• No results found

Abstracts staan in alfabetische volgorde van de eerste indiener/auteur

Symposium

Online begeleidingsvormen in het veranderende hoger onderwijs

Indiener: Bakker, de, Gijs, Eindhoven School of Education, TUe/Fontys Lerarenopleiding Tilburg Voorzitter: Kreijns, Karel, Open Universiteit Nederland

Discussiant: Saab, Nadira, Universiteit Leiden

Participanten: Bakker, de, Gijs, Eindhoven School of Education, TUe/Fontys Lerarenopleiding Tilburg; Sloep, Peter, Open Universiteit; Jochems, Wim, Eindhoven School of Education, TUe; Rosmalen, Peter; Kreijns, Karel, Open Universiteit; Saab, Nadira, Universiteit Leiden

Inleiding

Onze maatschappij en het onderwijs hebben recentelijk veel veranderingen ondergaan. Nu kennis bijvoorbeeld steeds vergankelijker wordt, is er groeiende aandacht voor levenlang leren. Het hoger onderwijs zelf is ook veranderd. Veel instituten hebben, op basis van een competentiegericht model, hun onderwijs aangepast aan sociaal-constructivistische theorieën. Hierdoor zijn studenten op verschillende momenten aan verschillen activiteiten bezig, hetgeen de studentpopulatie steeds heterogener maakt. Dit heeft als gevolg dat zij verschillende begeleidingsbehoeften hebben (Anderson, 2004), hetgeen weer leidt tot een verhoogde werkdruk voor docenten (Fox & MacKeogh, 2003). Bovendien ervaren studenten een gebrek aan onderling contact. Dit speelt in het bijzonder in het afstandsonderwijs, aangezien studenten elkaar daar nauwelijks in face-to-face settings treffen. Dit vraagt om nieuwe oplossingen op het gebied van studentbegeleiding.

Nieuwe begeleidingsvormen

Recent onderzoek verkent oplossingen voor de bovengenoemde problemen. Zo is het mogelijk (een deel van) de begeleiding online te laten plaatsvinden. Met de komst van breedband internet, wordt het eenvoudig om begeleiding via het web plaats te laten vinden. In dit symposium laten we drie begeleidingsvormen zien die hier gebruik van maken. Het eerste onderzoek is dat van Schlusmans en Giesbertz. Zij hebben op de Open Universiteit geëxperimenteerd met synchrone online begeleiding, in een virtuele klassituatie met docent.

De twee andere onderzoeken in het symposium zoeken naar een oplossing voor het probleem van de docentlast. In eerder onderzoek zijn mogelijke oplossingen voor de werkdruk onderzocht. Peer-begeleiding, een begeleidingsvorm waarin studenten elkaar begeleiden, speelt een centrale rol in deze onderzoeken (zie bijvoorbeeld Fantuzzo, et al., 1989). Bovendien kan samenwerkend leren leiden tot beter leren tijdens probleemoplossing (Saab, 2005). Het belangrijkste probleem bij de implementatie van peer-begeleiding is het koppelen van medestudenten (peers), en de uiteindelijke organisatie van de begeleiding zelf. Deze twee laatste onderzoeken verkennen technologische mogelijkheden voor de koppeling van peers en de uiteindelijke peer-begeleiding.

De onderzoeken

1. Het gebruik van de virtuele klas bij de Open Universiteit Nederland - Kathleen Schlusmans, Wil Giesbertz – Open Universiteit; In het afstandsonderwijs vindt begeleiding doorgaans plaats via email of webfora. Aangezien studenten behoefte hebben aan onderling contact, worden er soms face-to-face studiebijeenkomsten georganiseerd. Belangrijkste voordelen hierbij zijn de toename van het onderling contact en de mogelijkheid tot direct antwoord op vragen. Er zijn echter ook nadelen. Het open en individuele karakter van het afstandsonderwijs wordt door de bijeenkomsten aangetast, studenten kunnen zo immers veel minder in hun eigen tijd en tempo door de lesstof. Om toch de voordelen van de

bijeenkomsten te behouden, is er op de Open Universiteit geëxperimenteerd met synchrone online begeleiding in de vorm van een virtuele klas. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een softwarepakket met o.a. online audio- en videocommunicatie, chat, whiteboard en applicationsharing. In een aantal pilots is gewerkt volgens deze aanpak, waarna de resultaten van de bijeenkomsten zijn geëvalueerd.

