• No results found

Impliciete boodschappen over lokaliteit en identiteit

Reis-boek door de Vereenigde Nederlandsche Provincien

4. Impliciete boodschappen over lokaliteit en identiteit

Nu we meer weten over de vorm, inhoud en productie-context van het corpus, is het tijd om dieper in te gaan op de thema's identiteit en lokaliteit. In dit hoofdstuk staan de structuren centraal, die in de romans en het Reisboek impliciete boodschappen over identiteit en lokaliteit geven. Wat betekent de geassembleerde samenstelling van het corpus voor identiteitsvorming? Welke invloed hebben de archaïsche tekstpassages in het Reisboek hierop? Welke rol spelen narratieve conventies, en het benadrukken van de fysieke infrastructuur van de Republiek? Welke locaties worden het meest genoemd, en welke minder? Hoe wordt de verhouding tussen stad en platteland gepresenteerd?

Impliciete boodschappen in het Reisboek

Zoals in het vorige hoofdstuk bleek, is het Reisboek van 1689 een amalgaam van authentieke en gekopieerde elementen, waardoor een inconsistente representatie van de Republiek ontstaat. Enerzijds ontstaat het beeld van de Republiek als eenheid - of op z'n minst Holland, Utrecht en Zeeland als eenheid. Anderzijds wordt in het Reisboek een beeld geconstrueerd van verscheidenheid tussen gebieden en steden: hun ontwikkeling wordt in individueel historisch perspectief geplaatst, los van de samenhang binnen de Republiek.

Er zijn ten minste drie elementen in het Reisboek die het beeld van eenheid van Republiek versterken. Ten eerste de nadruk op het infrastructureel netwerk van de Republiek als geheel, ten tweede inleidende beschrijvingen over de totstandkoming en het functioneren van de Republiek, en ten derde terugkerende verwijzingen naar een gemeenschappelijke geschiedenis. De indruk lijkt gerechtvaardigd dat de elementen die het gemeenschappelijke benadrukken vaak origineel zijn, dat wil zeggen: niet gekopieerd uit oudere werken.

Tegenover de aspecten van het Reisboek van 1689 die de Republiek als eenheid presenteren, staan elementen die de verscheidenheid benadrukken. Door de opbouw van het boek als geheel en de hoofdstukken afzonderlijk ontstaat het beeld van onafhankelijke gebieden en steden. Provincies worden niet in hun samenhang binnen de Republiek, maar eerder in hun historische eigenheid gekenschetst. De historische samenhang tussen de provincies wordt in essentie teruggevoerd op de gemeenschappelijke geschiedenis als zeventien Habsburgse provincies. Het feit dat in het Reisboek relatief veel aandacht wordt besteed aan de steden en gebieden in de Zuidelijke Nederlanden is hier de concrete uitwerking van.

De klassieke benadering van de stadsbeschrijvingen in het Reisboek resulteert in een archaïsch beeld van de Republiek. De steden worden per provincie, op volgorde van

anciënniteit behandeld, in plaats van op volgorde van grootte, actueel maatschappelijk belang, of logische volgorde van bezoek tijdens een reis.154 Bovendien ligt bij de beschrijving van de steden de nadruk op uitzonderlijkheid en uniciteit, conform traditionele chorografische

normen. Hierdoor worden de verschillen tussen steden benadrukt, in plaats van samenhang en overeenkomsten. Deze traditionele kenmerken van het Reisboek van 1689 zijn niet alleen gebaseerd op klassieke stadsbeschrijvingen, maar er vaak zelfs regelrecht uit overgenomen.

