond zinken). 't Is òf ik dan met stomheid

geslagen ben of ik vraag ‘domme dingen’ met een mondaine zekerheid, die maakt

dat géén der twee persoonlijkheden die in me leven, naar buiten uit schijnen wat ze

zijn. Ik maak wat men noemt: ‘een goeden indruk’. Vroeger was het nog erger. Toen

vroeg ik niet eens domme dingen - toen had ik alleen het verlangen, dat iemand

anders mijn vragen voor me zou inkleeden of raden.

Heb je wel eens opgelet, dat, àls je iets vraagt over dingen die je ziet, de vraag

In document Ellen Forest, Aleid · dbnl (pagina 80-83)