2. Online ondersteuning door middel van automatisch geselecteerde medestudenten - Peter van Rosmalen, Peter Sloep, Francis Brouns - Open Universiteit Nederland; In de bijdrage van Van Rosmalen, Sloep en Brouns wordt een model gepresenteerd dat het beantwoorden van vragen van studenten ondersteunt door studenten automatisch aan elkaar te koppelen. Dit gebeurt met behulp van ‘Latente Semantische Analyse’ (Landauer et al., 1998). LSA berekent overeenkomsten tussen documenten, in dit geval de vraag van een student en leermaterialen. Tevens kan de technologie gebruikt worden om documenten van medestudenten te analyseren om zo een match van een persoon met de vraag te bewerkstelligen. In een door van Van Rosmalen et al. (2008) ontwikkeld model, worden vervolgens steeds twee geschikte medestudenten benaderd om in een wiki samen een antwoord te formuleren. Het model is uitgetest onder een groep studenten.

3. Automatisch toegewezen peer-begeleiding via instant messaging – Gijs de Bakker, Peter Sloep, Wim Jochems – Eindhoven School of Education (De Bakker), Open Universiteit Nederland (Sloep, Jochems); De bijdrage van De Bakker, Sloep en Jochems behandelt eveneens onderzoek naar peer-begeleiding. Zij kiezen echter voor andere technologieën. De methode van koppeling is in dit geval gebaseerd op de aanname dat studenten vragen stellen over het cursusonderdeel waar ze op dat moment aan bezig zijn. Wanneer dit onderdeel bekend is, is de meest competente medestudent om de vraag te beantwoorden, hij of zij die het onderdeel (op voldoende niveau) afgerond heeft. Nadat er een match heeft plaatsgevonden, vindt de daadwerkelijke peer-begeleiding syncrhoon plaats via een instant messaging-applicatie (MSN, Skype). Deze keuze is gemaakt omdat onderzoek heeft laten zien dat studenten zelf elkaar al begeleiding geven via dergelijke informele synchrone communicatiemedia (De Bakker, 2007). In de eerste fase van het onderzoek zijn twee pilots uitgevoerd, onder een groep afstandsstudenten respectievelijk studenten uit het contactonderwijs.

Referenties

Anderson, T. (2004). Teaching in an online learning context. In T. Anderson & F. Elloumi (Eds.),

Theory and practice of online learning (pp. 271–294). Athabasca, New Zealand: Athabasca University.

Bakker, G. de (2007). Students and instant messaging: survey on current use and demands for higher education, ALT-J 15(2), 143-153.

Fantuzzo, J.W., Dimeff, L.A., & Fox, S.L. (1989). Reciprocal peer tutoring: A multimodal assessment of effectiveness with college students. Teaching of Psychology, 16 (3), 133-135. Fox, S., & MacKeogh, K. (2003). Can e-learning promote higher-order learning without tutor

overload? Open Learning, 18(2), 121-134.

Landauer, T, Foltz, P.W. & Laham, D. (1998). An introduction to latent semantic analysis.

Discourse Processes 25, 259-284.

Rosmalen, P. van, Sloep, P., Kester, L., Brouns, F., De Croock, M., Pannekeet, K. & Koper, R. (2008). A learner support model based on peer tutor selection. Journal of Computer Assisted

Learning, 24, 74-86.

Saab, N. (2005). Chat and Explore: The role of support and motivation in collaborative scientific

Het gebruik van de virtuele klas bij de Open Universiteit Nederland

Kathleen Schlusmans, Programmamanager Instellingsbreed Programma Onderwijs (OUNL) Wil Giesbertz, Projectleider Online begeleiding (OUNL)

Inleiding en kader

De OUNL verzorgt hoger afstandsonderwijs. Studenten studeren thuis of op een zelf gekozen plaats en gebruiken daarbij studiemateriaal dat ontwikkeld is voor zelfstudie. De persoonlijke begeleiding van docenten vindt meestal plaats via email of discussiegroepen. In een aantal gevallen worden studiebijeenkomsten georganiseerd in een studiecentrum van de OUNL. De voordelen van deze f2f-bijeenkomsten is dat studenten meer onderling contact hebben, ze krijgen meer het gevoel om tot een leergemeenschap te behoren en ze krijgen onmiddellijk antwoord op vragen van de docent of van medestudenten. (zie ook de Bie, 2001).

