• No results found

Expliciete uitspraken over identiteit en gedetailleerdheid van beschrijvingen

Reis-boek door de Vereenigde Nederlandsche Provincien

5. Expliciete uitspraken over identiteit en gedetailleerdheid van beschrijvingen

Het vorige hoofdstuk stond in het teken van impliciete boodschappen over identiteit en lokaliteit, maar we maakten ook al kennis met enkele expliciete uitspraken. Uit de casus van

D'Openhertige Juffrouw bleek dat Cornelia op een geraffineerde wijze de identiteit van Amsterdam en de Republiek presenteert, namelijk met ironie, het verdisconteren van klassenverschillen en onderscheid tussen stad en platteland.

In dit laatste hoofdstuk zal blijken, dat zo'n genuanceerde presentatie typisch is voor de weergave van de 'nabijgelegen' identiteit. Hoe dichter bij huis, hoe subtieler de weergave van identiteit. Hoe verderweg de locatie, hoe stereotyper de bijbehorende identiteit wordt weergegeven. Gaandeweg de analyse, zullen we zien welke inzichten ontstaan, als we een 'inversie' toepassen op deze negatief-stereotype 'andere' identiteiten: ontstaat dan de ideale identiteit van de imagined community?

In het navolgende zal ik de expliciete uitspraken over locatie-gebonden identiteit inventariseren 'van ver weg tot dichtbij': te beginnen met de uitspraken over de identiteiten die horen bij ver weg gelegen locaties, en eindigend met de uitspraken over 'nabije identiteiten'. Uit de analyse zal blijken dat Spaans Brabant een bijzondere positie inneemt bij

identiteitsvorming.

Expliciete uitspraken over buitenlandse identiteit: de periferie

De meest 'perifere' identiteit waar in de romans expliciet aan gerefereerd wordt, is die van de Turkse en van de Oost-Indische cultuur. Daarna volgen verwijzingen naar de Franse identiteit en de Duitse identiteit. Er zijn in de romans opvallend weinig verwijzingen naar de Spaanse of Engelse cultuur. Vergelijkingen met Brabant, ofwel de Spaanse Nederlanden, zijn

daarentegen zeer dominant.

Hoe verder weg de locatie, hoe stereotyper de identiteit die aan deze locatie is verbonden. De cultuur van Turkije en Oost-indië is in de romans synoniem met

onrechtvaardigheid en onvrijheid, door de slavernij in deze culturen te projecteren op sociale misstanden in de Republiek of dissonante driften. Zo omschrijft De openhertige juffrouw de uitbuiting van prostituees door waardinnen als 'gelijk men met de slaaven in Turkyen doet.'184

184

Als een Oost-Indisch koopman met wie zij een relatie heeft, haar vrijheid wil inbinden noemt Cornelia hem 'Javaansche Luizenbol' en zegt zij hem 'gy beelt u mogelyk in, dat gy noch in Indien sijt, en dat gy een van u Slavinnen voor hebt. Sedert wat tijd, voegde ik daar by, hebt gy my gekogt, om so veel gebieds over me te voeren?'185 Als Jodocus bezittersneigingen krijgt over een 'mooy Meisje', spreekt hij van een 'ongemeene aanvechting van den grooten Turk'.186 Wat betreft de 'reikwijdte' van de imagined community, is het in dit verband interessant om op te merken dat Oost-Indië wordt gepresenteerd als de meest perifere bestemming binnen het bereik van de personages in de romans.187

In het Reisboek komen geen expliciete verwijzingen naar de identiteit van Indië of Turkije voor, maar zijn het de Fransen die zonder uitzondering als kwaadaardig worden afgeschilderd. Dit hangt samen met de inval van het Franse leger in 1672, dat wordt gepresenteerd als meest traumatische gebeurtenis in het recente verleden. Op elke in het Reisboek beschreven locatie waar enigszins een relatie met de Franse inval te maken valt, wordt hiervan gewag gemaakt. Het Reisboek creëert zodoende lieux de mémoire, waarbij identiteit, herinnering en locatie worden verbonden.188 Soms gebeurt dat kort, als bijzin in een route-aanwijzing: 'Slot, dat 1674 door de Fransen is verdestrueert'189, 'Seyst, waer de Koning van Vrankrijk 1672 in de Schout sijn huys en tuyn logeerden'190. Soms worden de Franse oorlogsdaden uitgebreid beschreven, zoals in het geval van Naarden, waarbij in één moeite door ook lof wordt gesproken van Stadhouder Willem III en de actuele inspanningen van 'de heeren Staaten':