De passages die uit oudere publicaties zijn overgenomen, geven een representatie van steden en provincies uit een voorbije periode, toen de Republiek nog geen eenheid vormde.155 De soms archaïsche stijl van enkele van deze bronnen bevordert de indruk van uniciteit en authenticiteit van de afzonderlijke steden en provincies. Een vervreemdend effect ontstaat doordat verouderde informatieve teksten worden afgewisseld met actuele praktische reis- informatie. Het Reisboek van 1689 is kortom een aaneenschakeling van ongelijksoortige teksten van verschillende auteurs uit verschillende periodes. De stijlbreuken die hiervan het gevolg zijn, versterken het gefragmenteerde beeld dat dankzij verouderde teksten van de Republiek wordt gepresenteerd.

Nader onderzoek naar de evolutie van het Reisboek, de verschillen tussen de edities, kan uitwijzen of in latere drukken een meer samenhangend beeld van de Republiek wordt gecreëerd. In ieder geval geeft de voorrrede in de editie van 1723 hiervoor een indicatie:

'De vorige drukken verdienden beeter de naam van Beschryving der Steeden, dan die van Reisboek te voeren; om dat 'er meer toeleg gemaakt was, op de beschryving der Steden, als wel om den Reiziger van de eene plaats naar de andre te leiden.'156

Heterogeniteit in romans en reisboeken

Het Reisboek en de romans vertonen zowel abstracte als concrete overeenkomsten. Eén van de opvallende overenkomsten tussen beide genres is - oneerbiedig gezegd - het lapwerk. De

Leidsche Straat-schender en D'Openhertige Juffrouw bevatten net als het Reisboek

inconsistenties wat betreft vorm, inhoud, stijl en conventies. In haar editie van de Leidsche

154

Op volgorde van ancienniteit houdt in dat de steden worden genoemd op basis van hun ouderdom. Het moment waarop stadsrechten werden verleend is hierbij leidend. Dat betekent voor de provincie Holland dat Dordrecht het eerst wordt genoemd, vervolgens Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, etc

155

Tot de zestiende eeuw voerden deze steden onderling zelfs regelmatig oorlog; deze interstedelijke rivaliteit wordt in het Reisboek breed uitgemeten.

156

Straat-Schender beschrijft Van Vliet de assemblage van zulke romans als volgt: 'de schrijver hoefde literair niet echt begaafd te zijn om de vele anekdotes waaruit de romans toen

bestonden, aaneen te rijgen tot een verhaal van zeker omvang.'157 In de inleiding van de editie van D'Openhertige Juffrouw van Kloek e.a. wordt gesproken van 'aaneenrijgingen van

sappige anecdotes en spannende avonturen,'158 vaak vertalingen of regelrecht plagiaat. Het proza zoals dat bij 'marginale drukkers' als Jan en Timotheus ten Hoorn verschijnt is vaak zeer heterogeen: het bestaat niet zelden uit elementen die uit andere uitgaven zijn overgenomen. De rechtmatigheid van deze handelwijze kan vaak in twijfel worden getrokken, en soms is er regelrecht sprake van een roofdruk. Hoe dan ook kunnen opvolgende drukken van een werk levensgroot van elkaar verschillen. Dit is een complicerende factor bij de vergelijking tussen romans en chorografieën: als opeenvolgende edities van één stads- of landsbeschrijving al zo verschillen, welke versie moet dan als uitgangspunt genomen worden bij de vergelijking met een bepaalde romanpublicatie? Nog even los van de mogelijke

editieverschillen bij de roman in kwestie? Wellicht is het een geruststellend idee, om als uitgangspunt aan te nemen dat publicaties in de zeventiende eeuw heterogeen van aard waren, en dat dit voor de toenmalige lezer vanzelfsprekend was.

