• No results found

Het Identificeren van Mind-Gerelateerde Opmerkingen Het transcript kan nu worden gebruikt om alle opmerkingen die gericht zijn op het verwoorden van de innerlijke staten van

In document Mindful met je baby : een pilots study (pagina 42-46)

Nederlandse Handleiding Codering Mind-Mindedness De Observaties Moniek A J Zeegers & Cristina Colonnes

3. Mind-Mindedness in het Eerste Levensjaar: De Observatie-Maat

3.1 Het Identificeren van Mind-Gerelateerde Opmerkingen Het transcript kan nu worden gebruikt om alle opmerkingen die gericht zijn op het verwoorden van de innerlijke staten van

het kind te identificeren. Mind-gerelateerde

opmerkingen zijn alle opmerkingen die a) expliciet verwoorden wat het kind zou kunnen denk, ervaren, of voelen; of b) letterlijk weergeven wat het kind op dat moment zou zeggen wanneer het zou kunnen praten. Opmerkingen in deze laatste categorie hoeven geen interne staten weer te geven (hoewel dat vaak wel het geval is), maar dienen in ieder geval duidelijk de dialoog vanuit het kind weer te geven (bijv., “Dat is een knuffelbeer, mama”). Hoewel soms andere typen opmerkingen ook bedoeld lijken om de innerlijke wereld van het kind te verwoorden, worden omwille van de validiteit en betrouwbaarheid van het codeerschema alleen opmerkingen die in categorie a of b vallen als mind-gerelateerd gecodeerd. De opmerkingen die hieronder staan weergegeven zijn niet bedoeld als een eindeloze lijst met mogelijke mind-gerelateerde opmerkingen, maar zijn een afspiegeling van opmerkingen die Meins en collega’s tijden hun observaties zijn tegengekomen. De voorbeeld opmerkingen hieronder zouden voldoende leidraad moeten bieden voor het classificeren van verschillende typen opmerkingen die onderzoekers in hun eigen observaties tegenkomen.

3.1.1. Mind-Gerelateerde Opmerkingen Wensen en voorkeuren

Leuk vinden, niet leuk vinden, houden van, willen, voorkeur hebben, favoriet, haten, stom vinden, niet uit kunnen staan, iets op het oog hebben (“heb je de bal op het oog”). Cognities

43 Denken (maar zie Niet-Specifieke Verwijzingen naar de Baby’s Interne Staten in Sectie 3.1.3 hieronder, voor “wat denk jij?“), beslissen, een besluit nemen, weten, herkennen,

herinnerern, realiseren, interesseren, niet interesseren, opmerken, aandacht geven, bedoelen, begrijpen, verwachten, geobsesseerd zijn, nieuwsgierig zijn (“nieuwsgierig aagje”),

gefascineerd zijn, verwerken, focussen, intentie hebben.

Emoties Genoeg hebben, geen zin meer hebben, het zat zijn, verlegen, zelf-bewust, serieus, blij, vrolijk, verdrietig, treurig, angstig, bang, boos, woedend, enthousiast, gestrest,

chagrijnig, sikkeneurig, humeurig, in een goed/slecht humeur zijn, moeilijk hebben, verrast, walgen, verveeld, niet in goeie doen, opgewekt, geschrokken, niet zichzelf voelen/zijn, verward, dwars zitten.

Epistemische Staten

Plagen, spelletje spelen, grapjes maken, lolbroek, grapjas uithangen, in de maling nemen. Talking on the Infant’s Behalf

Elke opmerking die duidelijk bedoeld is om namens het kind te spreken (bijv., “papa, doe toch niet zo gek”).

