• No results found

Ik stond stil. Ik mikte

In document Jo Boer, Beeld en spiegelbeeld · dbnl (pagina 93-97)

En weer klonk die wanhoopslach over het water. Maar de vogel moest zich gered

hebben in de rietvelden aan den overkant van de rivier, want de hond verscheen niet,

en ik hoorde

Laperade weer schieten, voor hij het riet uiteenboog, en eer hij voor mij stond met

een zwavelgelen hemel als achtergrond. Een zware, grove kerel met den

schommelenden gang van de boeren uit deze streek. Van jeugd af aan half kameraad,

half knecht. Hij reikte mij den doden vogel toe. Het bloed druppelde traag op den

grond, en over de wond tussen de groen-glanzende veren heen keek hij mij aan met

die lichte ogen, die nietszeggend waren en trouw als die van een dier. In de warmte

der veren, waaronder een vogelhart nog bonzend klopte, ontmoetten onze vingers

elkaar. Zijn bleke, waterheldere blik hield mijn ogen vast, en vergleed toen, langzaam,

traag, over mijn schoot. Zijn mond vertrok als in pijn. Ik trok mijn hand terug. Mijn

hand was rood van het bloed.

Hij is mooi, mijn Laperade, mijn knecht en mijn vriend, zoals een knoestige,

verwrongen olijfboom mooi is op een pas omgewoelden akker. Het trieste, plompe

mooi ook van de stieren, die wij fokken voor de corrida's van Spanje.’

*

Het was als werden deze woorden jaren geleden voor René neergeschreven. Als

schonk zijn tante Louise hem de vertroosting van haar stroeve melancholie. Ondanks

alles was zij een wijze en grote vrouw geweest. Was de oplossing, die zij vond voor

haar tragische leven en waarover zoveel schande gesproken werd, niet uiteindelijk

de enig juiste en de enig aanvaardbare geweest? Zij eindigde haar dagen in vrede

met zichzelf en met de natuur, en dat was veel. Maar voor haar was er nog een

oplossing mogelijk geweest, omdat zij niet ‘zwevend’ was, maar integendeel een

oerkracht bezat, die in den tweeling, als laatste telgen van een oud en zondig geslacht,

verloren was gegaan.

Deze kracht, in taaie en hartstochtelijke levensvatbaarheid, vernielde zichzelf en

anderen, waar dat noodzakelijk bleek. Terwijl Charles en René, in de ziekelijke

overgevoeligheid der degénerés, het leed, dat zij onvermijdelijk aan anderen moesten

toebrengen - en waar niemand aan ontkomt - reeds van te voren hadden uitgemeten

en in eigen navel hadden nagevoeld, om dan terug te deinzen voor de noodzakelijke

toediening er van. Hiermee hadden zij zichzelf en anderen meer geschaad dan

met de zorgeloze ruwheid der luchtig-levenden, en veranderen konden zij zich niet.

Maar hoe groot was als tegenstelling de volkomen zelf-ontzegging van Louise

geweest naast het bloedeloze leeglopen van Jean-Paul en naast de hulpeloze en

bibberende kindsheid van hun grootmoeder. Louise, die zowel Charles als René als

heel jonge kinderen op een zo overgegeven wijze hadden liefgehad, en die zij later

zo bitter hadden gehaat, boeide hem nog steeds als niemand anders.

Er bestaan nog foto's van haar uit de laatste maanden van haar leven; zij draagt de

boerendracht van Anjou, die haar zo goed stond. Zij staat aandachtig gebogen over

een zonnebloem, en haar zoontje Louis leunt tegen haar knieën. Het is de afbeelding

van een evenwichtige, sterke vrouw, die haar plaats gevonden heeft tussen bloemen,

dieren en ooft, een vrouw, die in vrede is met God, met de natuur en met het leven.

Een grote en een wijze vrouw. En het is waar: zelden had iemand zo zonder enige

schaamte haar leven opengelegd als deze vrouw in haar roekelozen ernst in dit

dagboek deed, dat René van haar gevonden had na haar dood.