De inconsistenties - van zowel inhoud, stijl, vorm en oorsprong - lijken een wezenlijk kenmerk van publicaties van 'marginale uitgevers'. In ieder geval onderscheiden deze uitgaven zich op dit punt sterk van de teksten van grote literatoren. De edities die wij kennen van poëzie en drama van auteurs als Vondel of Hooft vertonen een veel grotere samenhang. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de reeds vroege canonisering van het werk van de grote schrijvers, waardoor hun teksten als het ware werden gefixeerd. De marginale teksten waren echter constant in beweging, wat een complicerende factor is bij het zoeken naar het antwoord op de vraag welke identiteit een auteur wil representeren. Wanneer een auteur een tekst van een andere schrijver klakkeloos overneemt, kunnen bijvoorbeeld uitspraken over de waarde van een landschap moeilijk op diens conto geschreven worden.

Het is wellicht een oplossing de identiteitsvormende potentie van de tekst louter vanuit het perspectief van de lezer te beschouwen, en niet zozeer vanuit het perspectief van een auteur die een bepaalde presentatie wil overbrengen. De tekst kan dan worden beschouwd als een collectie van representaties. Het is onjuist om op de productie van marginale drukkers de literatuuropvatting te projecteren dat teksten een coherente representatie van een consistent

157

Leidse Straat-Schender, p. 10. 158

stelsel van inzichten dienen te bieden. De meeste uitgaven van drukkers als Jan en Timotheus ten Hoorn zijn namelijk inconsistent en incoherent.

Afbeelding 21: De actieradius en plaatsen van handeling van Jodocus (blauwe cirkels) en Cornelia (rode cirkels) binnen de grenzen van de Republiek (situatie 1696). De grens van de Republiek loopt door Brabant (lichtgroen) met de zogenaamde Generaliteitslanden binnen de grens, en Spaans Brabant buiten de grens.

Fysieke infrastructuur en narratieve structuur

Een andere interessante parallel tussen romans en het Reisboek, is de overeenkomstige narratologische opzet en - hiermee samenhangend - het benadrukken van de overzichtelijke fysieke infrastructuur van de Republiek. In beide soorten teksten is de route door stad of land

een belangrijk structurerend element voor het verhaal. De romans in het corpus kenmerken zich door een ruimtelijke dynamiek: de personages zijn zeer mobiel en de lezer volgt hen op hun gedetailleerd beschreven route. De plaatsen van handeling (én de verhuizingen) hebben een nadrukkelijke functie in de plot. Dit vertoont sterke overeenkomsten met de opzet van de stads- of landsbeschrijvingen, die volgens de klassieke chorografische opvatting een opbouw hebben die is gebaseerd op een wandeling of reis door het beproken gebied. Evenals in de roman wordt de lezer in het Reisboek aan de hand genomen door het beschreven landschap.

Uit de presentatie van de infrastructuur in zowel romans als reisboek, rijst het beeld op van de Republiek als een ordelijke en overzichtelijke samenleving. In het reisboek wordt dit benadrukt door de gestructureerde weergave van de dienstregelingen van trekschuiten, postkoetsen en postboden, inclusief vermelding van de hoogte van boetes die schippers moeten betalen bij vertraging, of koetsiers als hun kar omvalt.159 De betrouwbaarheid van dit systeem contrasteert met de presentatie van vervoersverbindingen in de Zuidelijke

Nederlanden, waar bij postkoetsverbindingen het voorbehoud 'in tijden van Vreede' wordt geplaatst.160

Het beeld van ordelijkheid en overzichtelijkheid wordt in het Reisboek ook

bewerkstelligd door de uitgebreide beschrijvingen van bestuurlijke en juridische instituties per stad of regio. Dit gebeurt niet alleen in het Reisboek, maar ook in de romans. Jodocus en Cornelia krijgen regelmatig te maken met de schout of de baljuw, of andere representanten van orde en gezag. En net zoals ze dat doen met de materiële infrastructuur, weten de prostituee en de student ook de juridische infrastructuur strategisch in te zetten. Bij het beschrijven hiervan plaatsen zij ironische kanttekeningen bij het functioneren van de