'...toen de Fransche Wapenen als een Zundvloed ons Land, om zo te zeggen, overstroomden, geraakte deze Stad op den 20 van de maand Juny in de macht des Konings van Vrankrijk, doch wierd in het volgende jaar 1673 den 13. September, na een belegering van maar vijf of zes dagen, door Zijn Hoogheid den Prins van Oranje glorieuzelijk weder veroverd.

Eenige jaaren daar na hebben de heeren Staaten, om de provincie Holland te dekken, de Stad Naarden met een zeer grooten omvang van

185 Openhertige Juffrouw, p. 175. 186 Leidsche Straat-schender, p. 74. 187

Behalve de Oost-Indisch koopman met wie Cornelia een relatie heeft, wordt ook in de Leidsche Straatschender verwezen naar Oost-Indië, bijvoorbeeld in de hilarische 'Copye van een zekere Brief, geschreeven van een Vrouw uit Holland aan haar man in Oost-Indiën.' Leidsche Straat-schender, pp. 57-59. 188

Andere lieux de mémoire die het Reisboek beschrijft, zijn bijvoorbeeld de grafmonumenten van Maarten Harpertsz Tromp, Piet Hein en prins Frederik Hendrik in Delft en het grafmonument van Michiel de Ruijter in Amsterdam.

189

Reisboek, p. 529. 190

Vestingwerken tegens alle vyandlijke aanvallen doen verzorgen; zulks dat ze tegenwoordig voor een der sterkste Plaatsen van Nederland gerekend mag worden.'191

De Fransen worden in dit soort gevallen vaak met krachtige termen omschreven, zoals 'wreede bloedzuigers'192 of 'geldzuchtige en bloeddorstige Dwingelanden'193. Duinkerken is een 'roofnest'194 ten dienste van de Franse koning.

Hoewel ook troepen uit Münster en Keulen de Republiek in 1672 binnenvielen, wordt dit 'de Duitsers' niet als groep aangerekend. Wel spreekt Jodocus van een 'onverzoenlijken haat'195 tussen Hollandse en Duitse studenten - net zoals er in Leiden voortdurend strijd is tussen Hollandse en Waalse studenten196. In de romans worden Duitsers geportretteerd als zware drinkers (net als Zwitsers), en een beetje dom, maar zeer beleefd naar vrouwen. De

Openhertige juffrouw schrijft: 'men moet den Duitschers, hoewelze doorgaans in hun dicke Koppen 't meest verstant niet besluiten, deese lof na geeven; datze veel beleefder omtrent het Vrou volk vallen, als de Hollanders.'197 Opvallend is, dat zowel in de Straat-schender als in de Juffrouw de pronkzucht van de Duitsers wordt benoemd: Jodocus heeft het over 'den aard van den Hoogduitschers (...) die door hun spoorelooze tochten, en blinde liefde, die zy tot de prachtigheid der kleederen hebben, genoegsaam doen blijken, dat sy het meer op het gewaat gemunt hebben, dan op de geenen die daar insteeken'.198 Cornelia schrijft dat een 'kostelijk gewaat' altijd veel klandizie trekt, 'insonderheid zoose een weinig van den Duitschen aard hebben, die liever een lebbige lelijke Teef met een tabbaard, als een mooy Meisje met een jak, sullen gebruiken.'199

