• No results found

te Hoogveld-J.

Hoewel we binnen het beschrijvend gedeelte een praktisch onderscheid maakten tus-sen de funeraire en de profane sporen kunnen we stellen dat deze tweedelidigheid lou-ter berust op onze hedendaagse perceptie en geen feitelijk onderscheid vertegenwoor-digde in de prehistorie. We konden op het terrein immers meermaals een nauwe rela-tie tussen beide vaststellen.

Op basis van onze resultaten kunnen we de oudste attestatie van menselijke aanwe-zigheid op Hoogveld-J dateren in de vroege of de midden Bronstijd (2000-1100 v.Chr.). Getuige hiervan is de aangetroffen grafheuvel en mogelijk de aangrenzende palenrij. Uit de late Bronstijd werd er een crematie-urne aangetroffen (1100-800 v.Chr.). De oud-ste fase van de waterput op vlak 3 kan waarschijnlijk in dezelfde periode gedateerd worden.

In de IJzertijd (800-58 v. Chr.) kende de waterput op vlak 3 een nieuwe gebruiksfase en er werd een nieuwe waterput opgericht op vlak 4. Daarnaast werden er verschillen-de graanspiekertjes aangetroffen die we ook in verschillen-de IJzertijd kunnen dateren. We vermel-den hierbij de vondst van een intact versierd recipiënt onder 1 van de spiekertjes dat we waarschijnlijk kunnnen interpreteren als bouwoffer.

We zien ook dat er rond de grafcirkel een vierkante enclos opgericht wordt met men-selijke uitstrooingsresten in de vulling. Een tweede enclos sluit aan op deze structuur en krijgt een duidelijke toegangsfunctie met een gebouwtje of rituele constructie aan de binnenzijde.

Gedurende de late IJzertijd en Gallo-Romeinse periode (450v.Chr.- 1e eeuw n.Chr.) werden de doden nog steeds in de onmiddelijke omgeving van de enclos bijgezet in crematiegraven. Hierbij werden al dan niet grafgiften meegegeven. Ter hoogte van vlak 2 werden ook bewoningsresten aangetroffen uit de Gallo-Romeinse periode. Het gaat onder meer om een waterput en een gebouw.

Om het wetenschappelijk belang van de site beter in te kaderen gaan we iets dieper in op het fenomeen van de IJzertijd-enclos. De enclos zelf is kenmerkend voor de Keltische wereld en komt terug in onze buurlanden, zo kunnen we verwijzen naar de Franse enclos en de Keltische "viereckschanze". De ijzertijd-enclos is in se ook relatief gekend en verspreid in België. We kunnen een onderverdeling maken tussen de struc-turen van bescheiden omvang (minder dan 15 m langs de dwarszijde). Anderzijds zijn er de enclos met grotere afmetingen (Leman-Delrive 2000, 67-76) zoals aangetroffen op Hoogveld-J. Hierbij komt de associatie met een bronstijdgrafcirkel in Vlaanderen enkel voor op de site Ursel-Rozestraat. Omwille van de gelijkenis tussen beide sites gaan we in deze bijdrage een korte vergelijking aan om uiteindelijk tot de slotanalyse te komen.

Afb. 53 Ursel-Rozestraat

De bronstijdgrafcirkel te Ursel werd in twee fases aangelegd. Er is sprake van een eer-ste fase met een diameter van 7,5 meter (2100-1900 v.Chr.) en een tweede fase waar-bij een cirkelgracht met een diameter van 17 meter uitgegraven werd. De IJzertijd-enclos (16,5 op 17,5 m) doorsnijdt aan de vier zijden de tweede grafcirkel. In deze vier-kantgreppel werden geen bijzettingen aangetroffen.

Naast deze enclos is er te Ursel sprake van een reeks vierkante enclos ten noorden van de grafcirkel. Deze werden gedateerd tussen 470 en 100 v.Chr. (Bourgeois 1998, 114-115). Op deze enclos werden nadien La Tène brandresten bijgezet.

In totaal werden er te Ursel 68 crematiegraven aangetroffen, onregelmatig verspreid over het vlak. Hier werd ook een onderscheid gemaakt tussen twee graftypes. Enerzijds de kleine, ovale, in veel gevallen slecht bewaarde brandresten die aan de late La Tène toegeschreven worden. Anderzijds de grote rechthoekige graven, al dan niet

met nisjes, die als Gallo-Romeins gedateerd worden. Qua vondsten kunnen we de relatief grote hoeveelheid metaalvondsten vermelden waaronder een grote hoeveel-heid fibulae (Bourgeois 1998, 116-124).