Voor de OUNL en haar studenten hebben f2f-bijeenkomsten nogal wat bezwaren. Studenten kiezen voor de Open Universiteit omdat ze op afstand kunnen studeren, niet naar de instelling moeten komen en hun eigen tijd en tempo kunnen bepalen. Al deze vrijheden worden beperkt door f2f-bijeenkomsten. Belangrijke doelgroepen zoals ziek en gehandicapte studenten en studenten in het buitenland, kunnen ook niet aan deze bijeenkomsten deelnemen. Ook zijn f2f-bijeenkomsten vanuit effectiviteitoogpunt problematisch bij de OUNL. Studenten studeren in hun eigen tempo en voor cursussen met kleinere aantallen studenten die verspreid wonen zijn de aantallen studenten die in een bepaalde regio aan de bijeenkomsten willen en kunnen deelnemen klein. Centraal georganiseerde bijeenkomsten vergen daarentegen dan weer veel reistijd van alle betrokkenen.

Omdat men de voordelen van f2f-bijeenkomstenwil behouden maar omdat men de nadelen wil aanpakken is besloten om te gaan onderzoeken of synchrone online begeleiding in de vorm van een virtuele klas een geschikt alternatief zou bieden voor f2f-bijeenkomsten. In een virtuele klas wordt gebruik gemaakt van softwarepakketten waarbij o.a. online audio- en videocommunicatie, chat, whiteboard en applicationsharing beschikbaar zijn.

In 2006 heeft een eerste kleine pilot plaatsgevonden op het vakgebied scheikunde (Corvers, 2006). Die pilot was dermate succesvol dat de instelling besloten heeft om gedurende twee jaar instellingsbrede experimenten op te zetten met als doel om in 2009 synchrone online begeleiding als standaardfunctionaliteit in het onderwijs aan te bieden.

Vraagstelling

De experimenten met de virtuele klas worden centraal aangestuurd en geëvalueerd. Het is de bedoeling om over twee jaar een antwoord te geven op de volgende vragen:

- Onder welke omstandigheden is de virtuele klas een geschikt alternatief voor f2f-bijeenkomsten in de studiecentra? Hierbij wordt zowel gekeken naar didactische als naar economische aspecten.

- Op welke wijze moet een virtuele klas ingericht worden? o Welk pakket moeten we als OUNL gebruiken? o Welke werkvormen zijn het meest effectief?

o Welke aantallen studenten kunnen bediend worden met een virtuele klas?

- Hoe kunnen docenten en studenten ondersteund worden bij het gebruik van een virtuele klas? - Hoe kunnen ontwerpers van onderwijs ondersteund worden bij het maken van een keuze

voor het al dan niet inzetten van een virtuele klas in hun onderwijs?

Aanpak

In 2007 hebben twaalf pilots plaatsgevonden met twee pakketten in vier faculteiten waarbij een aantal f2f-bijeenkomsten vervangen zijn door virtuele klassessies. De pilots die hebben plaatsgevonden betroffen vooral kleine groepen studenten die op vrijwillige basis meededen aan de experimenten. De aanpak van de virtuele klas was in de meeste gevallen een regelrechte afspiegeling van de activiteiten die in een regulier werkcollege plaatsvinden. Er werd ook alleen gebruik gemaakt van de audiofaciliteiten en nog niet van de videofaciliteiten.

Alle pilots zijn uitgebreid geëvalueerd door middel van vragenlijsten, interviews en analyse van de opnames van de virtuele klassen.

Eerste resultaten

De eerste resultaten zijn erg positief. Vooral studenten die voorheen niet naar de bijeenkomsten kwamen, hebben deelgenomen aan de virtuele klas. Ze waren erg positief over de mate van interactiviteit en over de wijze waarop ze actief bij de sessie betrokken werden. De technische kwaliteit was over het algemeen goed alhoewel er wat variatie was in de pakketten. Docenten bleken vooral in het begin nogal wat drempelvrees te vertonen maar waren na afloop van de sessies erg tevreden over de wijze waarop ze met studenten konden interacteren.

