• No results found

2. Bespreking van de aangetroffen vondsten en sporen

2.1.6 IJzertijd

Een waterput met twee aanlegfases. Vlak 4 Spoor 46

Spoor 46 bevindt zich in het noorden van vlak 4. Deze zone wordt gekenmerkt door een uitzonderlijk dik pakket teelaarde van meer dan een meter. Dit leverde heel wat grond-waterproblemen op bij het vrijleggen van de put. De organische bewaringstoestand is hier weliswaar uitstekend.

In grondvlak werd bij spoor 46 reeds een tweeledige structuur vastgesteld. Er is spra-ke van een donspra-kere, humeuze spra-kern en een lichte uitloper die oversneden lijkt te wor-den door de donkere structuur. Aan het oppervlak leverde voornamelijk de lichte uitloper ijzertijdscherven op. Bij wijze van onderverdeling zullen we de koker met don-kere vulling Waterput 1 en de koker met lichte vulling Waterput 2 noemen.

De aanlegkuil van Waterput 1 bestond uit een donkerbruin venig pakket tot op ca. 1m diep. Deze sterk organische laag ging over in de feitelijke koker van de Waterput 1, bestaande uit een lichtbruin lemig pakket met duidelijke micro-stratigrafie.

Op ca. 1m 20 werd een slecht bewaarde vlechtwerkstructuur aangetroffen met een dia-meter van 1 dia-meter tot op een diepte van ongeveer 2 dia-meter. Van de koker en de veen-laag werden gericht bulkstalen genomen. Een datering van deze structuur is moeilijk aangezien er weinig scherfmateriaal in de koker werd aangetroffen.

De aanlegkuil van Waterput 2 wordt voor een groot deel oversneden door Waterput 1. We kunnen in profiel een grijze laag onderscheiden die een restant vormt van de aan-legkuil. Waterput 2 bevindt zich ongeveer 1 meter ten zuid-oosten van Waterput 1. Hier werd op 1m 20 een structuur van ingeheide planken aangetroffen. De diameter van de aangetroffen structuur bedraagt 1 meter en deze loopt door tot op een diepte van onge-veer 1 meter 80. De houtsoort is berk en de planken waren aan één zijde aangepunt. In totaal werd een totaliteit van 38 planken ingepakt, gelabeld en gerecupereerd uit de waterput.

Aangezien deze waterput machinaal uitgegraven werd bleef de aangetroffen hoeveel-heid scherfmateriaal beperkt. We vermelden een aantal scherven dikwandig, handge-vormd aardewerk waaronder een aantal met versiering. Het gaat hier onder meer om besmeten fragmenten met gladding op de schouder en scherven met vingertop-indruk-ken. De karakteristieken van het scherfmateriaal doen vermoeden dat het om een structuur uit de vroege La Tène zou gaan

Afb. 22: dwarsprofiel van spoor 46 op Vlak 4

Afb. 23: detail profiel en houtconstructie spoor 46 Vlak 4

Een tweede waterput in de onmiddellijke omgeving. Vlak 4 Spoor 27

Spoor 27 bevindt zich in de noordwestelijke uithoek van vlak 4. Ook hier is er sprake van een dik pakket teelaarde. De waterput bevindt zich ten westen van spoor 46 en is aanzienlijk kleiner. Hier werd eveneens geopteerd om deze machinaal uit te graven. De enige structuren die hierbij aangetroffen werden betreffen een paar losse

houtfragmen-ten die eventueel nuttig zijn voor 14C datering. De koker ging relatief steil naar bene-den tot op een diepte van ongeveer 2,5 meter. Op dit niveau werd de bodem instabiel en kon de werkput niet meer betreden worden. Er werden een aantal foto's genomen voor de structuur na een paar minuten inzakte.

Een mogelijke huisplattegrond tussen de twee waterputten.

Vlak 4 Sporen 20, 22, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 34, 35, 37, 47, 49, 61, 62, 63 & 64 + Vlak 1 Sp. 243

Aanvankelijk werd ervan uitgegaan dat er zich tussen de twee waterputten een cluster onregelmatige kuilen bevond, naast een verspreide paalsporencluster. Naar datering en functie toe konden geen veronderstellingen gemaakt worden aangezien geen enkel spoor vondstmateriaal opleverde.

