• No results found

Idee over de toekomst

Hoofdstuk 4. Cyclische tijd in cultureel perspectief

4.3. Idee over de toekomst

In traditionele culturen wordt het geschiedenisproces als een cirkel gezien: een voortdurend herhalend proces, waarbij verwacht werd dat in grote lijnen situaties en gebeurtenissen uit het verleden zich zullen herhalen in de toekomst (v.d. Dussen, 2001, 10).De verwachting was dat de toekomst in grote lijnen niet fundamenteel anders zou zijn dan het verleden. Van der Dussen geeft aan dat hier een zeker fatalistisch idee in zat: de mens kon de situatie en het verloop van de geschiedenis niet beïnvloeden; zijn lot niet zelf in handen nemen (idem, 25). Het is echter de vraag hoe dit werd ervaren. De herhalende cycli werden immers ook ervaren als een betekenisvolle ordening waarin de levensfasen van de mens wezenlijk vastgelegd waren (Baars, 2007, 111). Baars en Arendt noemen als voorbeelden de Griekse en Romeinse oudheid, Baars noemt ook de Middeleeuwen, waar de levensloop eveneens als een, volgens de cyclus van de wetmatigheid van de natuur vanzelfsprekende, en daarom betekenisvolle levensfase werd gezien (Arendt, 1999, 49; Baars, 2007, 111).

Opgaan, blinken, en verzinken

Het streven in onze westerse maatschappij is altijd naar hoger, mooier, beter, efficiënter, groter, enz. (Baars, 2007; Dekkers, 2009). Het viel Hans Korteweg en Jaap Voigt op dat er een collectieve afkeer is van verval, dood, afbraak, vermindering en afbouwprocessen, terwijl deze processen in culturen die beïnvloed zijn door het boeddhisme, hindoeïsme en taoïsme worden beschouwd als een vanzelfsprekender onderdeel van kleine en grote cycli (Korteweg en Voigt, 1990, 175). Cyclische tijd is ritmisch, zoals alle leven in de natuur en in het lichaam ritmisch is: de seizoenen, de hartslag, de ademhaling. Cycli en ritmen zorgen voor het

eenmalig; in het cyclische patroon herhalen ze zich. Ritmen ordenen de wereld, ritmen geven ons bestaan zin en betekenis, volgens Coeterier geven herhaling en vaste betekenissen

zekerheid in het bestaan (idem, 35).

Voigt pleit voor het herstel van de natuurlijke cyclische ritmen in ons persoonlijk bestaan, maar ook binnen organisaties, aangezien het gericht zijn op groei en expansie en het

daarentegen ontbreken van een fase van inkrimping leidt tot een overspanning en bijvoorbeeld uitputting van grondstoffen. In onze samenleving zijn de juiste verhoudingen zoekgeraakt, aldus Voigt:

‘Er is een collectieve illusie ontstaan dat de mens kan spelen en spotten met de

natuurlijke ritmen, zonder dat dit negatieve gevolgen heeft. Eigen aan deze collectieve illusie is ook de algemene overtuiging dat een leven dat is afgestemd op de natuurlijke ritmen, saai en vervelend zou zijn. (…..) Maar als de natuurlijke ritmen bij de mens worden verstoord, wordt ook alles wat hij voortbrengt gekenmerkt door dit gebrek aan ritme. De huidige samenleving is een toonbeeld van dit verstoorde ritmische proces.’ (Korteweg en Voigt, 1999, 169).

Voigt waarschuwt hierbij voor vervormingen. In een natuurlijk ritme zou een afwisseling bestaan van expansie, contractie, en stilstand. Zowel in de kleinste cycli als de grotere, zowel de ademhaling als de economie, waar nu alleen expansie en groei als gewenste fase wordt gezien, moet volgens Voigt altijd een prijs voor betaald worden voor deze disbalans. Wij mensen zijn deel van de natuur