De grafcirkel op Hoogveld-J bestaat slechts uit één fase. Het gaat hier om een structuur met een diameter van 14 meter en een relatief smalle, ondiep bewaarde greppel. Er is sprake van een dubbele palenzetting aan de westelijke binnenzijde van de grafcirkel. In dit geval wordt de grafcirkel niet aangesneden door de IJzertijd-enclos. De vierkantgreppel is gecentreerd rond de grafcirkel. Opvallend is dat er in tegenstel-ling tot Ursel, op Hoogveld in het oostelijke gedeelte van deze enclos grote hoeveel-heden gecremeerd menselijk bot aangetroffen werd naast fragmenten aardewerk. Het gaat hier niet om een aflijnbare kern, maar om een concentratie die zich hoofdzakelijk situeert rond de oostelijke uitstulping van de greppel. In het noordelijke gedeelte van deze enclos werd tevens een houtskoolkern aangetroffen, wat kan wijzen op een bran-drestengraf.

Een tweede enclos sluit op Hoogveld-J rechtstreeks aan op de eerste. Deze enclos wordt gekenmerkt door een duidelijke toegang en een palenzetting aan de binnenzijde. Op een uitloper van deze enclos werd eveneens een houtskoolconcentratie aangetrof-fen. Ook binnenin de enclos werd een crematiegraf opgegraven.

Daar waar er in Ursel sprake is van een onregelmatige inplanting van de crematiegra-ven over het vlak is er op Hoogveld-J sprake van een cluster die zich ten westen van de 2 vierkantgreppels bevindt. Overigens werd hier een urnengraf aangetroffen dat we mogelijk in de late Bronstijd kunnen dateren. De hoeveelheid grafgiften ligt op Hoogveld-J in tegenstelling tot Ursel zeer laag. Er werd ook geen metaal aangetroffen. Het vondstmateriaal beperkt zich in ons geval tot een aantal glaskralen, een recipiënt in gedraaid, Gallo-Romeins aardewerk en een paar scherven. De hoeveelheid aange-troffen crematiegraven ligt op Hoogveld ook een stuk lager.

Op een aantal vlakken levert het archeologisch onderzoek van Hoogveld-J dus nieuwe wetenschappelijk informatie op:

- De vondst van een crematie-urne uit de late Bronstijd in de directe nabijheid van een grafheuvel uit de vroege of midden Bronstijd is uitzonderlijk. De literatuur vermeldt immers dat er bij opgravingen van bronstijdgrafcirkels nooit urnengraven werden aan-getroffen. Tussen de midden en late Bronstijd zou er immers sprake zou geweest zijn van een abrupte culturele verandering (Bourgeois 1998, 113). Een datering op 1 van de botfragmenten uit de urne lijkt ons in dit geval belangrijk.

- De menselijke uitstrooiingsresten, aangetroffen in de vulling van de IJzertijd-enclos, illustreren dat de grafheuvel uit de Bronstijd blijkbaar betrokken werd binnen het IJzertijd-grafritueel. Dit zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van een soort overleve-ring of vooroudercultus.

-De nederzettingsexponent werd voor één van de eerste keren onderzocht in de omge-ving van dergelijke enclos. Er is mogelijk sprake van een aantal directe bewoningsspo-ren. De indirecte resten, meer bepaald de waterputten en meerdere spiekertjes werden vastgesteld.

In ruimere zin biedt het archeologisch onderzoek van Hoogveld-J een interessant beeld van de Keltische leefwereld. We vonden resten terug van een ruraal heiligdom dat zich in de directe omgeving van een nederzetting bevond. Deze heilige plaats greep terug naar sporen uit de Bronstijd en leefde door tot in de Gallo-Romeinse periode. De

nauwe verwevenheid van het dagelijkse leven met religie attesteerde zich ook in de depositie van een volledig recipiënt onder een spiekertje en de grote hoeveelheden nederzettingsmateriaal in een brandlaag van één van de waterputten en een depositie-kuil.

Wat de precieze intentie van de Keltische bewoners in casu was zullen we waarschijn-lijk nooit te weten komen. Het loont weliswaar de moeite om meer onderzoek te leve-ren naar dergelijke fenomenen door ze te toetsen aan andere voorbeelden en natuur-wetenschappelijk onderzoek. Voor de regio Dendermonde leverden de opgravinge op Hoogveld-J één van de oudste sporen op van menselijke bewoning en verering. De omvang van deze occupatie is vooralsnog onduidelijk.