• No results found

ICT-basis, roulerend deel R&D en innovatie

In document Digitale ongelijkheid in Nederland (pagina 31-37)

Telecommunicatie en de wijze waarop huishoudens en bedrijven ICT gebruiken, vormen de kern van het thema ICT in deze publicatie. Deze onderwerpen komen jaarlijks aan bod. De cijfers zijn grotendeels afkomstig uit officiële, Europees geharmoniseerde jaarstatistieken. Het gedeelte van de publicatie dat R&D en innovatie behandelt, wisselt jaarlijks. De belangrijkste reden hiervoor is de tweejaarlijkse cyclus van de innovatie-enquête. Eens in de twee jaar voeren

alle EU-lidstaten op geharmoniseerde wijze een onderzoek uit naar innovatie: de ‘Community Innovation Survey’ (CIS). Zodra de uitkomsten van dit onderzoek beschikbaar zijn, komen ze in de publicatie aan bod. Dat betekent dat deze publicatie in even jaren de nationale cijfers over innovatie uitvoerig bespreekt. In de oneven jaren zijn ook de internationale uitkomsten van de CIS beschikbaar. De publicatiereeks bevat in oneven jaren een kort hoofdstuk over innovatie dat een internationale vergelijking centraal stelt. Het onderwerp R&D kent hierdoor ook een tweejaarlijkse cyclus. In de oneven jaren bevat deze reeks een uitgebreid hoofdstuk over R&D. In de even jaren komt het onderwerp R&D slechts summier aan bod. Nieuwe uitkomsten over R&D verschijnen overigens wel jaarlijks. Naast de genoemde onderwerpen heeft deze publicatiereeks ook aandacht voor het kennispotentieel in Nederland. Dit onderwerp komt samen met het gerelateerde thema R&D in de oneven jaren uitgebreid aan bod. In de even jaren vormt het onderwerp kennispotentieel geen deel van de publicatie. De afwisseling van onderwerpen resulteert in een publicatiereeks waarvan het accent in de oneven jaren ligt op kennisontwikkeling en in de even jaren op technologie en toepassing.

De publicatie behandelt de onderwerpen ICT, R&D en innovatie, en belicht de onderlinge samenhang. Dit komt tot uiting door specifieke aandacht voor de ICT- sector binnen de onderdelen over R&D en innovatie. Daarnaast beschrijft deze publicatie de wijze waarop R&D-intensieve bedrijfstakken ICT-gebruiken.

Leeswijzer

Het volgende deel geeft een korte beschrijving van de hoofdstukken in deze publicatie.

Hoofdstuk 2 behandelt de bijdrage van ICT aan de Nederlandse economie. Het hoofdstuk heeft als onderwerpen de ICT-sector en de Nederlandse economie, ICT-gerelateerde werkgelegenheid, ICT-bestedingen en internationale handel in ICT-goederen en -diensten.

Hoofdstuk 3 gaat in op de infrastructuur van telecommunicatie in Nederland. De verschillende paragrafen in dit hoofdstuk behandelen de belangrijkste diensten van de telecomsector: internet, telefonie en radio en televisie. Hoofdstuk 4 richt zich op huishoudens en personen. De eerste paragraaf inven- tariseert de ICT-voorzieningen. De tweede paragraaf geeft een overzicht van de

belangrijkste internetactiviteiten van Nederlanders. Hierbij komt ook de diversiteit van de activiteiten die zij op internet ondernemen aan de orde. Paragraaf drie gaat in op het gebruik van cloud computing. De paragraaf erna geeft informatie over online winkelen. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk gaat in op de computer- en internetvaardigheden van Nederlanders.

Hoofdstuk 5 bespreekt hoe bedrijven ICT toepassen. De eerste paragraaf beschrijft hoe het personeel van bedrijven ICT gebruikt. In de tweede paragraaf staat internet centraal: wat voor internetverbindingen hebben bedrijven en hoe gebruiken zij het web? De derde paragraaf in dit hoofdstuk besteedt aandacht aan elektronische facturering. Daarna volgt een paragraaf die ingaat op het gebruik van cloud com- puting door bedrijven. Het hoofdstuk besluit met een paragraaf over het thema e-commerce: elektronisch in- en verkopen.