Vanuit een cyclisch perspectief is alles dat leeft, groeit en onderhevig is aan dood en verval deel van de natuur. Mensen zijn net zo goed en zo kwetsbaar als alle andere leven. Een

overwegend cyclisch perspectief zou verregaande gevolgen hebben voor onze hele levensvisie en voor onze levenswijze. In een visie waarin men een evenwichtiger grondhouding zou hebben naar de natuur en natuurlijke kringloop zijn mensen gast op aarde net als alle andere levende wezens. De mens nog steeds cultuurscheppend, vanuit rationaliteit, zelfbewustzijn, gevoel en ervaring, maar vanuit verbondenheid met de natuur in besef daar deel van uit te maken (Zweers, 1995, 53; Arnolds, 2000, 198). In deze visie zal de mens dus op velerlei terreinen fors moeten inbinden in zowel zijn positie als heerser, als gebruiker van natuurlijke grondstoffen, als vervuiler. Volgens de milieufilosofen zal de mens gericht moeten zijn op het belang van alles wat leeft en ervoor moeten waken het regeneratief vermogen van de natuur niet aan te tasten of overbelasten. Alleen al de bevolkingsgroei inperken heeft zeer grote gevolgen voor onze levensbeschouwing (Arnolds, 2000, 195; Lemaire, 2008; Zweers, 1995). De mens trekt zich niets aan van de natuurlijke regeneratieve kringloopprocessen, zegt Arnolds, terwijl deze al veel langer bestaan dan de mensheid. ‘Onze economie wordt gekenmerkt door lineaire processen, verkwisting en een streven naar voortdurende

economische groei’ (Arnolds, 2000, 196). De uitbuiting van de natuur wijst op vervreemding van de natuur en de innerlijke vervreemding van de natuurlijke kringloop, constateert Arnolds (2000, 197). ‘De in onze maatschappij zo wijd verbreide angst voor de dood heeft haar

wortels mede in de vervreemding van de natuur’ (Arnolds, 2000, 201)

Ook Irigaray waarschuwt voor de dringende noodzaak anders om te gaan met de natuur. Zij ziet het loskoppelen van het rationele/ mentale domein van het lichamelijke en de natuur in onszelf als belangrijke bron van het economisch en ecologisch uit balans raken. Maar zij wijt dit aan een culturele inferioriteit van het vrouwelijke, waarbij natuur/cyclisch/lichamelijk aan het inferieure vrouwelijke zijn gekoppeld (van der Elst, 2009).

Ecosystemen houden zichzelf in stand door middel van subtiele samenhangende beïnvloeding, wat vooral bekend terrein was bij ongeletterde culturen die een intuïtief begrip hadden van het niet- lineaire karakter van het ecosysteem (Capra, 1982, 41). Onderzoekers als Louis Pasteur waren al bekend met het grote belang en de invloed van samenhangende ecosystemen, maar

toch is alleen onderzoek van Pasteur bekend geworden wat bij het lineaire oorzaak- gevolg- denken paste (Capra 1982, 131). Wij moeten ons bewust richten op het herstel van deze samenhangende systemen, waar we met onze vergevorderde wetenschap gemakkelijk toe in staat zijn, wanneer de prioriteiten vanuit een andere grondhouding veranderen.

Planning ruimtelijke ordening

Een bijzonder voorbeeld van het opnieuw in praktijk brengen van de betekenis van het cyclische is te zien in het Alterra-rapport uit 2001 van het Ministerie van Ruimtelijke Ordening.

De onderzoeker Coeterier constateert dat er een veranderende tijdbeleving is door

maatschappelijke veranderingen. Deze ontwikkelingen werken volgens Coeterier centrifugaal: ‘ze verwijderen mensen van hun middel- of zwaartepunt, ze verstrooien’ (Coeterier, 2001, 42). Het bizarre effect is dat het een zelfversterkend effect heeft: men verlangt naar meer, men zoekt ook steeds meer verstrooiing.’ Een van de effecten hiervan is concentratieverlies, en het oppervlakkiger worden van contacten en taalgebruik (idem).11

Hiertegenover pleit Coeterier voor ruimteplanning met een vertragend effect, zoals behoud van groen, en ruimteplanning met een centripetaal effect, zoals het behoud van de

streekidentiteit, zoals jaarmarkten en streekproducten. Het lijkt hier te gaan om het zichtbaar maken/ behouden van de cyclische tijdsbeleving. Het multifunctioneel gebruik van ruimten (versus ruimten met een eigen doel en identiteit) werkt volgens Coeterier het centrifugale effect in de hand, en het plannen van non-descripte ruimten is daarom af te raden, net als het ondergeschikt maken van lokale patronen aan het nationale patroon. De schrijver noemt hierbij de Betuweroute en HSL als voorbeelden, waardoor de plaatselijke identiteit, stilte, en ruimtebeleving volledig ondergeschikt gemaakt worden aan economische belangen.