Expliciete uitspraken over buitenlandse identiteit: Spaans Brabant

Een speciale positie heeft Spaans Brabant, zowel in Reisboek als in de romans. De zuidelijke Nederlanden worden gepresenteerd als stereotype gebied, een soort parallel Nederland, gelijkend op de Republiek maar in alles haar mindere: arm, katholiek, traditioneel en met een minderwaardige economie. Het Reisboek bespreekt de bezienswaardigheden van het

koninklijk hof en het katholicisme als curiositeiten, en benadrukt de vergane glorie van de 191 Reisboek, p. 174-175. 192 Reisboek, p. 215. 193 Reisboek, pp. 220-221. 194 Reisboek, p. 325. 195 Leidsche Straat-schender, p. 45. 196 Leidsche Straat-schender, pp. 46-47. 197 Openhertige Juffrouw, p. 179. 198 Leidsche Straat-schender, p. 75. 199 Openhertige Juffrouw, p. 132.

zuidelijke steden. In het deel over Antwerpen bijvoorbeeld, wordt in superlatieven de

vroegere rijkdom van de stad beschreven, waarna nuchter wordt afgesloten met de woorden: 'Doch deze Stad is sedert zodanig van haar bloejenden staat vervallen, voor een groot gedeelte door den aanwas van het machtig Amsterdam, dat de Beurs by na ledig gelaaten, en de

Koophandel naauwelyks meer gekend word.'200 Ook in de romans tekent zich de vervallen positie van Brabant af. Cornelia stelt in Brussel vast dat haar 'vleesch' wel begeerd wordt, maar zij gaat niet over tot 'handel' omdat zij vermoedt dat 'de kaale Spaansche Hovelingen my niet volgens myn staat betaalt soude hebben'201. De relatief slechte economische positie van de Zuidelijke Nederlanden blijkt wellicht ook uit een opmerkelijke vorm van arbeidsmigratie waarvan in de Leidsche straat-schender sprake is: na afloop van een bezoek aan Antwerpen nemen Jodocus en zijn kornuiten een aantal lokale prostituees ('Brabantse hartekens') mee terug naar Leiden.202 Jodocus stelt in een geheel andere context ook de militaire aftakeling van de Spaanse Nederlanden aan de orde, als hij over een huichelachtige 'maagd' schrijft: 'hoewel ik vry wat op haar verslingerd was, deed haar loosheid my echter wel gelooven, dat 'er meer broeken voor haar gestreeken waren, als ooit zeilen voor den Ouden Amiraal van Antwerpen, die zoo gedevalizeerd op de Schelde legt.'203

Het meest voor de hand liggende cultuurverschil tussen Noord- en Zuid-Nederland, namelijk religie, wordt eigenlijk alleen in de Leidsche straat-schender uitgewerkt als fundamenteel onderscheid. Jodocus ridiculiseert het katholicisme, maar is er tegelijkertijd door gefascineerd. Sterker nog: het bezichtigen van een jaarlijkse processie is de concrete reden om met medestudenten naar Antwerpen af te reizen204: 'Want, hoewel ik wel wist, dat het een hoop gekke Paapsche grollen waren, was ik even wel zeer nieusgierig om dit narren- werck te zien'.205 Bij het aanschouwen van de processie ('een hoop zotte Paapen') wordt de oneigenlijke aanwezigheid van de Hollandse studenten verraden door hun gebrek aan eerbied voor 'het H. Sacrament'.206 Onder de uitroep 'Slaat dood die Ketters!' worden zij door de

200 Reisboek, p. 307. 201 Openhertige Juffrouw, p. 184. 202 Leidsche Straat-schender, pp. 98-101. 203

Leidsche Straat-schender, p. 105. Door de afsluiting van de Schelde konden Amsterdam en andere

havensteden in de Republiek floreren ten koste van Antwerpen. Met 'den Ouden Amiraal van Antwerpen' wordt vermoedelijk verwezen naar een vijandelijk marineschip dat door de afsluiting van de Schelde de stad

Antwerpen niet kan verlaten. Welk schip dit precies is, zou nader onderzocht moeten worden. 204

Dit beeld past in de studies van Gerrit Verhoeven over dit onderwerp, zoals zijn in hoofdstuk 3 dissertatie Anders reizen? Verhoeven schreef ook een artikel specifiek over de exotische aantrekkingskracht van de Spaanse Nederlanden: 'Koekeloeren op de “paepse” religie. Gereformeerde reizigers en hun visie op de katholieke cultuur in de Zuidelijke Nederlanden (1675-1750).' In: Trajecta 18 (2009), pp. 81-103. 205

Leidsche Straat-schender, p. 78. 206

Afbeelding 26: Jaerelycksen Ommeganck van Antwerpen, nieuwsprent door Gaspar Bouttats (Antwerpen: Hieronymus Verdussen de Jonge, 1685) (collectie Museum Plantin-Moretus).