Republiek als ordelijke maatschappij. Goed voorbeeld hiervan is Cornelia's uitspraak over de 'Welgestelde Republijk', die in de inleiding al werd genoemd. Maar ook Jodocus bedient zich van ironische opmerkingen over orde en gezag. Als hij in scherpe bewoordingen zijn vaders pretenties als stads-notaris bekritiseert ('hy [kon] niet meer dan een weinigje Keuken-Latyn'), projecteert hij diens schijnheiligheid op de status van Amsterdam en de Republiek als geheel, door semi-plechtstatig aan hem te refereren als 'voor de Hove van Holland geadmittert, residerende binnen de vermaarde stad Amsterdam &c.'161

159

Bij de dienstrgegeling van de postkoetsen van Rotterdam naar Dordrecht: 'Indien de Voerman zijn Wagen met Vracht omwerpt, verbeurt hij 25 guldens, en mag in 4 weeken niet rijden.' Reisboek, p. 143.

160

Voorbehoud bij de dienstregeling van de postkoetsen van Den Bosch naar Maastricht, een route die door 'buitenlands' gebied gaat. Reisboek, p. 284.

161

Afbeelding 22a en 22b: Het gebied net buiten de stadgrenzen wordt in de romans gepresenteerd als ambivalent. Dit terrein is gevaarlijk, maar biedt ook kansen. Cornelia (boven) is er als klein meisje getuige van de mishandeling van haar vader. Jodocus verkracht en mishandelt er dienstmeiden. Merk op dat de locatie net buiten Amsterdam zeer gedetailleerd wordt beschreven ('buiten de Stad, ter plaatse waar tegenwoordig de Muyder schuiten af vaaren,'), terwijl de exacte locatie buiten Rotterdam vaag wordt gehouden ('buiten de poort').

Contrast tussen stad en buitengebied

In zowel romans als reisgids is de scheiding tussen de stad en het buitengebied fundamenteel voor de mentale ordening van de omgeving. De stad is de oorsprong, de geboorteplaats. Cornelia en Jodocus beginnen er hun levensverhaal mee en in het Reisboek begint elke stadsbeschrijving met het ontstaan van de plek.

Het buitensteeds gebied heeft een dubieuze identiteit, wat afstraalt op mensen zonder vaste woonplaats. In de ruimte buiten de stad is er minder sociale controle. Dit biedt vrijheid, maar kan ook gevaarlijk zijn. De ruimte net buiten de stad gebruikt Cornelia om vijanden te ontlopen, en Jodocus houdt er duels én verkracht er dienstmeisjes. Cornelia wordt net buiten de stad ook meermaals slachtoffer van criminaliteit. Als klein meisje is zij er getuige van dat haar vader wordt mishandeld en beroofd. Zijn geschreeuw en haar gehuil worden door niemand gehoord - de verteller benadrukt dat zoiets in de stad nooit was gebeurd. Het feit dat deze crimineel een rondreizend artiest is, zonder vaste woonplaats, versterkt de tegenstelling tussen stad en buitensteeds gebied. Het geaard zijn in een woonplaats staat in schril contrast met de leefwijze en reputatie van kermisartiesten en landlopers. Ook in de Leidsche straat-

schender en in het Reisboek worden vagebonden in kwaad daglicht gesteld. Als Jodocus slachtoffer wordt van een wraakactie van een prostituee, en 's ochtends naakt wakker wordt op een stoep in de stad, omschrijft hij zijn conditie als 'in een zoo erbarmelyke staat, gelijk men de geenen langs 't land siet lopen, die sich bemoeijen met geluk of ongeluk te

voorseggen.'162 In het Reisboek wordt over het Rasphuis geschreven: 'Hier worden degenen ingebracht, welken men langs de straat vind bedelen, en die zich dikwils onder dien

dekmantel met steelen behelpen: ten welken einde de Regenten van het Aalmoesseniers-huis een byzonderen Schout hebben, die verscheidene Provoosten of Dienaars heeft, welke den geheelen dag langs de straat loopen om dit geboefte op te vangen, en in dit Huis te

brengen.'163 162 Idem, p. 116. 163 Reisboek (1689), p. 94-95.

