• No results found

De ST-IAT van het huidige experiment toetste de evaluatieve associaties met Koopmans als target item/attitude object. In elke fase zijn woorden en afbeeldingen geassocieerd met het target item/attitude object Koopmans en een evaluatieve dimensie, in een verschillende volgorde. De evaluatieve dimensie bestond uit de categorieën positief en negatief. De woorden aantrekkelijk, interessant plezierig, lekker en leuk zijn overeenkomstig met de categorie positief en de woorden onaantrekkelijk, oninteressant, onplezierig, vies en stom zijn overeenkomstig met de categorie negatief. Daarnaast zijn er vijf positieve en vijf negatieve afbeeldingen toegevoegd. Naast het attitude object Koopmans was er ook een filler aanwezig (Maggi). Een filler heeft als doel om te controleren of een waarschuwing bijvoorbeeld enkel een negatief effect heeft op de merkattitude van Koopmans, of een negatief effect op de merkattitude van zowel Koopmans en Maggi. Is dit laatste het geval, dan kan het gevonden effect op Koopmans niet verklaard worden door het zien van een waarschuwing, maar wellicht het gevolg zijn van een negatieve stemming.

In totaal bevatte de ST-IAT vijf rondes. Elke fase ging vooraf aan een instructie over de categorisatietaak en de toetsen die hierbij gebruikt moesten worden. Alle woorden en afbeeldingen werden in het midden van het scherm getoond en bovenin het scherm stonden de categorieën genoemd als herinnering. De eerste fase was een oefenfase om de participanten te laten wennen aan de taak. In de oefenfase werden er random tien negatieve woorden en afbeeldingen getoond die de participanten moeten categoriseren met de a-toets en tien positieve woorden en afbeeldingen die gecategoriseerd moesten worden met de l- toets (20 trainingen). Na deze oefenfase is de echte meting van start gegaan.

Tabel 1.

Weergave categorieën en stimulus proporties van ST-IAT rondes

Aantal stimuli

Ronde Beschrijving Linker toets Rechtertoets Positief Negatief Target

1 Oefening Negatief Positief 10 10 n.v.t.

2 Groep 1 Negatief Positief + Koopmans 10 20 10

3 Groep 1 Negatief + Koopmans Positief 20 10 10

4 Groep 1 Negatief Positief + Maggi 10 20 10

5 Groep 1 Negatief + Maggi Positief 20 10 10

1 Oefening Negatief Positief 10 10 n.v.t.

In de eerste ronde (Koopmans + positief) werden negatieve woorden en afbeeldingen gecategoriseerd op de a-toets en positieve woorden en afbeeldingen en het target Koopmans gecategoriseerd op de l-toets van het toetsenbord. In de tweede ronde (Koopmans + negatief) werden negatieve woorden en afbeeldingen en Koopmans gecategoriseerd op de a-toets en positieve woorden gecategoriseerd op de l-toets van het toetsenbord. In ronde 3 en 4 is Koopmans vervangen door Maggi. Maggi diende hier als filler om zo een vergelijking tussen de evaluatieve associaties mogelijk te maken. In de derde ronde (Maggi + positief) werden negatieve woorden en afbeeldingen gecategoriseerd op de a-toets en positieve woorden en afbeeldingen en Maggi gecategoriseerd op de l-toets van het toetsenbord. Tot slot werden in de vierde ronde (Maggi + negatief) negatieve woorden en afbeeldingen en Maggi gecategoriseerd op de a-toets en positieve woorden en afbeeldingen op de l-toets van het toetsenbord.

In elke ronde zijn de stimuli (woorden en afbeeldingen) twee keer getoond, behalve de positief/negatief bij de targethand (positief/negatief + target). Op deze wijze is het aantal goede antwoorden op de linker en rechtertoets in balans (Bluemke & Friese, 2008). Dit heeft geleid tot een totaal van veertig items per ronde. Daarnaast is er gecounterbalanced door de ene helft van de participanten te laten beginnen met het target Koopmans gerelateerd aan de positieve categorie en de andere helft te laten beginnen met het target Koopmans gerelateerd aan de negatieve categorie (zie Tabel 1). Hierbinnen is er gevarieerd in het koppelen van de respons toetsen en de evaluatieve dimensie (positief en negatief). Voor de ene helft van de participanten was de evaluatieve dimensie ‘positief’ gekoppeld aan de a- toets en voor de andere helft aan de l-toets. Ditzelfde geldt voor de evaluatieve dimensie ‘negatief’. In Bijlage III staat een overzicht van de positieve en negatieve woorden en afbeeldingen die de merkattitude hebben gemeten.

In een lexicale decisie taak wordt de participant blootgesteld aan bestaande en niet bestaande woorden (non-woorden), die de objecten overredingskennis en weerstand meten. De participant is geïnstrueerd om zo snel mogelijk aan te geven of het getoonde woord onbekend of bekend is door op de f-toets (onbekend) of j-toets (bekend) van het toetsenbord te drukken. Aan de hand van reactietijden op de woorden, wordt gemeten in hoeverre de woorden aanwezig zijn in het associatienetwerk van de participant. De woorden zijn in het midden van het computerscherm getoond voor een aantal seconden. Alvorens de

3 Groep 2 Negatief Positief + Koopmans 10 20 10

4 Groep 2 Negatief + Maggi Positief 20 10 10

participanten konden beginnen met de echte test, werden er eerst twaalf woorden getoond te wennen aan de taak. Vervolgens zijn er per categorie vier bestaande Nederlandse woorden geselecteerd die de categorie weerspiegelen, met een totaal van twaalf woorden. Tegenover alle bestaande woorden zijn niet bestaande woorden, oftewel non-woorden, geplaatst. Deze non-woorden bestaan uit evenveel letters, hebben geen Nederlandse betekenis maar zijn wel goed uit te spreken in het Nederlands. Een voorbeeld hiervan is larisopa. Daarnaast zijn er in de lexicale decisie taak twaalf controlewoorden meegenomen, welke dienen als baseline. Deze woorden zijn bestaande woorden, hebben evenveel letters, hebben ongeveer een gelijke frequentie in de Nederlandse taal, zijn even abstract en komen uit dezelfde woordcategorie (zelfstandig naamwoord tegenover zelfstandig naamwoord) als het koppelwoord. In Bijlage IV is een overzicht weergegeven van de woorden en non-woorden per categorie en subcategorie

GERELATEERDE DOCUMENTEN