Vervolgonderzoek

In het tweede jaar zullen de experimenten worden uitgebreid. In de eerste plaats zal een grotere variëteit aan didactische werkvormen uitgeprobeerd worden waarbij niet alleen de docent centraal staat maar waarbij ook studenten meer regie over de klas kunnen voeren. Er zal ook geëxperimenteerd worden met grotere groepen en de mogelijkheden van de videofaciliteiten zal worden verkend. Alle experimenten worden weer uitgebreid geëvalueerd. Daarnaast zal vooral aandacht besteed worden aan het vergroten van het draagvlak voor de virtuele klas, het trainen van de docenten en het ontwikkelen van een theoretisch kader.

Referenties

Bie, Marion de (2001). Begeleiden bij competentiegericht leren in een elektronische leeromgeving

aan de Open Universiteit. Werkdocument OTEC. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Corvers, Ron (2006). Pilot Virtual Classroom Dijdidact Cursus Scheikunde. Evaluatierapport. Intern

rapport. Heerlen: Open Universiteit Nederland.

Dimeff, L.A., & Fox, S.L. (1989). Reciprocal peer tutoring: A multimodal assessment of effectiveness with college students. Teaching of Psychology, 16 (3), 133-135.

Fox, S., & MacKeogh, K. (2003). Can e-learning promote higher-order learning without tutor overload? Open Learning, 18(2), 121-134.

Griffin, M. M., & Griffin, B. W. (1998). An investigation of the effects of reciprocal peer tutoring on achievement, selfefficacy, and test anxiety. Contemporary Educational Psychology. 23, 298-311.

Kulik, J. A., & Kulik, C. C. (1988). Timing of feedback and verbal learning.Review of Educational Research, 58(1), 79–97.

Prensky, M. (2001). Digital Natives, Digital Immigrants. On the horizon, 9(5).

Rosmalen, P. van, Sloep, P., Kester, L., Brouns, F., De Croock, M., Pannekeet, K. & Koper, R. (2008). A learner support model based on peer tutor selection. Journal of Computer Assisted Learning, 24, 74-86.

Automatisch toegewezen peer-begeleiding via instant messaging.

Bakker, de, Gijs, Fontys / Eindhoven School of Education TUe Sloep, Peter, Open Universiteit

Jochems, Wim, Eindhoven School of Education TUe Inleiding

Onze maatschappij en het hoger onderwijs hebben recentelijk veel veranderingen ondergaan. Nu kennis bijvoorbeeld steeds vergankelijker wordt, is er groeiende aandacht voor levenlang leren. Het hoger onderwijs zelf is ook veranderd. Veel instituten hebben vanuit sociaalconstructivistische theorieën hun onderwijs aangepast op basis van een competentiegericht model. Hierdoor zijn studenten op verschillende momenten aan verschillen activiteiten bezig, hetgeen de studentpopulatie steeds heterogener maakt. Dit heeft als gevolg dat zij verschillende begeleidingsbehoeften hebben (Anderson, 2004). Dit leidt tot een verhoogde werkdruk voor docenten (Fox & MacKeogh, 2003). Ook zijn de studenten zelf veranderd. Een jonge generatie studenten die is opgegroeid met ICT als gegeven in hun dagelijks bestaan (Prensky, 2001), zijn gewend aan het feit dat informatie via het internet direct beschikbaar is en dat met iedereen onmiddellijk contact mogelijk is.

Theoretisch kader

Verschillende studies hebben oplossingen voor de hierboven beschreven problemen verkend. Peer-begeleiding, een vorm van begeleiding waarbij studenten elkaar begeleiden via samenwerkend leren (Griffin & Griffin, 1998), speelt een centrale en veelbelovende rol in deze onderzoeken. Peer-begeleiding kan een positief effect hebben op het leerproces en kennisconstructie (Fantuzzo, et al., 1989). Andere resultaten tonen aan dat studenten door peer-begeleiding gemotiveerder kunnen raken (Fantuzzo et al., 1989). In dezelfde studie vond Fantuzzo dat studenten zelf ook voordeel hebben van het optreden als begeleider. Het is daarom belangrijk dat studenten beide rollen op zich nemen. Er zijn geen eenduidige empirische gegevens over het verschil tussen peer-begeleiding en docentbegeleiding. Echter, in de meeste studies werden geen kwaliteitsverschillen gevonden. Annis (1983) vond zelfs dat peer-begeleiding kwalitatief beter was.