Afbeelding 23: Met een pijl is op dit schilderij van Jacob van Ruisdael de exacte plek aangegeven, waar de herberg van Cornelia's vader was ('buiten de Stad, ter plaatse waar tegenwoordig de Muyder schuiten af vaaren'). We zien Amsterdam vanuit het zuiden, met links de Utrechtse poort en rechts (net achter de pijl) de Muider poort. (Schilderij: Gezicht op Amsterdam vanaf de Amsteldijk (1681-1682), collectie Amsterdam Museum.)

De gehechtheid aan de geboortestad, en de trots hierop (al dan niet met ironische ondertoon) wordt in de romans gepresenteerd als essentieel voor iemands identiteit. In het geval van Jodocus en Cornelia is hun geboortestad Amsterdam het onmiskenbare centrum van hun mentale én materiële infrastructuur. Ook in het Reisboek wordt de informatie

voornamelijk representeerd vanuit het perspectief van de steden. De Republiek wordt voorgesteld als een verzameling steden, waarbij de authenticiteit van elke stad wordt

benadrukt en er voor het tussenliggende platteland weinig aandacht is. De wijze waarop elke stad wordt gerepresenteerd, namelijk met als uitgangspunt haar individuele oorsprong, vertoont overeenkomsten met de wijze waarop de afkomst van de romanpersonages wordt weergegeven.

De zeventiende-eeuwse 'Randstad'

In het Reisboek en de romans staat het westen van de Republiek centraal, met daarbinnen een hoofdrol voor Amsterdam. Uit afbeeldingen 1, 2 en 3 bleek al dat de actieradius van Jodocus en Cornelia zich bijna geheel beperkt tot de grote steden van Holland en Utrecht - in feite wat we heden ten dage de Randstad noemen. Het grootste deel van de handelingen in de romans speelt zich af binnen de steden, waarbij voor Amsterdam een hoofdrol is weggelegd. Ook hier zijn de personages uitermate mobiel, wat bijvoorbeeld blijkt uit de vele verhuizingen van Cornelia binnen Amsterdam. Bij de Leidsche straat-schender is opvallend, dat ook in deze roman Amsterdam als centrum wordt gepresenteerd - ondanks het feit dat het grootste deel van deze roman zich in Leiden afspeelt. Zowel Jodocus als Cornelia maken een eenmalig uitje naar Rotterdam, en reizen een keer naar Spaans Brabant, dus buiten de Republiek in de

Zuidelijke Nederlanden.

In het Reisboek gaat verhoudingsgewijs ook de meeste aandacht uit naar het Westen van de Republiek. In het Reisboek is 65,5% van de kerntekst besteed aan de Republiek. De andere 34,5% zijn verdeeld in Spaanse Nederlanden 14,5%, Frankrijk 9%, England 2%, 'Duitse landen' (inclusief o.a. Wenen en Kopenhagen) 6,75%, Italië 2% en Spanje 0,25%. Evenals in de romans is in het Reisboek Holland extreem dominant: 60% van het deel over de Republiek is gewijd aan Holland. Binnen Holland is weer de meeste aandacht voor

Amsterdam, namelijk 37%.

Geografische referenties: casus Openhertige Juffrouw

De inhoud van romans én het Reisboek wordt gestructureerd door geografische referenties. Hierdoor wordt de Republiek impliciet gepresenteerd als een netwerk. Dit is een interessante waarneming in het kader van Andersons theorie over de imagined community. Door via

Reisboek en romans kennis te nemen van het gestructureerde netwerk van trekschuiten, marktschepen en postkoetsen in de Republiek, creëert de lezer een beeld van de omvang en vorm van de imagined community. Het gestructureerde netwerk zegt niet alleen iets over de overzichtelijke maatschappij van de Republiek, maar ook over de reikwijdte van de

collectieve identiteit die erbij hoort: het centrum, periferie en grenzen van de Republiek.