3.1.2. Opmerkingen die Wel of Niet Mind-Gerelateerd Kunnen Zijn Fysieke Staten Wanneer de opvoeder verwijst naar de fysieke staten van de baby (bijv., moe, honger, dorstig, warm, koud, etc.) als reactie op gedrag van de baby die de opmerking lijken te rechtvaardigen (bijv., in oogjes wrijven, gapen, of op handjes sabbelen), worden deze opmerkingen niet als mind- gerelateerd geclassificeerd. De opvoeder kan ook over moe zijn of honger praten in de context van doen alsof. Deze opmerkingen worden eveneens niet als mind-gerelateerd gecodeerd.

Echter, wanneer de opvoeder verwoordt dat baby moe is, honger heeft, etc., in de afwezigheid van ieder bijbehorend signaal van een dergelijke fysieke staat, dan worden deze opmerkingen wel als mind-gerelateerd gecodeerd (en altijd als non-attuned – zie 3.2.2 hieronder)

Grappig Grappig/lollig/amusant moeten als mind-gerelateerde opmerkingen worden gecodeerd wanneer de opvoeder deze termen gebruikt als reactie op dat de baby iets grappig/amusant/lollig vindt of iets grappigs doet (wat blijkt uit een positief affect van de baby). Opmerkingen zoals “dat is grappig” die verwijzen naar andere gebeurtenissen en die niet worden ingegeven door een positief-affectieve respons van de baby dienen niet als mind- gerelateerd te worden gecodeerd.

Slim

Wanneer slim/knap (“jij bent slim/knap”, “dat is slim/knap”, “slimme/knappe meid/jongen”) wordt gebruikt als reactie op vaardigheden die de baby laat zien (bijv., manipuleren van speelgoed, gedrag laten zien als reactie op een verzoek van de opvoeder), wordt slim als mind-gerelateerd gecodeerd. Wanneer slim/knap slechts wordt bedoeld als positieve feedback op algemeen gedrag (“knapperdje”, “knappe vent”), en wanneer een non-mentale interpretatie mogelijk is, wordt de opmerking niet als mind-gerelateerd gecodeerd.

Ondeugend/Brutaal Ondeugend/Brutaal (“jij bent ondeugend”, “ondeugend meisje”, “dat is ondeugend”), kan mind-gerelateerd zijn wanneer het wordt gebruikt als reactie op gedrag van de baby dat als speels, plagerig bestempeld kan worden (bijv. herhaaldelijk een speeltje in de mond stoppen, wanneer de opvoeder het eerder weghaalde, of verzocht dat niet te doen, toren

44 omgooien wanneer opvoeder niet kijkt). Let op dat hierbij de emotionele toon van de baby positief is (bijv., de baby lacht, maakt oogcontact met de opvoeder). Wanneer ondeugend meer algemeen wordt gebruikt, zonder aanleiding, wordt het niet als mind-gerelateerd gecodeerd. Intenties Proberen wordt als mind-gerelateerd gecodeerd wanneer de opvoeder ook het exacte

doel dat de baby probeert te bereiken, verwoordt (bijv., “Probeer je het blok in het gat te krijgen?”), algemeen gebruik van proberen dient niet als mind-gerelateerd te worden gecodeerd (bijv. “Wat probeer je”). Gaan (“Ga je met de auto spelen”, “Wat ga je doen?”) dient niet als mind-gerelateerd te worden gecodeerd volgens de handleiding van Meins en Fernyhough (2015). In ons onderzoek zijn we echter tegengekomen dat Nederlandse

opvoeders soms het werkwoord gaan gebruiken als vervanger voor het werkwoord proberen om op duidelijke wijze begrip van de intentie/van de baby weer te geven (bijv. “Aha, jij gaat een toren maken”, wanneer de baby begonnen is blokken te stapelen). In deze (enkele)

gevallen hebben wij opmerkingen met gaan als mind-gerelateerd gecodeerd. Let op, dit is een afwijking van de Engelstalige handleiding van Meins en Fernyhough (2015)

3.1.3. Opmerkingen die Niet Mind-Gerelateerd Zijn Perceptie

Opmerkingen over het zien, kijken, luisteren, horen, voelen, aanraken, proeven, ruiken van de baby, dienen niet als mind-gerelateerde opmerkingen te worden gecodeerd.