'raazende Papisten' belaagd. Jodocus trekt in een beschrijving van het gevecht dat volgt een vergelijking met religieuze vervolgingen in het antieke Rome: 'In deeze uiterste nood beslooten wy veel liever gewapender hand te sterven, dan ons gelijk Martelaaren van den Ouden tijd te laaten dood slaan'. Daarna geeft hij de strijd een uitgesproken nationalistisch karakter: 'in een oogenblik kreegen wy zoo veel Brabantsche pooten op onze Hollandsche tronijen, dat wy niet wisten waar wy ons zouden bergen'.207 Afgezet tegen de scherpe aftekening van religieuze en nationale identiteit in de Leidsche straat-schender, is het opmerkelijk dat in De openhertige juffrouw religie géén thema is, ook niet tijdens Cornelia's bezoek aan de zuidelijke Nederlanden.

Tegenover Jodocus' uitgesproken mening over katholieken, staat een genuanceerde behandeling van religieuze diversiteit in de reisgids. Het Reisboek beschrijft uitgebreid alle katholieke instituties in de Brabantse steden, maar doet dat zonder enig normatief oordeel. Culturele en religieuze diversiteit wordt in het Reisboek doorgaans als positieve eigenschap van met name de Hollandse steden gepresenteerd. Wellicht versterkt dit benadrukken van verscheidenheid het beeld van een welvarende kosmopolitische handelsnatie. Dit blijkt vooral uit de beschrijving van Amsterdam, waar aan (de kerkgebouwen van) alle verschillende religies veel aandacht wordt besteed. Dit gebeurt in neutrale, soms zelfs vriendelijke woorden, zoals in de beschrijving van de katholieke gebruiken in het Amsterdamse Bagijnhof: 'Deze Dochters behouden hier hun Geestelijke Kleeding en Roomschen Godsdienst, tot welkers oeffening die van deze gezindheid een schoone Kerk hebben doen stichten, hoewel ze van buiten de gedaante van een Huis heeft, ter oorzaak dat de Roomsgezinden geen openbare kerken mogen hebben.'208 De synagogen en joodse gebruiken worden zelfs zeer lovend beschreven. Het Reisboek is alleen negatief over een aantal protestantse 'secten', 'als

naamentlijk de Sociniaanen, Quaakers, en andere misgeboorten'.209 Deze omschrijving, waar ook ook nog het predikaat 'wanschepselen' aan toegevoegd wordt, contrasteert met de

tolerante beschrijving van andere groepen - een voorbeeld van het heterogene karakter van inhoud en stijl van het Reisboek.

Inversie van negatief-stereotype identiteit

Samenvattend kunnen we de expliciete uitspraken over buitenlandse identiteit opsommen als negatieve kenmerken verbonden aan een bepaalde afkomst. De Turkse en Indische cultuur

207 Leidsche Straat-schender, pp. 97-98. 208 Reisboek, p. 78. 209 Reisboek, p. 82.

impliceert slavernij, dus onvrijheid en onrechtvaardigheid. De Fransen zijn wreed. Duitsers richten zich op de buitenkant en niet op de kern. Brabant is arm, zwak, monocultureel en intolerant.

Als we een inversie van deze negatieve waarden toepassen, onstaat er een

'reconstructie' van de 'Nederlandse' identiteit ('de imagined community'). We projecteren het tegenovergestelde van de negatieve waarden op de identiteit van de Republiek, waarmee een rijtje hypothetische positieve 'binnenlandse' kenmerken verschijnt.