Belangrijkste probleem bij de invoering van peer-begeleiding is de vraag hoe geschikte peers (medestudenten) het beste aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Hiervoor dienen twee obstakels te worden overwonnen: een begeleidingsvraag van een student dient gerelateerd te worden aan de lesstof. Er moet dus duidelijk worden waar de vraag over gaat. Vervolgens moet worden vastgesteld welke medestudent het meest competent is om als peer op te treden (Van Rosmalen et al., in press). Beide obstakels kunnen met diverse ICTtoepassingen worden overwonnen. De inhoud van het verzoek zelf kan worden geanalyseerd met behulp van Latente Semantische Analyse (LSA) (Van Rosmalen et al., in press), een technologie die overeenkomsten tussen documenten berekent op basis van woordrelevantie en woordfrequenties (Van Bruggen et al., 2004). LSA kan tevens gebruikt worden om documenten van medestudenten, zoals papers, te analyseren om zo een match met de vraag te bewerkstelligen.

Een andere methode is gebaseerd op de aanname dat studenten vragen stellen over het cursusonderdeel waar ze op dat moment aan bezig zijn. Wanneer dit onderdeel bekend is, is de meest competente medestudent om de vraag te beantwoorden, hij die het onderdeel (op een bepaald niveau) afgerond heeft. Deze methode kan worden gebruikt in een cursus die uit vaste cursusonderdelen bestaat. Deze laatste optie is aanzienlijk minder complex dan het toepassen van LSA en kan bovendien eenvoudig gebruikt worden voor verschillende studiedomeinen zonder eerst de sleutelbegrippen van het domein in kaart te hoeven brengen.

Nadat studenten aan elkaar gekoppeld zijn, kan de daadwerkelijke peer-begeleiding plaatsvinden. Onderzoek naar feedback-timing toont aan dat ogenblikkelijk gegeven feedback in de meeste gevallen de voorkeur verdient (Kulik & Kulik, 1988). Ander onderzoek laat zien dat studenten elkaar al begeleiding geven via informele synchrone communicatiemedia zoals instant messaging (De Bakker, 2007), bijvoorbeeld MSN en Skype.

Het onderzoek

Op basis van bovenstaande overwegingen wordt in dit onderzoek de haalbaarheid van een systeem voor automatisch toegewezen peer-begeleiding via instant messaging getoetst, waarbij het matching-mechanisme gebaseerd is op studievoortgang. In de eerste fase van het onderzoek wilden we onderzoeken welke condities bepalen dat een systeem voor automatisch toegewezen peer-begeleiding via instant messaging wordt gewaardeerd als gebruiksvriendelijk, efficiënt en effectief. Op basis van eerdere studies naar dergelijke aspecten in vergelijkbare contexten (Van Rosmalen et al., in press), hebben we de volgende methode gekozen.

Een groep van 100 afstandsstudenten tussen de 25-55 die deelnam aan de cursus ‘Inleiding non-parametrische statistiek’ van de opleiding Psychologie aan de Open Universiteit Nederland, zou gebruik maken van het systeem als begeleidingsvorm. Contact met de docent was alleen mogelijk via het systeem, wanneer het matchingmechanisme geen geschikte medestudent opleverde. Na afloop van de cursus zouden de studenten een vragenlijst invullen over de gebruiksvriendelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van het systeem.

Resultaten

De studenten hebben het systeem tijdens de cursus nauwelijks gebruikt. Hieraan lijken een aantal contextuele aspecten ten grondslag te liggen. Het is dus van belang te achterhalen in welke specifieke contexten een dergelijk systeem wel kans van slagen heeft, aangezien we het beschikbaar maken ervan op basis van bovenstaande overwegingen wel degelijk nuttig achten. Om aanwijzingen

voor de contextuele aspecten te krijgen, verzamelen we op het moment via semi-gestructureerde interviews bij de studenten data hierover. De resultaten van deze interviews zijn beschikbaar tijdens de komende ORD.