Zeggen/Praten Opmerkingen over het zeggen, praten, of vertellen van de baby (gemaakt in respons op vocalisaties van de baby) dienen niet als mind-gerelateerde opmerkingen te worden gecodeerd (bijv., “Zeg je iets tegen mij?”, “Ben je het allemaal aan het vertellen”). Echter, wanneer de opvoeder namens de baby praat, door letterlijk te verwoorden wat de baby zou kunnen zeggen wanneer hij/zij zou kunnen praten, wordt dit wel als mind-gerelateerd gecodeerd (zie 3.1.1 hierboven). Niet-Specifieke Verwijzingen naar de Baby’s Interne Staten Opmerkingen die blijk geven dat opvoeder een verandering in de baby’s innerlijke wereld heeft opgemerkt, maar die niet naar specifieke staten verwijzen, worden niet als mind- gerelateerd gecodeerd (bijv. “Wat is er aan de hand?”, “Is alles goed?”, “Is dat beter?”). Algemeen gebruik van het werkwoord denken (“Wat denk je?”), wordt eveneens niet als mind-gerelateerd gecodeerd.

Het Classificeren van Mind-Gerelateerde Opmerkingen als Appropriate/Non-Attuned Wanneer alle mind-gerelateerde opmerkingen zijn geïdentificeerd in het transcript, kan worden gecodeerd of een opmerking appropriate (gepast) of non-attuned (niet afgestemd) is. Aangeraden wordt om de gehele spel-interactie te bekijken in plaats van door te spoelen naar de specifieke momenten waarop mind-gerelateerde opmerkingen worden gemaakt. Om een gefundeerd oordeel over de (gepaste) afstemming van elke opmerking te ontwikkelen, is het belangrijk om een indruk van de emotionele staat van de baby en de het soort spel waar de baby zich gedurende de interactie mee bezighoudt. Herhalingen van mind-gerelateerde verwijzingen worden als afzonderlijke opmerkingen gecodeerd, tenzij een verwijzing in zeer hoge frequentie wordt herhaald. Bijvoorbeeld, wanneer een opvoeder de baby al spelend met speelgoed observeert en zegt “Dat vind jij leuk (1 sec. pauze). Ja, dat vind jij leuk”, wordt dit als twee mind-gerelateerde opmerkingen gecodeerd. Echter, wanneer de opvoeder zegt “Dat vind jij zo leuk, zo leuk zo leuk”, wordt dit als één opmerkingen gecodeerd.

45 3.21. Criteria Voor Appropriate Mind-Gerelateerde OpmerkingenMind-related

opmerkingen moeten als ‘appropriate’ gecodeerd worden wanneer deze aan één van de volgende criteria voldoet:

(a) de onderzoeker is het eens met opvoeder’s interpretatie van de baby interne staat. Bijvoorbeeld:

a. Jij wilt de kikker (nadat de baby naar de kikker reikt)

De bal is jouw favoriet, of niet? (nadat de baby herhaaldelijk een voorkeur voor de bal laat zien)

c. Ben je aan het nadenken? (wanneer de baby een nadenkende uitdrukking heeft) d. Je vindt die niet leuk he? (wanneer de baby een stuk speelgoed afwijst door het weg te duwen)

e. Je bent gefascineerd door die dieren he? (wanneer de baby intensief gefocust is op het spelen met de dieren gedurende meerdere minuten)

f. Je bent zo’n vrolijke meid (nadat de baby lacht/glimlacht)

g. Word je verlegen? (wanneer de baby zich verlegen wegdraait, zich verbergt)

h. Maakt dat je bang (wanneer de baby schrikt van een stuk speelgoed met veel geluid) i. Speel je soms een spelletje met me? (wanneer de baby meerdere keren niet gehoorzaam is na instructie van de opvoeder, bijvoorbeeld wanneer de baby lachend een speeltje naar zijn/haar mond brengt, na een aantal verzoeken van de opvoeder om dit niet te doen.