2 November 19..

‘Ik heb de overschrijving van Maman's erfdeel aanvaard. Ik wist, dat het ten koste

van den tweeling ging. Maman's passie voor dien muzikant moet wel heel hevig zijn,

dat zij om hem de belangen van Toine's kinderen voorbijgaat. Hoe het ook zij, alleen

de wijnberg in het Noorden en een deel van den jongen dennenaanplant komen nu

bij hun meerderjarigheid in hun bezit. Want hun moederlijk erfdeel was miniem.

Wèl werd Toine altijd voorgetrokken boven mij, zelfs door tante Marceline, maar

zowel mijn vader als Marceline hadden vertrouwen in mijn zakelijk beleid. Hoe

dikwijls mocht ik als jong meisje niet aan tafel blijven, wanneer de heren hun stoelen

dichter bij elkaar schoven, en de eindeloze gesprekken begonnen over pachters,

wijnen, hars en terpentijn. De ontwikkeling van landbezit met alle risico, verliezen

en teleurstelling ligt mij in het bloed. Ik, als oudste, lelijk maar krachtig, het evenbeeld

der de Serrières, ik had een zoon moeten zijn. Papa, in zijn wens om een manlijken

telg van het geslacht als oudste te

hebben voortgebracht, behandelde mij meer als een jongen dan als een meisje. Er

bestond een wederzijds vertrouwen tussen mijn vader en mij; ook nu zou hij mij

begrepen hebben, nu ik de speelbal geworden ben van mijn donkere driften, want

hij wist precies wat hij aan mij had. Ik van mijn kant erkende en waardeerde zijn

diepe, sterke goedheid, die verwant was aan zilt, schuimend zeewater.

Maman, die zich altijd over mijn lelijkheid geschaamd heeft, liet dus mijn hele

opvoeding aan Papa over. Papa bevoorrechtte mij testamentair aanzienlijk boven

Toine, die met haar lachende, aanhalige charme toch zijn lieveling was. Ook

Marceline's erfdeel ging onverdeeld in mijn bezit over.

Ik wil hier neerschrijven, wat ik nooit openlijk aan iemand bekend zou hebben. Juist

het feit, dat de tweeling door deze acte benadeeld wordt, heeft bij mij den doorslag

gegeven tot het aanvaarden er van. Ik ben het, die voortaan hun opvoeding moet

bekostigen. Ik ben het, die hun als student een uitkering zal moeten betalen. Ik ben

het ook, die mijn voet zal kunnen dwarszetten, wanneer een van hen beiden een mij

niet geschiktlijkend huwelijk wenst aan te gaan. Ik heb de twee kinderen door het

passeren van deze acte volkomen in mijn macht gekregen. Want in den loop der jaren

zal ik er voor zorgen ook de boekweitlanden van het oude La Seigneurerie aan te

kopen, die het stuk van den tweeling in het Zuiden afsluiten. Ligt hun erfdeel ergens

midden in de gronden van Les Vignobles, zonder dat er zelfs een weg heen leidt, dan

is daarmede de waarde aanmerkelijk gedaald en verkoop praktisch uitgesloten. Leven

zij naar de wetten der de Serrières, dan zullen zij door mijn beleid geen schade

ondervinden; integendeel. Maar aarden zij toch, wat ik niet geloof, naar de Gonzalves

of naar hun prulligen vader, dan zal ik ze leiden aan een strakken teugel, en het zullen

de jongens zijn, die hun nekken moeten buigen, en niet ik. Hierin ligt voor mij de

essentiële waarde van de acte, die vanmorgen ten overstaan van onzen lieven ouden

notaris is gepasseerd. Ik gaf de acte meteen een definitieve plaats in het familiearchief.

Ik heb het papier er van bevoeld en bestreeld in een liefkozing, die aan de zo

verworven dennen en wijnen een nieuwe waarde moest schenken. Werkelijk, Maman

In document Jo Boer, Beeld en spiegelbeeld · dbnl (pagina 93-97)