• No results found

Hulp van andere instanties

In document Zorgmijders, hoe ga je daar mee om? (pagina 33-35)

Hoofdstuk 4: Maatschappelijk kader

4.3 Centrale begrippen

5.1.6 Hulp van andere instanties

Habeko wonen draagt een zaak over aan de deurwaarder als het gaat om een

huurachterstand. Van de 17 huishoudens met huurachterstand is 10 keer de deurwaarder betrokken geweest bij de zaak. GGD meldpunt zorg en overlast wordt ingeschakeld als de deurwaarder, namens Habeko wonen, ontruiming en ontbinding verzoekt bij de

kantonrechter. De huurder heeft, zoals al eerder hiervoor aangegeven, drie of meer maanden huurachterstand. In het convenant ‘Voorkoming van huisuitzetting’ staat beschreven dat de GGD ingeschakeld moet worden. GGD meldpunt zorg en overlast bekijkt wat er nog mogelijk is om de ontruiming te voorkomen. De GGD schakelt andere partijen in die de zorgmijder mogelijk kunnen helpen.

Als de zorgmijder een huurachterstand heeft, kan de zorgmijder onder bewind worden gesteld. Uit onderzoek blijkt dat dit niet altijd afdoende is. De contactpersoon van de zorgmijder zet zich niet voldoende in om samen de betalingsachterstanden in te lopen. De zorgmijder blijft ondanks deze hulp toch nog in de problemen zitten.

Uit de dossiers is niet altijd duidelijk op te maken wanneer de hulp van andere instanties is ingeschakeld. In de meeste gevallen loopt een dergelijke procedure via de GGD. Zij is de coördinator en draagt er zorg voor dat de juiste instantie betrokken raakt bij het probleem.

8 huishoudens hebben 1 of meerdere kinderen. Als het niet goed gaat met de kinderen wordt Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. Bij een vermoeden van kindermishandeling volgt een zogenaamde AMK melding. Dit is een melding bij de instantie ‘Veilig thuis’. Bij deze instantie kan je aangeven dat er een vermoeden bestaat dat in huiselijke kring

mishandeling plaatsvindt. Bij twee gezinnen is ook een jeugdzorgwerker, gezinsvoogd en Stichting MEE ingeschakeld. Zij begeleiden het gezin en proberen de problemen op te lossen.

5.1.7 Conclusie

Zoals in hoofdstuk 1 is beschreven veronderstelde Habeko wonen dat zorgmijders voornamelijk alleenstaande huurders zijn die van buiten de dorpskernen van Habeko wonen komen. De zorgmijders blijken hoofdzakelijk een uitkering te ontvangen.

Ongeveer 1% van de huishoudens, die bij Habeko wonen huurt, is zorgmijder. Doordat het percentage laag is, kunnen er geen bindende uitspraken gedaan worden. Uit de

bestudering van de onderzoeken blijkt dat de groep zorgmijders divers is. Een aantal zaken komt meer aan bod dan andere. In het totaal zijn er 22 huishoudens, waarvan er 17 alleenstaande zorgmijders zijn. De zorgmijders hebben voornamelijk een huurachterstand bij Habeko wonen (11 huishoudens).

Daarnaast hebben 14 huishoudens een uitkering als inkomstenbron. De grootste groep zorgmijders (15 huishoudens) heeft eerder een woning van Habeko wonen gehuurd. Het antwoord op de deelvraag

Op welke wijze worden de zorgmijders met een huurachterstand of die overlast

veroorzaken door de medewerkers van afdeling wonen van Habeko wonen herkend en benaderd?

De medewerkers van Habeko wonen herkennen een zorgmijder aan bepaalde gedragingen. De zorgmijder neemt bijna nooit contact met de corporatie op als er bijvoorbeeld financiële problemen zijn. Er wordt niet gereageerd op brieven, e-mails, initiatieven tot huisbezoeken en telefonische oproepen. De zorgmijder vertoont dus ontwijkend gedrag.

Een ander kenmerk is dat een zorgmijder een verwaarloosde indruk maakt. De zorgmijder ziet er niet goed uit. Het huis en de tuin kunnen ook dezelfde indruk geven. Ten slotte kunnen er signalen van buitenaf komen. De buren en familie benaderen Habeko wonen en uiten hun zorgen over de zorgmijder.

De medewerkers van Habeko wonen communiceren voornamelijk door middel van brieven. Dit kan via de contactpersoon gaan of rechtsreeks met de zorgmijder.

Als er geen reactie volgt op de brieven, wordt er telefonisch contact gezocht. Er worden weinig huisbezoeken afgelegd.

De medewerkers communiceren voornamelijk per brief omdat dit noodzakelijk is als er bijvoorbeeld een ontruimingsvonnis aangevraagd wordt (bewijslast).

Indien een medewerker de situatie van de zorgmijder niet vertrouwd, meldt zij dit bij GGD. Deze instantie onderzoekt de situatie verder.

5.2 Deelvraag 2

Op welke wijze hebben de betrokken instanties hulp verleend aan de zorgmijders en hoe is er samengewerkt tussen de verschillende instanties?

Deze deelvraag is beantwoord aan de hand van half-gestructureerde interviews.

Daarnaast zijn de notulen van het zorgnetwerkoverleg bestudeerd. Door interviews af te nemen is er een duidelijk beeld ontstaan van de werkzaamheden van de verschillende instanties. Ook is onderzocht hoe de samenwerking verloopt tussen de verschillende instanties en of er verbeterpunten zijn.

De respondenten zijn GGD meldpunt zorg & overlast, GGZ Rivierduinen, de wijkagenten in de kernen van Habeko wonen, Tom in de buurt en drie medewerkers van de afdeling wonen van Habeko wonen. De interviews zijn opgenomen in bijlage 5. De 7

geïnterviewden worden respondenten genoemd.

In deze deelvraag worden eerst de notulen toegelicht. Daarna wordt beschreven hoe er samengewerkt is tussen de instanties en tot slot is beschreven hoe de instanties de zorgmijder benaderen.

5.2.1 Notulen

Voor het beantwoorden van deze deelvraag zijn de notulen tot twee jaar terug

bestudeerd. Uit de notulen blijkt dat niet alle afspraken concreet worden gemaakt. Een afspraak kan bijvoorbeeld zijn dat de GGZ uitzoekt of de zorgmijder als eerder hulp heeft ontvangen. Een instantie krijgt een opdracht tot hulpverlening, maar er wordt geen deadline genoemd wanneer de overige instanties de gewenste informatie ontvangen moeten hebben. Uiteindelijk worden de afspraken nagekomen en krijgen de overige instanties de benodigde informatie. Uit de notulen komt niet duidelijk naar voren wat de vervolgacties zijn als een instantie de benodigde informatie heeft opgezocht. Het is mij niet duidelijk hoe de hulpverlenende organisaties de zorgmijder van dienst zijn met zijn behoefte aan hulp.

Zoals een medewerker van Habeko wonen zei: ‘‘Je moet de mensen niet zielig vinden. Ze zijn niet altijd zielig, maar ze kunnen wel een zielige achtergrond hebben.’’

5.2.2 De instanties van het zorgnetwerkoverleg Alpen aan den Rijn

In document Zorgmijders, hoe ga je daar mee om? (pagina 33-35)