(b) de opmerking linkt een huidige activiteit aan eenzelfde soort gebeurtenis in het verleden of de toekomst. Bijvoorbeeld:

a. Weet je nog dat we een kameel in de dierentuin zagen? (wanneer het kind met een kameel speelt).

b. Je vond het wel leuk in de auto vandaag, of niet? (wanneer het kind met een auto speelt) c. Wil je morgen met de trein gaan? (wanneer het kind met een trein speelt)

d. Je herkent deze omdat we er thuis ook één hebben.

e. Je houdt van rood he? (Opmerkingen zoals deze, waar de opvoeder refereert naar eerdere ervaringen over een langere periode, worden als appropriate gecodeerd, ook al wordt er tijdens de observatie geen duidelijke voorkeur voor de kleur rood waargenomen. Bij dit type opmerkingen wordt er vanuit gegaan dat de opvoeder eerder heeft waargenomen dat de baby van rood houdt en voorspelt dat dit nog steeds het geval is. Wanneer de baby echter duidelijk signalen laat zien welke de opmerking van de opvoeder tegenspreken, wordt de opmerking als non-attuned gecodeerd.

(c) De opmerking wordt gebruikt om duidelijk te maken hoe er verder wordt gegaan met het spel na een “loos” moment binnen de interactie. Bijvoorbeeld wanneer het kind enkele seconden zit te staren en zich niet richt op een object of activiteit, dan is een opmerking zoals “Wil je met de boerderij spelen?“ appropriate. Let op: Dit zou een non-attuned opmerking zijn wanneer het kind al actief met iets bezig is (zie 3.2.2 hieronder).

46 3.2.2 Criteria voor Non-Attuned Mind-Gerelateerde Opmerkingen

Wanneer een opmerking aan één van de volgende criteria voldoet, wordt deze als non- attuned gecodeerd:

(a) de onderzoeker is het niet eens met de opvoeder’s interpretatie van de interne staat van de baby. Bijvoorbeeld:

a. Je vindt die niet meer leuk he? (terwijl het kind nog actief met het speelgoed speelt) b. Je vindt de eend echt leuk he? (terwijl het kind geen interesse of positieve affecten voor de eend laat zien)

c. Ben je moe? (terwijl het kind geen duidelijke tekenen van moeheid vertoont) d. Brombeertje (terwijl het kind in vrolijke doen lijkt te zijn)

(b) de opmerking refereert naar een gebeurtenis uit het verleden of de toekomst die niet gerelateerd is aan de activiteit op dat moment. Bijvoorbeeld:

a. Zou je willen dat oma morgen langs komt? (terwijl oma niet recentelijk genoemd is) b. Wil je pudding bij het eten? (terwijl het niet recentelijk over eten ging)

c. Wil je gaan zwemmen als we op vakantie gaan? (terwijl het niet recentelijk over vakantie of zwemmen ging)

(c) de opvoeder vraagt wat het kind wil doen of suggereert dat het kind een andere activiteit wil gaan doen wanneer het kind al actief aan het spelen is met iets of actief aandacht heeft voor iets anders.

(d) de opvoeder kent interne staten (epistemische staten, emoties of wensen) toe die niet kunnen worden afgeleid uit gedragingen van de baby maar welke projecties lijken van de eigen gedachten/verlangens van de opvoeder. Bijvoorbeeld:

a. Ben je aan papa aan het denken, van wie je zoveel houdt?

(e) hetgeen waar de verzorger naar refereert is niet duidelijk (bijv. je vindt dat leuk, terwijl het kind nergens mee speelt).

In document Mindful met je baby : een pilots study (pagina 42-46)