• No results found

Hoofdstuk 5 Confrontatie van interviewmateriaal met theoretisch kader

5.1.2 Identiteit en ideologie

McAdams beschrijft dat identiteit voor jongeren in de pubertijd een nieuw probleem is. Jongeren stellen zichzelf vragen over wie ze zijn en wie ze willen zijn. Wanneer een ziekte in deze periode een rol speelt, stellen jongeren zichzelf de vraag wie ze zijn met deze ziekte. Relaties met anderen en zich kunnen spiegelen aan anderen, zijn voor jongeren manieren om een eigen identiteit te construeren. Een ziekte die het dagelijks leven beïnvloedt, bemoeilijkt deze manier van identiteitsvorming.

Hoofdstuk 5 Confrontatie van interviewmateriaal met theoretisch kader

Daniël vertelt over hoe hij in zijn pubertijd met de ziekte omging. Ik was op een gegeven moment geen skateboarder meer, wat we toch wel heel lang altijd samen deden. School op een andere locatie, dus iedereen groeide een beetje een ander kantje uit. En ik ook, alleen ik zat dus op een gegeven moment doordeweeks in Rotterdam op school(…). En zij waren gewoon in Zeeland en ja, in Rotterdam ging ik gewoon allerlei dingen doen die eigenlijk niet mochten, zoals spijbelen, blowen en zo. En ik was ook wel heel ziek, dus, ik had zoiets van nou, ja, zoiets van, heel raar, je weet, ik heb op TV een psycholoog gezien, die was zelf heel dik. Die zei ik ben een psycholoog, en ik zeg elke dag tegen mezelf, stop met al die rotzooi eten. Ik ben veel te dik, maar toch doe ik het elke dag weer. Nou, zoiets had ik ook. Ik moet stoppen met spijbelen en blowen, maar… Later vertelt hij: Toen ik nog een puber was, en iedereen altijd maar wist wat het beste voor mij was, maar echt iedereen ook gewoon, had ik er een ongelofelijke hekel aan.

Daniël geeft een beschrijving van wat veel pubers meemaken, ze horen ergens bij en hebben een bepaalde identiteit. Ze horen bij een groepje door dezelfde kleding, dezelfde attitudes en dezelfde bezigheden. Het veranderen van die identiteit is niet eenvoudig. Ondanks de

wetenschap dat hij niet goed bezig is, blijft verandering voor Daniël moeilijk. Goede adviezen van anderen helpen hem niet. Het verhaal van Anne staat hiermee in contrast. Zij beschrijft juist dat ze in de middelbare schoolperiode anders dan haar klasgenootjes durfde te zijn. Zij ontleende daar haar identiteit aan, zij noemt zichzelf de outcast. Ook Anne vergelijkt daarmee zichzelf met anderen, maar zij zet zich af in plaats van zich aan te passen. Haar verhaal laat duidelijk zien dat het anders durven zijn voor Anne bij de pubertijd hoort. Als kind wilde ze juist helemaal niet anders zijn. Celine kreeg pas na haar pubertijd te maken met de ziekte van Crohn. Boris had tijdens de pubertijd weinig last van de ziekte van Crohn. Maar in het begin

was het meer zoiets van goh, moet ik dat nou hebben en, en, en, hè waarom ben ik nou niet normaal. Dus ik dee gewoon alles wat iedereen dee, en eigenlijk was het gewoon meer naar de WC en af en toe een beetje buikpijn en what the hell, ik had er ook geen, ik had er echt geen last van. Zijn middelbareschooltijd heeft Boris als een fantastische tijd ervaren. Ook hij

hoorde bij een groepje. Ik was geen tienenstudent of uh scholier, ik was vooral lui.(…) Onze

school was een beetje alternatieve school, ’t was geen zuipschool, ’t was geen, geen, geen Johnny-en-Anita-school, een gewone school weet-ik-veel-wat, maar wij waren gewoon van die alto’s weet je wel, blowtje roken, dat, dat werk. Dus da nou ja, ‘k zat gewoon, lekker een beetje hangen rond school en iedereen liep z’n eigen wiet te verbouwen, nou da was leuk, gewoon een leuke school, maar niks hoeven te doen.