Referenties

Anderson, T. (2004). Teaching in an online learning context. In T. Anderson & F. Elloumi (Eds.),

Theory and practice of online learning (pp. 271–294). Athabasca, New Zealand: Athabasca University.

Bakker, G. de (2007). Students and instant messaging: survey on current use and demands for higher education, ALT-J 15(2), 143-153.

Bruggen, J. van, Sloep, P., Van Rosmalen, P., Brouns, F., Vogten, H., Koper, R., Tattersall, C. (2004). Latent semantic analysis as a tool for learner positioning in learning networks for lifelong learning. In British Journal of Educational Technology, 35 (6), 729 – 738.

Fantuzzo, J.W., Dimeff, L.A., & Fox, S.L. (1989). Reciprocal peer tutoring: A multimodal assessment of effectiveness with college students. Teaching of Psychology, 16 (3), 133-135. Fox, S., & MacKeogh, K. (2003). Can e-learning promote higher-order learning without tutor

overload? Open Learning, 18(2), 121-134.

Griffin, M. M., & Griffin, B. W. (1998). An investigation of the effects of reciprocal peer tutoring on achievement, selfefficacy, and test anxiety. Contemporary Educational Psychology. 23, 298-311.

Kulik, J. A., & Kulik, C. C. (1988). Timing of feedback and verbal learning.Review of Educational

Research, 58(1), 79–97.

Prensky, M. (2001). Digital Natives, Digital Immigrants. On the horizon, 9(5).

Rosmalen, P. van, Sloep, P., Kester, L., Brouns, F., De Croock, M., Pannekeet, K. & Koper, R. (2008). A learner support model based on peer tutor selection. Journal of Computer Assisted

Learning, 24, 74-86.

Online ondersteuning door middel van automatisch geselecteerde medestudenten

Rosmalen, van, Peter Open Universiteit Nederland Sloep, Peter, Open Universiteit Nederland

Brouns, Francis, Open Universiteit Nederland

Docenten hebben een beperkte hoeveelheid tijd voor begeleiding. In dit artikel introduceren we een model dat het beantwoorden van vragen van studenten ondersteund door studenten automatisch te koppelen. De studenten worden automatisch geselecteerd met behulp van ‘Latente Semantische Analyse’ (LSA) op basis van de gestelde vraag. We bespreken het resultaat van een experiment waarin een prototype van het model door 100 studenten gedurende 8 weken gebruikt is.

Het model

In de hedendaagse studiecontext zijn studenten en zeker ‘lifelong learners’ geïnteresseerd in maatwerk, dat wil zeggen studeren op de tijd, plaats en snelheid die bij hen past en op basis van een studieprogramma dat rekening houdt met hun competenties en studiewensen. Het geven van begeleiding aan deze studenten op vragen zoals ‘met welk onderwerp kan ik beginnen’, ‘hoe verder’, ‘wat wordt er bedoeld met deze leerstof’ is arbeidsintensief. In dit artikel bespreken we hoe we een voorbeeld van een dergelijke begeleidingsvraag, in ons geval het beantwoorden van vragen die gerelateerd zijn aan de inhoud van de studie, proberen aan te pakken.

Een onderzoek naar verschillende manieren om vragen te beantwoorden, laat een breed spectrum van mogelijke oplossingen zien, variërend van groupware (bijvoorbeeld een forum), helpdesks, tot virtuele assistenten. Hiernaast hebben we ook gekeken (vanwege de mogelijkheid om automatisch het beantwoorden van vragen te ondersteunen) naar LSA (Landauer et al., 1998), een voorbeeld van taaltechnologie. Voor ons model (Van Rosmalen et al., 2008) hebben we gekozen voor de unieke combinatie van het inschakelen van een kleine groep studenten om het antwoord te geven, ondersteund door documenten, geselecteerd uit de cursus. De randvoorwaarden voor ons model zijn dat we een verzameling van cursusonderwerpen hebben en dat de voortgangsgegevens van de

studenten met betrekking tot deze onderwerpen bekend zijn. Het model zelf volgt de volgende stappen:

1. Een student stelt een vraag.