• No results found

In de evaluatie van het EVF werd geconcludeerd dat het VIP vanuit een onafhankelijke samenstelling een intensieve invulling heeft gegeven aan zijn aanjaagfunctie voor innovatie, en een grote rol heeft gespeeld in een cultuuromslag. Het VIP handelde doortastend in het formuleren van korte en lange termijnstrategieën en ging hiermee actief met de sector aan de slag. Geconstateerd werd dat via intensief contact met de sector over mogelijke projecten, het VIP een grote bijdrage heeft geleverd aan het openen van de naar binnen gekeerde sector en het overbrengen van het besef dat innovatie en samenwerking noodzakelijk is. Ook heeft het VIP een belangrijke rol gespeeld bij de beoordeling van de innovatie- en samenwerkingsprojecten binnen het EVF. Dit laatste werd zeer gewaardeerd, met de kanttekening dat de visserij soms een gebrek aan specialistische kennis bespeurde. Een tweede kanttekening was de afhankelijkheid van subsidies (ERAC & Wing, 2016).

Ook de evaluatie van het VIP in 2009 concludeerde dat het Visserij Innovatieplatform een positieve impact heeft gehad op de innovatiecultuur binnen de kottervisserij. De bijdrage van het VIP werd herkend in een veranderende houding van vissers: meer initiatief, meer oplossingsgericht en meer ondernemerschap. Er bleek veel draagvlak te zijn voor het voortzetten van de kenniskringen, het opstellen van ondernemersplannen en certificering van Noordzeevis. Wat ook in de evaluatie werd geconstateerd was dat een echte doorbraak nog op zich liet wachten vanwege de marktsituatie en de financiële positie van de sector. Het ondernemersrisico bij innovaties was in 2009 nog te groot. Tenslotte was de conclusie dat het aantal projectenaanvragen rond product- en marktinnovatie erg beperkt was en ook op het gebied van ketenintegratie nog belangrijke stappen moesten worden gezet. Hier zou het VIP meer aandacht aan moeten besteden (Witteveen+Bos, 2009).

In het eigen eindrapport gaf het VIP aan dat de ontwikkeling naar een duurzamere en meer

innovatieve visserij in gang was gezet, en daarmee de opdracht voor een deel zeker was uitgevoerd (VIP, 2010). De beweging die in gang was gezet, moest worden voorgezet. Het VIP adviseerde dat vooral verdere aandacht nodig was voor verantwoord vissen als basisvoorwaarde, kostenverlaging en energiebesparing, opbrengstverhoging en waardevermeerdering in de visketen, meer samenwerking tussen vissers en de maatschappij, verbreden van de verdienmodellen, bewustwording dat innovatie loont en vasthouden aan "the Dutch approach". Innoveren kost tijd, aldus het VIP, en hiervoor is nodig dat er lange termijn doelen worden gesteld en bewaakt, dat innovatoren de positie krijgen die zijn verdienen en dat het transitieproces blijvend wordt ondersteunend en voorzien van een

organisatiestructuur (VIP, 2010).

VIP-Projecten

Onder het VIP werden 95 projecten via het EVF gefinancierd. In totaal waren 52 van deze VIP-

projecten gericht op de Noordzeevisketen: van aanvoer tot handel (zie Tabel 5.3). Er is geen evaluatie bekend van de individuele projecten. Er is na afloop geen beoordeling gedaan van de resultaten, de doorwerking, de kosten-baten en de lessen. Om een goede impactanalyse te doen, zou een

gestructureerde evaluatie plaats moeten vinden. Hiervoor ontbreekt binnen de opdracht de tijd en het budget. Dit betekent dat we ons moesten beperken tot een 'quick scan expert judgement' van de impact van de 'Noordzeevisketen thema's' in Tabel 5.3 en de daaronder vallende projecten. We hebben daarbij impact gedefinieerd als een aanhoudende ingezette verandering richting het beoogde doel. Dit levert het volgende beeld op.

De meeste impact lijkt behaald op de thema's Innovatieve vistechnieken, Brandstofbesparing, Alternatieve scheepsontwerpen, Certificering en duurzaamheidscommunicatie richting consument, Kennis- en draagvlakontwikkeling voor duurzaam beheer en Educatie. De projecten gericht op de keten (na aanvoer) lijken een minder duurzaam karakter te hebben in de uitvoering. Hetzelfde geldt voor het onderdeel Vissenwelzijn.

