• No results found

5 Conclusies en reflectie

5.7 Implicaties voor verder onderzoek

Uit deze verkenning is een aantal onderwerpen naar voren gekomen waarover nog niet of nauwelijks wetenschappelijke kennis voorhanden is. Het betreft:

de samenloop van huiselijk geweld en seksuele kindermishandeling in het gezin;

 de vraag of er meer samenloop van partnergeweld en kindermishandeling als er niet-biologische of wettelijke ouders betrokken zijn;

 de mogelijke relatie van de sekse en leeftijd van de kinderen met samenloop in het gezin;

 de samenloop met kindermishandeling van andere vormen van huiselijk geweld dan partnergeweld, waaronder oudermishandeling en mogelijk ook mishandeling door (oudere) broers en zussen.

Verder zou meer onderzoek aandacht voor mannen/vaders als mogelijke plegers van kindermishandeling in de rede liggen. Onderzoek naar deze onderwerpen kan bijdragen aan meer kennis over de kenmerken van gezinnen met een verhoogd risico. Daarmee kan signalering van samenloop in de klinische praktijk mogelijk worden verbeterd.

In veel studies bleek het geweld tussen partners en van ouders/verzorgers tegen het kind onvolledig te zijn uitgevraagd. Onderzoekers beperken zich geregeld tot het onderzoeken van geweld door de man tegen de vrouw en door de vrouw tegen het kind (het sequentiële pleger model). Daarmee wordt de totale omvang van de samenloop onderschat. Studies die bepaalde modellen van samenloop op voorhand in hun design uitsluiten, verzamelen empirische ondersteuning voor een bepaald samenloopmodel ‘door omissie’, zoals Appel en Holden in 1998 al stelden: ‘Some of the studies are supportive of particular models only by omission: they failed to

assess abuse in other relationships’ (1998, p. 592). Dit is ook na 1998 nog veel gebeurd. Het is belangrijk om in toekomstig onderzoek naar de prevalentie van samenloop ten minste geweld van beide ouders tegen het kind (of de kinderen) en geweld van beide partners tegen elkaar te betrekken. Dit kan eventueel worden aangevuld met vragen over geweld in andere gezinsrelaties.

Aandachtspunten voor de opzet en uitvoering van eventueel toekomstig prevalentie-onderzoek op dit terrein zijn:

 Bevraag bij zelfrapportage in elk geval meerdere bronnen/personen (waaronder ook de man) uit hetzelfde gezin. Immers, er bleken substantiële verschillen te bestaan in hetgeen verschillende personen rapporteren en er bleken vooral vrouwen en kinderen te zijn bevraagd;52

 Zorg dat de samenloop van ernstiger en chronisch geweld in het gezin kan wor-den onderscheiwor-den van de samenloop van minder ernstig geweld. De CTS schalen ‘minder ernstige fysieke mishandeling’ en ‘ernstige fysieke mishandeling’ kunnen daarbij bijvoorbeeld als richtsnoer worden gebruikt;

 Probeer enige informatie te verzamelen over de omvang en richting van moge-lijke selectieve non respons in relatie tot geweld in het gezin. Dit kan bijvoorbeeld door één centrale vraag te stellen aan degenen die niet willen deelnemen;

 Sta stil bij de implicaties van de keus voor een bepaald (bestaand) meetinstru-ment. Het meetinstrument bepaalt in belangrijke mate de mogelijke definities van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is belangrijk vooraf te bepalen met welke definities van kindermishandeling en ander huiselijk geweld zal worden gewerkt (bijv. moeten frequentie, gevolgen en de duur van het geweld daarin betrokken worden?). Ruime definities van de onderliggende verschijnselen zullen leiden tot een zeer hoog samenlooppercentage. Minder ernstig geweld kan net als niet-gewelddadige conflictoplossing wel gemeten worden (voorafgaand aan vra-gen over ernstiger geweld), maar dit wil niet zegvra-gen dat dit automatisch ook

meegeteld wordt in de prevalentie;

 Werk met een referentieperiode van bijvoorbeeld drie jaar, in plaats van enkel een jaar versus ooit. Dit biedt de mogelijkheid om langdurige samenloop beter in beeld te krijgen;

 Indien vergelijkbaarheid van bevindingen met internationale studies van belang wordt geacht, is het zaak om de samenloop van kindermishandeling met partner-geweld ten minste apart te kunnen berekenen. De Nederlandse ‘parapludefinitie’ van huiselijk geweld moet misschien niet standaard ook als onderzoekdefinitie worden gehanteerd. Het uitvragen van geweld in alle mogelijke relaties die bin-nen de parapludefinitie van huiselijk geweld vallen (huisvrienden, familieleden) zal niet snel haalbaar zijn binnen één vragenlijst;

 Het is verder zaak dat niet slechts één mogelijk model van samenloop wordt onderzocht. Het viel op dat relatief veel onderzoek is verricht naar in het bijzon-der de samenloop van partnergeweld door mannen tegen vrouwen, met kinbijzon-der- mishandeling (waaronder verwaarlozing) door vrouwen. Het plegen van kinder-mishandeling door mannen en partnergeweld door vrouwen werd in veel studies werkelijk niet gemeten. Hier ligt de spillover-veronderstelling achter dat vrouwe-lijk slachtofferschap van partnergeweld door mannen, leidt tot het mishandelen van kinderen door die vrouwen. In het voorgaande is vastgesteld dat dit in de praktijk weliswaar voorkomt, maar zeker niet het enige model van samenloop is. Veel gezinnen bleken te worden gekenmerkt door tweezijdig geweld tussen de

52 Er zou ook aandacht moeten worden besteed aan mogelijke verklaringen voor verschillen in hetgeen bronnen rapporteren.

volwassenen in combinatie met ten minste één van hen die ook geweld tegen het kind gebruikt.

Meer aandacht voor de sekse van plegers en slachtoffers van met name kindermis-handeling, de relaties waarin betrokkenen bij geweld in het gezin tot elkaar staan, de duur en de ernst van het geweld en de gevolgen daarvan (die bijv. het verschil tussen de ene en de andere klap kunnen laten zien), zal ook bij kunnen dragen aan het versterken van de gendersensitiviteit van verder onderzoek naar de samenloop van huiselijk geweld en kindermishandeling (zie ook De Vaan, Dijkstra & Witkamp, 2016).

Een conclusie van deze internationale literatuurverkenning is dat er een substantiële overlap van partnergeweld en kindermishandeling bestaat in met name klinische groepen. Tegen deze achtergrond is het goed denkbaar dat in plaats van complex en kostbaar prevalentieonderzoek naar samenloop in Nederland, juist wordt inge- zet op projecten die moeten bijdragen aan betere signalering en het inzetten van effectieve interventies. Daarnaast kunnen met het oog op het verzamelen van meer kennis over de kenmerken van gezinnen met een verhoogd risico op samen-loop, mogelijk gericht een of meer onderzoeksvragen worden toegevoegd aan reeds voorgenomen studies (zoals de informantenstudie kindermishandeling en het online slachtoffer/daderonderzoek huiselijk geweld). Op die manier kan de kennis staps-gewijs blijven groeien.

Summary

The co-occurrence and correlation between domestic