'Nederlandse identiteit' kenmerkt zich door: - vrijheid (versus slavernij in Indië of Turkije)

- rechtvaardigheid (versus willekeur in Indië of Turkije) - mededogen (tegenover de Franse wreedheid)

- nuchterheid en gerichtheid op essentie (versus Duitse pronkzucht) - rijkdom (versus armoede Brabant)

- macht (versus zwakte Brabant)

- diversiteit (versus katholieke monocultuur Brabant) - tolerantie (versus intolerantie Brabant)

Bovengenoemde 'Nederlandse' eigenschappen komen dus tot stand door een inversie van de expliciet geuite negatief-stereotypes 'buitenlandse' identiteit. Er tekent zich zo een heel scherp beeld af wat de ideale identiteit van de imagined community zou kunnen zijn. In feite zijn deze eigenschappen voor de collectieve identiteit veel essentiëler dan in het rijtje kenmerken dat in het vorige hoofdstuk naar voren kwam. Die opsomming was gebaseerd op impliciete 'boodschappen' over de Nederlandse identiteit, voornamelijk afgaande op de factor 'lokaliteit': - economisch en culturele dominantie van Holland, met name Amsterdam

- uitstekende logistieke voorzieningen en grote mobiliteit van inwoners - hoge mate van verstedelijking; dominantie van stad over platteland - authenticiteit en gehechtheid aan oorsprong

- fysieke en juridische orde

Behalve impliciet, werden bovenstaande elementen, zoals behandeld in hoofdstuk 4, ook genuanceerd gepresenteerd, met (ironische) kanttekeningen, of bijvoorbeeld gedifferentieerd naar gender of sociale afkomst. Bij de stereotype weergave van expliciete 'buitenlandse' identiteiten is geen sprake van nuance. De vraag is nu, of expliciete uitspraken over

Aan de hand van voorbeelden zal ik demonstreren, dat uitspraken over identiteit specifieker en genuanceerder worden, naarmate ze betrekking hebben op personen die zich dichter bij de Dam in Amsterdam bevinden. In die zin loopt de presentatie van identiteit parallel aan de presentatie van lokaliteit: Zowel in de romans als in het Reisboek geldt namelijk, dat de wijze waarop locaties worden gerepresenteerd, afhankelijk is van de afstand van die locaties tot het centrum van Amsterdam. Hoe dichterbij de Dam in Amsterdam, hoe specifieker, vollediger, en gedifferentieerder een locatie wordt beschreven. Hoe verder weg een locatie van dit 'centrum' is verwijderd, hoe algemener, onvollediger en eenvormiger de beschrijving wordt. Ik zal eerst de mate van gedetailleerdheid van de weergave van lokaliteit behandelen, omdat dit - met behulp van visualisaties in de afbeeldingen - het punt dat ik wil maken het snelst inzichtelijk maakt. Hierbij zal ik me toespitsen op de romans.

Afbeelding 27: De Amsterdamse Beurs vanaf het Rokin. Achter het huizenblok rechts is de Nes, waar Timotheus ten Hoorn gevestigd was.

Gedetailleerdheid van beschrijving van lokaliteit

De wijze waarop de auteur van de romans de locaties in Amsterdam beschrijft, verraadt een grote bekendheid met deze omgeving: vele concrete straatnamen en precieze omschrijvingen

van buurten komen aan de orde, zoals Prinsengracht, Rozengracht, Bloemstraat, Nieuwendijk, soms zo nauwkeurig als: 'de kleine steegjes tusschen de Kalver-straat en de Beurs'210, 'dicht by de plaats, daar tegenwoordig de Boter-markt staat, en daar toenmaals de Osse-Markt gelegen was'211. Daarnaast worden veel bekende publieke locaties en typische stadsbewoners

gepresenteerd als decor, zoals herberg 'De Brakke Grond', de Muiderpoort, de sluizen in de Amstel, de marktvrouwen bij de Nes en de kooplieden van de Beurs.