Ideologie is volgens McAdams voor een puber erg belangrijk. De ideologische setting die we in de puberteit ontwikkelen, zal waarschijnlijk de rest van ons leven bij ons blijven. In de vier verhalen zijn aanwijzingen te vinden voor een ideologie, voor opvattingen over wat goed en waar is. Boris beschrijft dat hij tijdens de middelbare schooltijd meer waarde hechtte aan leuke dingen doen met zijn vrienden, dan aan hard werken en hoge cijfers halen. Op de universiteit worden cijfers voor hem belangrijker. Voor het eerst gaat studeren hem niet makkelijk af en moet hij zijn best doen om voldoendes te halen. Hoge cijfers interesseren hem echter nog steeds niet. Hij vindt het belangrijker dat hij zijn studie interessant vindt en dat hij daarnaast ook leuke dingen kan doen. Later houdt zijn ideologie verband met wat hij resetten noemt. Door zijn ziekte heeft hij geleerd stil te staan bij wat goed en mooi is in het leven. Dit laatste is iets dat Anne en Daniël ook benoemen. Omdat ze weten hoe het is om in het

dagelijks leven ernstig beperkt te worden door een ziekte, zijn ze zich ervan bewust hoe fijn het is wanneer ze wel in staat zijn te studeren, te werken en de dingen te kunnen doen die ze graag willen doen. De ideologie van Daniël houdt verband met de mogelijkheid zich op verschillende vlakken te ontwikkelen. In de pubertijd hield hij zich daar nog niet mee bezig, maar nu wil hij op het gebied van opleiding, carrière en sport zo veel mogelijk leren. Bij zijn ideologie hoort ook dat je veel alleen moet doen. Hij vraagt niet snel om hulp en wil geen

speciale behandeling vanwege zijn ziekte. Anne en Celine vertellen wel aan anderen dat ze de ziekte van Crohn hebben, Daniël en Boris doen dit niet. Boris vertelt het niet vanwege

schaamte, maar Daniël ziet de ziekte van Crohn als een zwakke plek waar anderen gebruik van zouden kunnen maken. De moeite die Daniël heeft om zich over te geven aan medisch personeel houdt hiermee verband. Hij wil graag zelf controle houden over zijn lichaam, zijn gezondheid en over zijn toekomst.

Celine wil leven zoals ze zonder de ziekte van Crohn ook zou doen. In haar ideologie is het

belangrijk zo natuurlijk mogelijk te leven en dat betekent voor haar een leven zonder medicijnen. Toch vertelt ze ook dat ze heel ongezond leeft, ze houdt van uitgaan, roken en drinken. Celine is zorgzaam voor de mensen om haar heen en ze vindt het belangrijk dat er iemand is die haar verzorgt wanneer ze ziek is. Ze verontschuldigt zichzelf wanneer ze denkt lui of kleinzerig over te komen. Toch heb ik de indruk dat ze graag gezien wil worden met haar pijn en haar zorgen over de ziekte en de invloed die het heeft op haar leven. Maar als ze daar iets van laat zien, lijkt ze te schrikken en zich te verschuilen achter een verontschuldiging of excuus. Ze benoemt dat ze graag de controle heeft over haar lichaam en haar leven en daardoor moeite heeft met het onvoorspelbare karakter van de ziekte. Celine is de enige van de respondenten die haar opvattingen over wat goed en waar is, beschrijft door te expliciteren waarin zij gelooft. Ja ik geloof, ik geloof gewoon in het algemeen dat alles een reden heeft,

met een reden gebeurt. Ja dat geloof ik ja. Ook in positief denken. Deze levensvisie draagt bij

aan haar gevoel van controle over haar ziekte en over haar leven.