• No results found

Implementeren in de praktijk van Wmo-werkplaatsen

In document Implementeren in het sociale domein (pagina 28-33)

Nada de Groot, Erna Hooghiemstra, Ina Tilma en Renske van der Zwet, Movisie en Wmo-werkplaats Noord-Brabant Avans

2.1 Inleiding

Het voorgaande hoofdstuk gaf inzicht in de theorie van het implementeren. In de vol-gende casushoofdstukken geven we een inkijkje in de praktijk ervan. Acht Wmo-werk-plaatsen beschrijven hoe zij te werk zijn gegaan om een innovatie een plek te geven in de praktijk. Als we de theorie naast de praktijkvoorbeelden leggen, zien we dat het schuurt, dat de bestaande theorie over het implementeren maar gedeeltelijk past bij de praktijken die wij tegenkomen in de Wmo-werkplaatsen.

In dit hoofdstuk maken we een tussenstap. We proberen met een helicopterview te kijken naar het implementatieproces dat de Wmo-werkplaatsen beschrijven in de casus-hoofdstukken en we gaan op zoek naar succesfactoren bij het implementeren. Allereerst duiden we de context waarbinnen de implementatieprocessen plaatsvinden. Daarna bespreken we aan de hand van de casussen de kenmerken van de innovaties die zijn geïmplementeerd in de diverse Wmo-werkplaatsen. Vervolgens beschrijven we belang-rijke kenmerken van de implementatietrajecten. We sluiten af met succesfactoren en een conclusie waarin we teruggrijpen op de theorie uit hoofdstuk 1.

2.2 Context: voortdurende verandering

Wmo-werkplaatsen zijn regionale samenwerkingsverbanden van hogescholen, lecto-raten, zorg- en welzijnsorganisaties en gemeenten. Gezamenlijk ontwikkelen zij nieuwe kennis en werkwijzen die tegemoet komen aan het sterk veranderende werkveld van professionals in de zorg en welzijnssector.

We wijzen allereerst op de ingrijpende wijziging van wet- en regelgeving. De veranderingen als gevolg van de Wmo, de Wet langdurige zorg (Wlz), de Jeugdwet en de Participatiewet hebben als belangrijkste organisatorische gemene deler dat de gemeenten primair verantwoordelijk zijn geworden voor de uitvoering van het totaal.

Dit, in combinatie met de nieuwe centrale uitgangspunten van de overheid - meer en betere samenwerking tussen betrokkenen en organisaties, meer uitgaan van de zelfredzaamheid van cliënten/burgers, beter aansluiten bij informele krachten - heeft grote impact op het professioneel handelen. Het vraagt van professionals dat zij hun handelen op hetzelfde moment op meerdere niveaus aanpassen.

Professionals moeten zich opnieuw verhouden tot de cliënten/burgers waarvoor zij werken. Het uitgangspunt is dat de cliënt/de burger centraal staat. Professionals moeten niet langer zorgen voor cliënten en burgers, maar hen ondersteunen bij het Hoofdstuk 2

nemen van regie en verantwoordelijkheid. Dat betekent voor veel professionals dat zij hun vertrouwde werkwijze moeten aanpassen.

Daarnaast moeten professionals zich opnieuw verhouden tot anderen in de omgeving van de cliënt/de burger. Er wordt van hen verwacht dat ze veel meer - en structureler dan voorheen - met andere professionals samenwerken, afstemmen en gezamenlijk tot besluiten komen. Daarbij hebben zij de opdracht om cliënten te ondersteunen en stimu-leren bij het beter benutten van de krachten in hun sociale omgeving. Dat betekent dat professionals ook met familieleden, vrijwilligers en eventueel buren de samenwerking moeten zoeken. Ook hebben professionals te maken met een nieuwe verhouding met de gemeenten. Doordat gemeenten nu volledig verantwoordelijk zijn voor het gehele sociale domein en ondanks de efficiencykortingen toch een goede kwaliteit van dienst-verlening ambiëren, willen zij directe invloed hebben op de organisatie en de uitvoe-ring van het werk. Tegelijk zitten zij met het dilemma dat ze ruimte moeten geven aan burger en professional om de eigen verantwoordelijkheid goede kansen te bieden. Om succesvol met al deze nieuwe partners te kunnen werken, hebben professionals deels andere vaardigheden nodig. Vaak ook vraagt het om nieuwe organisatie- en overleg-structuren en werkwijzen daarbinnen.

Tenslotte moeten de professionals zich als gevolg van de transformatie anders gaan verhouden tot hun eigen professie. Het speelveld waarin zij hun beroep uitoefenen is zodanig veranderd, dat ze opnieuw moeten leren hoe hun vakmanschap een plek kan krijgen. Dit vraagt niet alleen om een aantal aanvullende vaardigheden, maar ook om wezenlijk andere manieren van leren, zoals actieleren en praktijkleren (zie Kooiman, Wilken, Janssen & Van Biene, 2015). De nieuwe omstandigheden brengen een dynamiek met zich mee die van professionals vraagt dat zij voortdurend naar oplossingen zoeken voor nieuwe vraagstukken.

In de Wmo-werkplaatsen wordt in nauwe samenwerking met de praktijk, onderwijs, gemeenten en vrijwilligers gewerkt aan het ontwikkelen en inbedden van kennis en werkwijzen om de hiervoor genoemde veranderingen mogelijk te maken. De context waarbinnen die opdracht uitgevoerd moet worden, kan niet genegeerd worden. Sterker nog, de partners waarmee in de Wmo-werkplaatsen wordt samengewerkt, vragen uit-drukkelijk om een manier van werken die past bij de hedendaagse dynamiek. De ver-anderingen vragen om het ontwikkelen en uittesten van nieuwe aanpakken, bijvoor-beeld in sociale wijkteams. Bestaande kant-en-klare aanpakken zijn vaak niet geschikt om direct één op één in te voeren omdat ze onvoldoende bij de Kanteling en nieuwe aanpakken aansluiten. Er is ruimte nodig om in de praktijk aanpakken (door) te ont-wikkelen en te testen. Zoals we zullen zien, gaat dit vaak via praktijkverbetering of actieonderzoek.