Binnen het thema Innovatieve vistechnieken zijn de Sumwing en de pulskor de meest toegepaste ontwikkelingen, waarbij het grootste deel van tongvloot tot het verbod op de pulsvisserij medio juni 2019 met het pulstuig (al dan niet gecombineerd met Sumwing) viste. Het werken aan

netaanpassingen is een onderdeel dat sinds de eerste VIP-projecten doorlopend onderdeel is geweest van gefinancierde innovatieprojecten binnen het EVF of het huidige EFMZV. Bouwsteen 4.2 gaat in op de impact van selectiviteitsprojecten. Deze projecten hebben ook bijgedragen aan het thema

Brandstofbesparing. Inzichten uit het VIP-project Aanpassing bestaande motoren zijn op de vloot gebruikt om brandstof (verder) te verminderen.

Onder het thema 'Alternatieve scheepsontwerpen' heeft vooral het Masterplan transitie visserijvloot impact gehad. Dit was de voorloper van het 'Masterplan Duurzame Visserij' (MDV), die geleid heeft tot de bouw van een nieuw type kotter (de MDV-1). Dit project wordt geëvalueerd in Bouwsteen 4.3.

Het thema 'Certificering en duurzaamheidscommunicatie' richting de consument is vooral succesvol geweest op het onderdeel certificering. Het Productschap Vis voerde het Responsible Fishing Scheme (RFS, Certificaat Verantwoordelijk Vissen) uit. Het ging om een business to business-certificering gericht op aspecten van een verantwoorde visserij, zoals selectiviteit van de vismethoden, hygiëne en veiligheid, competenties van de bemanning en zorg voor milieu (zoals afval). Hiermee konden de vissers - in een periode dat er steeds meer aandacht kwam voor duurzame herkomst - richting afnemers aantonen dat zij aan criteria voor verantwoorde visserij voldoden. Ook konden vissers op een laagdrempeligere manier 'wennen' aan het idee van certificering. Na de opheffing van het Productschap Vis werd de uitvoering van RFS overgedragen aan de Coöperatieve Visserijorganisatie (CVO). Op dat moment waren er 55 Nederlandse kotters actief (CVO, 2014). Het RFS is anno 2019 niet meer actief.

Tegelijkertijd met de ontwikkeling van het RFS werkte een koplopersgroep aan Marine Stewardship Council (MSC) certificering. Het resultaat was dat, onder de koepel van CVO, in 2012 de Nederlandse visserij op Noordzee schol met de twinrig, outrig en flyshoot methode het MSC-certificaat haalde. In

respectievelijk 2009 en 2010 hadden de Ekofish Group en Osprey Trawlers al eigenstandig het MSC- certificeringstraject succesvol doorlopen. In 2017 kreeg ook de garnalenvisserij het certificaat.

Op het thema 'Kennis- en draagvlakontwikkeling voor duurzaam beheer' is aanhoudende impact vooral bereikt op het gebied van de onderzoekssamenwerking gericht op het bestandsbeheer. Daarnaast zien we dat bewustwording over gebiedsbescherming - wat overigens niet hetzelfde is als draagvlak voor gebiedsbescherming - is toegenomen. Vissers nemen een duidelijkere rol in de

gesprekken over gebiedsbescherming met overheid en NGO's, maar voelen zich vaak niet gehoord. Dit heeft een negatieve impact op het draagvlak.

Er zijn relatief weinig projecten geweest op het thema Educatie. De projecten die er waren, hebben echter wel een aanhoudende doorwerking. De cursus Kadervorming in de visserij door de Stichting ProSea was zeer succesvol, en leidde tot een serie van workshops en bootcamps voor actieve vissers en leerlingen in het visserijonderwijs. Deze worden anno 2019 nog steeds gegeven. Met het opheffen van het Productschap Vis is het onderwerp 'curricula visserijopleidingen' overgedragen aan de Sectorraad Visserij. Zij beheren de website vistikhetmaar.nl – het platform voor kennisuitwisseling in de visserij. ProSea onderhoudt de website, zorgt voor nieuwe kennisdossiers en brengt deze onder de aandacht, en organiseert verschillende kadercursussen met financiering vanuit het EFMZV.