Hoofdstuk 6 beschrijft het kennispotentieel dat in Nederland aanwezig is. De eerste paragraaf behandelt cijfers over deelnemers aan verschillende onderwijsniveaus en geslaagden per studierichting in Nederland. De tweede paragraaf gaat in op cijfers over inkomende en uitgaande studenten: buitenlandse studenten in Nederland en Nederlandse studenten in het buitenland. Daarnaast komen het opleidingsniveau van de beroepsbevolking en het aandeel van bèta- en ICT- studenten in het hoger onderwijs aan de orde. De slotparagraaf van dit hoofdstuk bespreekt het ICT-gebruik in het basis- en voorgezet onderwijs.

Hoofdstuk 7 over R&D beschrijft de investeringen in kennis; van belang voor innovatie en (ICT-) technologie. In verschillende paragrafen in dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan R&D in Nederland, bij bedrijven, in het hoger onderwijs en bij publieke researchinstellingen. Het hoofdstuk sluit af met een paragraaf die beschrijft in welke mate partijen R&D in Nederland financieren. Hoofdstuk 8 over innovatie beschrijft de uitkomsten van het recentste Europese onderzoek naar innovatie bij bedrijven, met als verslagperiode 2010–2012. Het hoofdstuk stelt een internationale vergelijking centraal. Het besteedt aandacht aan het aandeel innovatieve bedrijven, uitgesplitst naar technologische en niet- technologische innovatie.

Het afsluitende hoofdstuk van deze publicatie bevat enkele capita selecta. Dit betreft verdiepende bijdragen die nader ingaan op onderwerpen die ook elders in de publicatie aan bod komen. Soms betreft het echter een onderwerp waar het CBS geen cijfers en specifieke kennis over heeft, maar dat wel een nuttige bijdrage levert aan de beschrijving van de kenniseconomie. In deze editie is een bijdrage opgenomen over het onderzoek naar de topsectoren dat het CBS heeft

uitgevoerd. Daarnaast is er een paragraaf gewijd aan het ontstaan van ‘digitale ongelijkheid’ op internet. Ten slotte is er een bijdrage die ingaat op de verschillen in de manier waarop via een smartphone en via een tablet gebruik wordt gemaakt van internet, via websites en apps.

ICT en

economie

2.

ICT speelt een belangrijke rol in de Nederlandse economie, maar hoe groot is die rol? Wat is de bijdrage van de ICT-sector aan de Nederlandse economie? Welk deel van de werkenden in Nederland is ICT’er en wat zijn hun achter- grondkenmerken? En wat is het belang van ICT-producten voor de Nederlandse in- en uitvoer?

2.1 De ICT-sector en de Nederlandse

economie

De ICT-sector bestaat uit drie onderdelen: de ICT-industrie, groothandel in ICT- apparatuur en de ICT-dienstensector. De ICT-industrie omvat bedrijven die voor- namelijk informatie- en communicatieapparatuur ontwerpen en produceren. Tot de groothandel in ICT-apparatuur behoren bedrijven die handelen in com- puters, software en overige elektronica, zoals telecommunicatieapparatuur, waarbij in hoofdzaak geleverd wordt aan dealers en andere niet-eindgebruikers. De ICT-dienstensector bestaat uit bedrijven die het proces rondom elektronische informatieverwerking en communicatie ondersteunen. Zij maken bijvoorbeeld software of leveren advies.

2.1.1 Afbakening van de ICT-sector volgens SBI 2008

SBI 2008 Omschrijving activiteit ICT-industriesector

261 Vervaardiging van elektronische componenten en printplaten

262 Vervaardiging van computers en randapparatuur

263 Vervaardiging van communicatieapparatuur

264 Vervaardiging van consumentenelektronica

268 Vervaardiging van informatiedragers

Groothandel in ICT-apparatuur

4651 Groothandel in computers en software

4652 Groothandel in overige elektronica

ICT-dienstensector

582 Uitgeverijen van software

61 Telecommunicatie

62 IT-dienstverlening

631 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten; webportalen

951 Reparatie van computers en communicatieapparatuur

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft de ICT-sector exact gedefinieerd (tabel 2.1.1). De afbakening is in tabel 2.1.1 uitgedrukt in termen van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI 2008). Veel landen gebruiken deze definitie in hun statistische publicaties. Dit maakt het eenvoudiger om cijfers over de ICT-sector van verschillende landen met elkaar te vergelijken. Ook dit hoofdstuk gebruikt deze internationale definitie van de ICT-sector, tenzij anders vermeld is.

ICT-sector steeds groter onderdeel Nederlands

In document Digitale ongelijkheid in Nederland (pagina 31-37)