• No results found

Hypothesen: de oefensituatie van kinderen waar ze zaken uitproberen op basis van eerder geleerde principes en regels

Dia 52: indien onthaalouders niet naar dat max aantal kinderen evolueren dan doen zij een even goede kwaliteit

4. Hypothesen: de oefensituatie van kinderen waar ze zaken uitproberen op basis van eerder geleerde principes en regels

Met andere woorden, er is veel interactie.

Het is belangrijk om te balanceren tussen:

- Impliciet en expliciet leren:

o Impliciet leren: de alledaagse dingen.

o Expliciet leren: taal via boeken, spelletjes, opdrachten…

Wat wordt aangeboden.

10

- Initiatief van de leerkracht en initiatief van het kind. Wanneer leerkrachten hierin geen goede balans kunnen vinden dan riskeren ze de vraag of het betekenisvol voor de kinderen uit het oog te verliezen, waardoor zij hun actieve betrokkenheid van de taak verliezen.

(!) Belangrijk dat de thuistaal van de anderstalige/meertalige kinderen gewaardeerd worden. De thuistaal is een expliciet deel van de identiteit en het waarderen van deze thuistaal is een kwestie van loyaliteit tegenover het gezin. Wanneer het kleuteronderwijs dit bewust zal negeren, de boodschap is dat zij hun thuistaal en cultuur moeten achterlaten aan de schoolpoort, dan laten kleuters een belangrijk deel van hun identiteit achter.

Functioneel meertalig leren: de taalrepertoire van het kind wordt functioneel ingezet en geïntegreerd om de gekregen instructies beter te begrijpen.

Zie dia 55 voor de samenvatting (criteria!)

7.4.4. Onderzoeksresultaten: hoe zien de leerkansen eruit?

Taal en leren komen niet vanzelf tot stand in de kleuterklas.

Het onderzoek toont aan het organiseren van een taalrijke omgeving in de instapklas niet evident is.

Er zijn twee knelpunten, namelijk:

7.4.4.1. Kwaliteit en kwantiteit van talige interacties is laag

Wat is de conclusie? Er zijn heel weinig alsook weinig kwaliteitsvolle individuele interacties.

7.4.4.2. Organisatie, context en klaspraktijk

In het merendeel van de Vlaamse kleuterscholen, stappen kinderen relatief in grote leeftijd homogene groepen. Hierdoor ontstaat er drukte.

KWANTITEIT

(weinig taalproductie) KWALITEIT

“Wie is aan het woord tegen wie?”

Juf tegen kind → kind tegen juf → kind tegen kind → juf tegen juf → geen taal Op niveau van de klas worden de meeste interacties gestuurd door de juf. Zij zijn het vaakst aan het woord.

Uit onderzoek blijkt dat heel wat juffen de gehele groep aanspreken, vaak aan de hand van liedjes, maar specifiek kijkend naar de focuskinderen ziet men dat zij slechts 0 tot 4 keer individueel in interactie treed met de juf.

In plaats van stimulatie om in interactie te treden, worden kinderen gestimuleerd om stil te zijn en te luisteren naar de juf.

Gevolg? Kansen worden ontnomen om voor elkaar te zorgen of van elkaar iets te leren.

(!) Als leerkracht moet men net de ruimte geven aan kinderen om deze individuele interacties aan te gaan.

“Individuele taaluitingen van de leerkracht naar het kind.”

Naast de hoeveelheid taaluitingen, is ook de kwaliteit ervan aan de lage kant.

- Taalaanbod: heel wat gesloten vragen waardoor het kind niet veel kansen krijgt om taal te produceren.

- Er is een selectieve aandacht voor de thuistaal. Zie ppt voor voorbeeld.

Tijdens het vrij spel zijn er meer talige interacties. Dit heeft te maken met hetgeen er in de klassen gebeurd. Als men met hoeken werkt, is er vaak een hoek waar de leerkracht een individuele activiteit

begeleidt (bv: knutselen).

(!) dit ware korte interacties van de leerkracht naar het kind.

Pagina van 59 85

Bij grote groepen ontstaat er heel wat drukte en lawaai, deze zorgen voor meer

instructietaal (bv: bij activiteiten zoals het maken van de boekentas) en minder interactie.

Daarnaast zorgt de drukte voor het in stand houden van de ongelijkheid in het onderwijs.

Kinderen moeten verbaal sterk zijn om boven de drukte te komen om op die manier een taalrijke interactie te eisen met de leerkracht.

De wachttijd tussen de verschillende activiteiten is vaak te lang. Voornamelijk de wachttijd tijdens het middageten is lang. Bijvoorbeeld: wanneer Piet klaar is met eten, moet hij nog minstens 30 minuten wachten tot wanneer het laatste kind klaar is.

Wat is de conclusie? Door de drukte en de wachtmomenten ontstaan er heel wat conflicten, minder interactie alsook een lage betrokkenheid.

7.4.5. Slotbeschouwingen

Ondanks de grote focus op taal en leren, is het niet vanzelfsprekend dat er daadwerkelijk veel zinvolle leerkansen georganiseerd worden voor alle kleuters.

Hoe het kleuteronderwijs is georganiseerd, heeft onbedoeld een invloed op zowel de leerkansen alsook ervaringen van de kinderen. Deze invloed is voornamelijk nadelig voor de kinderen met een lage SES.

Vooral door de grote groepen, de drukte, de vele tussenmomenten blijft er weinig ruimte over voor de kinderen die om de één of andere reden meer zorg nodig hebben. Deze kinderen worden vaak ondergestimuleerd/overgeslagen en moeten zich beroepen op de eigen zelfstandigheid. Het is dan aan hun om op eigen houtje de structuur te leren kennen en interactiemomenten met de juf op te eisen.

Het belang van het kleuteronderwijs vraagt continu aandacht voor de kwaliteit ervan. Met andere woorden, het is noodzakelijk om de pedagogiek te herorganiseren vanuit het kindperspectief zelf.

Hoe kan men de speeltijd herwerken zodanig dat de speeltijd niet meer als rest-moment gezien wordt maar als een waardevol moment dat zeer zinvol kan zijn?

Structurele problemen moeten ook voorbij gaan over wat er in de klas gebeurt. Er moet oog zijn voor de continuïteit.

7.4.6. Reflectievraag:

“Elke kleuter moet zoveel en zo vroeg mogelijk deelnemen aan het kleuteronderwijs in Vlaanderen!”

! Formuleer een genuanceerde en persoonlijke visie op deze stelling.