2.3 Innovaties van de Wmo-werkplaatsen: kanteling in denken, handelen en werken In deze bundel beschrijven acht Wmo-werkplaatsen hoe ze samen met sociale profes-sionals en andere betrokkenen nieuwe kennis, werkwijzen en samenwerkingsvormen implementeren (zie Tabel 2.1). Die vernieuwingen noemen we in deze bundel ‘innova-ties’. Qua doelstelling hebben de innovaties veel gemeen. Op het niveau van burgers zijn ze veelal gericht op het aansluiten bij en versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk van burgers. Op het niveau van de professionals en hun werkwijzen zijn veel vernieuwingen gericht op het vormgeven van interdisciplinaire samenwerking en een

‘gekantelde’ ziens- en werkwijze.

Dit zien we terug in de aard van de innovaties. Enerzijds gaat het om nieuwe werk-wijzen om cliënten op een andere manier te ondersteunen. Bijvoorbeeld ‘Sociale net-werkversterking’, een werkwijze om een sociaal netwerk van cliënten met een beperking in te schakelen of te helpen versterken (Noord-Brabant Fontys).

Anderzijds gaat het om vernieuwende samenwerkingsvormen zoals een integraal wijkteam (Zuyd) waarin professionals vanuit verschillende disciplines en organisaties met elkaar samenwerken. Ten slotte is er ook een innovatie waarin het ontwikkeltraject om tot een nieuwe werkwijze te komen, zelf als innovatie wordt bezien (Amsterdam).

Alle innovaties zijn onderdeel van een groter innovatieproces met diverse in elkaar grijpende veranderactiviteiten op verschillende niveaus. Er wordt niet alleen gewerkt aan losse methodieken of samenwerkingsvormen maar aan een algehele paradigmashift.

Dit vraagt om veranderingen in werkwijzen, handelen en denken van professionals, burgers en organisaties.

Samen ontwikkelen

De innovaties in de casushoofdstukken bevinden zich in verschillende stadia van ont-wikkeling. Enkele innovaties zijn min of meer uitontwikkeld, de meeste zijn echter nog volop in ontwikkeling of worden doorontwikkeld. Vaak doen onderzoekers van hoge-scholen dit samen met de sociale professionals. Door samen te ontwikkelen, is de innovatie niet alleen een eindresultaat maar wordt de verandering al in gang gezet en ingevoerd gedurende het ontwikkelproces. Zoals gezegd zullen we in de casussen zien dat dit vaak in de vorm van actieonderzoek gebeurt. Dit is een interactieve manier van onderzoeken: al handelend in de praktijk probeert de onderzoeker na te gaan of zijn handelen het gewenste effect oplevert. Het al werkende onderzoeken, ontwikkelen en invoeren van innovaties is niet alleen een moderne manier van co-creëren, maar komt ook tegemoet aan de noodzaak om de dienstverlening gaande te houden tijdens het transformatieproces.

Innovatie Type innovatie netwerk te versterken en in te schakelen bij hulpvragen van

Noord Het gesprek: intakemethode met focus op eigen kracht hulpvrager

Participatie door rehabili-tatie in de wijk: methode, gesprekstechniek gericht op Social Work. Brengt in beeld in hoeverre het huidige onderwijs netwerk te versterken en in te schakelen bij hulpvragen van en learning on the job toewerken naar een

Utrecht Maatschappelijk steun-systeem: gecoördineerde samenwerkingsstructuur van diensten en organisaties op gebied van zorg, welzijn en wonen voor kwetsbare burgers.

Tabel 2.1 De innovaties en typen implementatie per Wmo-werkplaats uit deze bundel

2.4 Vormen van implementeren

Behalve aan de ontwikkeling van innovaties dragen Wmo-werkplaatsen ook bij aan het implementeren ervan. Implementeren gaat simpel gezegd over activiteiten die ervoor zorgen dat een vernieuwing toegepast wordt in de praktijk. Kenmerkend voor de prak-tijk van Wmo-werkplaatsen is dat dergelijke activiteiten niet alleen worden ingezet voor kant-en-klare innovaties, zoals de theorie veronderstelt, maar ook gedurende de ontwik-keling van innovaties. Men zou dus kunnen zeggen dat er op verschillende momenten in het innovatieproces wordt gewerkt aan implementatie (zie Tabel 2.1).

Aan de ene kant van het spectrum zien we veel vormen van co-creatie die tot doel hebben nieuwe werkwijzen te ontwikkelen en in te voeren, terwijl aan de andere kant min of meer uitontwikkelde innovaties worden geïmplementeerd. Een tussenvorm vinden we bij experimenten en pilots, waar innovaties eerst worden uitgeprobeerd in de vorm van proefimplementaties. Hoewel er sprake is van een glijdende schaal, kunnen we grofweg drie implementatievormen onderscheiden: co-creatieve implementatie, proefimplementatie en implementatie van afgeronde innovaties.

In Figuur 2.1 geven we weer op welke momenten in de innovatiecyclus(WRR, 2008) welke vormen van implementatie het meest passend lijken. Vooral de eerste twee vormen overlappen elkaar in de praktijk, maar voor het begrip bespreken we ze hier afzonderlijk.

Innovatie

In document Implementeren in het sociale domein (pagina 28-33)