In deze paragraaf bekijken we hoe in D'Openhertige Juffrouw het netwerk wordt gepresenteerd, dat hoort bij de collectieve identiteit in de Republiek.

Waarschijnlijk waren de meeste lezers onbekend met de - moreel afkeurenswaardige - handelingen van Cornelia, maar daar tegenover staat een positieve vertrouwdheid met al het andere dat in deze roman wordt gerepresenteerd. Het decor van D'Openhertige Juffrouw ademt in alles de verstedelijkte samenleving van de Republiek: Grachten, kerken, stadhuizen, drukke markten en kooplieden van alle nationaliteiten vormen de stedelijke leefwereld van de prostituee. Het typische Hollandse grachtenpand is de plek waar zij haar diensten aanbiedt, waarbij ze de kenmerkende indeling in voor-, achter-, en zijkamers strategisch inzet om meerdere klanten tegelijk te bedienen. Vlak buiten de stad bevindt zich een ordelijke wereld met kleinere dorpen met herbergen, en trekvaarten waarover naburige steden binnen enkele uren bereikbaar zijn. Het belang van de koophandel voor de Republiek blijkt uit het

voortdurend noemen van handelswaar uit alle windstreken, dichtbij en ver weg, aangevoerd via de havens van de Hollandse steden. De wereld ligt aan de voeten van de Republiek en de niet aflatende stroom kooplieden164 vormt voor de hoofdpersoon een dankbare bron van inkomsten.

De plaats waar D'Openhertige Juffrouw zich voor het leeuwendeel afspeelt is niet zomaar een stad; het is Amsterdam. Voor Cornelia is het burgerschap van deze koopmansstad zo essentieel dat zij haar levensverhaal ermee begint: 'Myn geboorte-plaats is de Stad

Amsterdam, daar myn Vader, of ten minste de geen, die 't myn Moeder beliefde met die naam te vereeren, tot sijn twee en dartig jaaren toe een Koopman geweest was'.165 Amsterdam is als stedelijk decor prominent aanwezig in D'Openhertige Juffrouw, met vele tientallen

164

Zoals 'Mijn hubschen Haarlemmer', D'Openhertige Juffrouw, Kloek e.a. (ed.), p. 57. 165

verwijzingen naar bestaande straten (zoals Slijkstraat166, Hoogstraat167, Bloemstraat168), pleinen (bijvoorbeeld Nieuwmarkt169), grachten (zoals Prinsengracht170, Singel171), en bouwwerken (onder andere Muiderpoort172, Amstelsluizen173). Plaatsen van handeling worden zeer specifiek weergegeven, vooral bij één van de vele verhuizingen van de Juffrouw: 'Ten deesen einde huurde sy [Cornelia's moeder] een Huys dicht by de plaats, daar

tegenwoordig de Boter-markt staat, en daar toenmaals de Osse-markt gelegen was.'174 Ook worden typisch Amsterdamse personages opgevoerd, vaak in hun kenmerkende entourage, zoals de marktvrouwen in de Nes bij de vleeshal (tijdens een straatgevecht tussen Cornelia en haar voormalige dienstmeid Zara):

Zekere Zaterdag, dat ik met het vallen van den avond met mijn Moeder naar de Hal ging, quam Zara, myn gewezen dienstmaagd, ons in de Nes tegemoet, en begon my terstond met een lengte van Hoeren na 't hoofd te gooyen [...] en buiten alle twyfel sou ik haar door 't hameren van myn vuistten voor haar eigene Vrienden t'enemaal onherkenbaar gemaakt hebben, indien niet eenige Appel- teven, en diergelijk slag van volk, welke men gemeenlijk omtrent dusdanige dagen by de Hal vind, haar tidelik uit myn handen verlost hadden.175