Uit verder onderzoek tijdens de naverwerking en uit overleg met de Universiteit Gent, groeide het vermoeden dat deze kuilen de resten van één en mogelijk zelfs 2 gebou-wen vertegenwoordigden. Deze veronderstelling rust op het feit dat het zou gaan om zware staanders van een gebouw. De onregelmatige vorm van de sporen zou een res-tant zijn van de aanleg en ontgraving van deze staanders. Een opvallend detail binnen het merendeel van deze sporen is een compacte kern die we dan kunnen interpreteren als de paalkuil. We vermelden hierbij het onderzoek van Wim De Clercq (Universiteit Gent) naar dergelijke gebouwtypes. In afwachting van de publicatie van dit onderzoek naar dergelijke structuren kunnen we binnen deze basisrapportage geen verdere ver-onderstellingen maken.

Twee vierpostenspiekertjes.

Vlak 4 Sporen 130, 131, 132, 133 (Spieker 1) Sporen 105, 106, 107, 108 (Spieker 2)

Ter hoogte van vlak 4 kwamen eveneens 2 graanspiekertjes aan het licht.

Spieker 1 bevindt zich in het noordoostelijke gedeelte van vlak 4. De paalsporen van spieker 1 bleven amper 15 cm bewaard in de moederbodem. Op basis van de gelijk-aardige donkergrijze vulling van de 4 paalsporen kunnen we de aanwezigheid van een structuur verantwoorden. Naar datering kunnen we terugvallen op een paar scherfjes dikwandig, handgevormd aardewerk die een datering in de IJzertijd mogelijk maken. In het centrale gedeelte van vlak 4 werd spieker 2 aangetroffen. De paalsporen zijn hier veel lichter van vulling maar zijn beter bewaard (tussen 20 en 30 centimeter in de moederbodem). Het gaat hier om een lichtgrijze vulling. Jammer genoeg werd in deze sporen geen aardewerk aangetroffen.

Afb. 25 Deelplan zuidelijke spieker, Vlak 4

Een mogelijk driepostenspiekertje. Vlak 4 Sporen 18, 18, 19

Ten zuiden van de twee waterputten werd mogelijk een driepostenspiekertje aangetrof-fen. Het gaat om 3 ondiep bewaarde paalsporen met een tussenafstand van 2,5 tot 3 meter. In deze sporen werd geen vondsmateriaal aangetroffen en vanwege hun ondie-pe bewaringstoestand is deze interpretatie moeilijk hard te maken

Afb. 27 Deelplan driepostenspieker, Vlak 4,

Kuilen met Prehistorisch aardewerk. Vlak 4 Sporen 119, 129 & 135

Op vlak 4 kwam na het couperen van een aantal kuilen prehistorisch aardewerk aan het licht.

Spoor 119 leverde ca. 100 fragmenten op waaronder verschillende stukken van weef-gewichten en versierde scherven dikwandig handgevormd materiaal met vingertopin-drukken. In de sporen 129 en 135 kwamen kleinere hoeveelheden prehistorisch aar-dewerk aan het licht. Dit vondsten-ensemble kunnen we waarschijnlijk in de vroege La Tène (450/400 - 200v.Chr.) dateren.

Een restant van landindeling? Vlak 4 Spoor 126

Spoor 126 is een greppelstructuur die het zuid-oostelijke gedeelte van vlak 4 omsluit. In het zuiden ontspringt deze structuur aan de vlakrand en heeft ze een donkere kleur en een humeuze textuur. Na ongeveer 20 meter wordt de textuur een stuk lichter. 15 meter na de aftakking in oostelijke richting verdwijnt het spoor volledig. Na 10 meter kan het terug getraceerd worden. Mogelijk is dit het gevolg van het ondiep pakket teel-aarde in deze zone en de daaraan gerelateerde doorploeging. Opvallend is de aanwe-zigheid van een tweetal houtskoolkernen in deze greppel (149 & 150) in de oostelijke uithoek van het vlak. Deze werden voor verder onderzoek bemonsterd.

De structuur leverde geen aardewerk op. Qua bewaring, kleur en textuur vertoont ze paralellen met de greppel die aansluit op de waterput van vlak 2 (zie infra.) Het is mogelijk dat het hier gaat om een restant van een prehistorische of Gallo-Romeinse landindeling. Deze structuur doet denken aan de afbakening van Gallo-Romeinse erven met waterput (zoals aangetroffen op Vlak 2).

2.1.7 Middeleeuwen en post-middeleeuwen.