De impact van de VIP-projecten in de keten lijkt veel minder duurzaam te zijn. Er is zeker een verandering richting meer ketenintegratie waar te nemen, bijvoorbeeld door contractverkoop, aandeelhouderschap van kotterbedrijven door ketenbedrijven of (gedeeltelijk) aandeelhouderschap van pelagische rederijen in kotterbedrijven. Maar van een sterkere, meer verankerde samenwerking over de volle breedte tussen aanvoer en keten is geen sprake. Opvallend is dat alle VIP-projecten die gericht zijn op ketenverkorting tussen kotter en consument en de visserij dichter bij de consument te brengen, geen lang leven beschoren waren. Zo liep de pilot Neeltjes Dagvangst die gericht was op rechtstreekse verkoop van verse vis in de retail, na enkele maanden al spaak omdat de deelnemende retailer terugkwam op het besluit om een vitrine met verse vis neer te zetten (Visserijnieuws, 2008). Vervolgens werd met een grote retailer en leverancier het project Vis van Dichtbij opgezet (Distrifood, 2010). Dit project startte in 2009 en kreeg een herstart in 2010, maar stopte na een paar maanden. Het aanleveren van dagverse vis aan de retail – zelfs als er een grote groep vissers meedeed – was logistiek een te grote uitdaging. De retailer wilde verzekerd zijn dat er elke dag verse aanvoer was van de vissoorten in het assortiment en dat bleek niet haalbaar.

Het North Sea Fish Center, dat meerdere doelstellingen en daarmee zowel binnen het thema

'Ketenverkorting en traceability' en 'Certificering en Duurzaamheidscommunicatie' past, werd tussen 2008 en 2012 gefinancierd. De laatste jaren (post-VIP) richtte het zich het verbeteren van het perspectief voor duurzame visserij door middel van het ontwikkelen, introduceren en bewaken van een duurzame standaard voor Noordzee vis (in eerste instantie schol), ter vergroting van het

rendement voor de gehele visserijketen. In 2012 bleek dat de uitrol van zo'n North Sea Fish keurmerk in Europa jaarlijks tussen de 250K en 500K euro zou kosten. Aanvoer en handel bleken niet overtuigd van de baten van deze investering, die bij hen zou komen te liggen. Vanuit de aanvoer werd vooral gewezen op het verschil in de (destijds lage) scholprijs op de afslag en de prijs voor consumenten (Visserijnieuws, 2012). De ontwikkelingen rond het MSC-keurmerk dat door de retailers in Europa steeds meer werd omarmd als het preferentielabel voor duurzaamheid heeft waarschijnlijk ook een rol gespeeld in het geringe draagvlak in de keten om North Sea Fish tot een succes te maken.

Tenslotte heeft een aantal VIP-projecten binnen de thema's 'Overleving bijvangst', 'Diversificatie Noordzeevisserij', en 'Vangstmonitoring' zaadjes gepland voor projecten die pas recent verder zijn opgepakt. Rond overleving zijn twee projecten uitgevoerd waarin de overlevingspercentages van schol en tong in de pulsvisserij zijn vastgesteld en verkend is wat de effecten van een andere verwerking aan boord zijn voor de overleving (www.wur.nl/overlevingvis). Het thema Diversificatie is opnieuw opgepakt als onderdeel van meervoudig ruimtegebruik met windparken. Zo wordt gekeken naar de mogelijkheden van ontwikkeling van krabben- en kreeftenvisserij en de ontwikkeling van

handlijnvisserij op platvis. Het Visserij Besluit- en Ondersteuningssysteem is, als onderdeel van het thema Vangstmonitoring, nooit goed van de grond gekomen. Op de ervaringen uit het VIP- project rond vangstmonitoring met camera's worden sinds kort verder gebouwd in een EFMZV-project dat zich

richt op de verbetering van de bestandsschattingen van roggen, en in de proef 'Fully Documented Fisheries' als onderdeel van de implementatie van de aanlandplicht.