De weergave van Amsterdamse couleur locale bereikt in de Leidsche straat-schender een hoogtepunt als een afstand wordt weergegeven als 'twee maal de lengte van de Dam'212 en een hoogte als 'zoo hoogh als de Beurs'213. De Openhertige juffrouw zegt over het door de pokken vermikte gezicht van haar moeder: 'haar hoofd geleek seer wel na een van die groote wafel-potten, diese tegenwoordig in de Slijk-straat gebruiken'.214

De Slijkstraat, de Beurs, de Kalverstraat en de Brakke Grond: al deze straten liggen midden in het centrum van Amsterdam. Wanneer we de specifieke Amsterdamse locaties die in de Leidsche straat-schender en De openhertige juffrouw aan bod komen op een kaart van Amsterdam uit 1688 weergeven, dan is er een significante concentratie zichtbaar aan de zuid- oostzijde van de Dam (zie Afbeelding 28).

Alle cirkels op afbeelding 28 zijn plaatsen van handeling, zoals de Rozengracht en de Botermarkt (dat is nu het Rembrandtplein). De praatwolkjes zijn locaties waarover figuurlijk gesproken wordt, zoals de reeds genoemde Slijkstraat (van de wafels), de Beurs en de Dam. De sterren zijn overige genoemde locaties, zoals vermeldingen van bestemmingen en van afkomst van goederen en personen. Rood zijn de locaties uit de Openhertige juffrouw, blauw de locaties uit de Leidsche straat-schender. Voegen we nu de locaties toe van de boekwinkels van Jan ten Hoorn en van Timotheus ten Hoorn, dan zien we dat deze zich precies in het centrum bevinden van de Amsterdamse locaties uit de romans (Afbeelding 29). Wellicht dat de auteur, die zich hier omgetwijfeld vaak begaf, de directe omgeving van deze boekwinkels als inspiratiebron gebruikte.

Vergelijken we de Amsterdamse locaties met de presentatie van de locaties in andere steden, dan valt op dat deze veel algemener zijn. In Leiden, waar zich toch de helft van de

Leidsche straat-schender afspeelt, wordt slechts één bekende locatie specifiek omschreven, namelijk de Pieterskerk. Verder worden er geen straten of locaties specifiek benoemd.

210 Leidsche Straat-schender, p. 41. 211 Openhertige Juffrouw, p. 53. 212 Leidsche Straat-schender, p.39. 213 Leidsche Straat-schender, p. 42. 214 Openhertige Juffrouw, p. 55.

Afbeelding 28: De Amsterdamse plaatsen van handeling in D'Openhertige juffrouw (rood) en De Leidsche Straat- schender (blauw). Er is een duidelijke concentratie aan de zuid-oostelijke zijde van de Dam te zien. (NB: de zuid- oostzijde van de Dam is op deze afbeelding links-boven de Dam, aangezien op deze kaart het Noorden onder ligt) (Kaart: Exactissima Amstelodami Veteris Et Novissima Delinatio, Amsterdam: Frederik de Wit, 1688)

Het zelfde geldt voor Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Antwerpen, waar per stad slechts één specifieke locatie wordt genoemd: respectievelijk Hoogstraat, Neude, Spui en Meir. Verder worden locaties omschreven als 'een herberg', 'de stadspoort', 'een steeg', of 'waar de schuiten vertrekken'.

Afbeelding 29: De visualisatie van afbeelding 28, met daarbij de vestigingsplaatsen van Jan en Timotheus ten Hoorn in groen aangegeven.

Uit de wijze van presenteren van de herbergen blijkt de bekendheid van de auteur met de betreffende locatie. Ook hier blijkt: hoe dichter bij het centrum van Amsterdam, hoe gedetailleerder de informatie. In het Reisboek lijkt de opsomming van Amsterdamse herbergen uitputtend. Echter, bij opvallend veel perifere bestemmingen in de gids staat de notitie dat herbergen te vinden zijn 'op de markt en omtrent de poorten'. Dit verraadt

waarschijnlijk onbekendheid met de locatie. Een speciale vermelding is de presentatie waard van een herberg in Rotterdam en een herberg in Leiden in de Straat-schender: Jodocus bezoekt in Rotterdam een herberg genaamd 'de oude Tromp' en in Leiden een herberg

genaamd 'de Prins te paard'.215 Het lijkt erop dat deze herbergen nooit in Leiden

respectievelijk Rotterdam hebben bestaan. Deze herbergen staan niet in het Reisboek vermeld, en zijn ook niet via andere historische bronnen terug te vinden. Echter, in Durgerdam, een